Wat we nog kunnen overwegen is een marxisme waarbij we de passage centraal stellen. Hoe kunnen we overgaan van een bestaan waarop het anarchisme nog is beperkt door eigendom en consumptie? Moeten we niet consequent zijn, of de durf hebben voorbij de eigendom te denken? We zullen ook wel moeten, want ongetwijfeld is de eigendom een factor van jewelste bij de polarisatie die ons parten speelt, en bij een paar andere grote problemen. We moeten zicht krijgen op de situatie waarin we zitten om te weten welke houding we kunnen innemen, de ethische vraag bij uitstek. Kortom, in welke passage bevinden we ons?
De kwestie is te complex om even te behandelen, maar het aardige van Agamben is dat hij in 1990 een aantal korte stukjes publiceerde onder de naam The coming community. Daarin legt hij met schijnbare nonchalance een paar kernbegrippen voor ons neer, die hij later uitwerkt. Een tamelijk spectaculair stukje gaat over de 'Dim stockings', een reclamespotje uit de jaren zeventig van lingeriewinkel Dim, waarin een paar meiden een blij dansje uitvoeren met hun prachtige kousen rond hun prachtige benen. Onze aandacht is getrokken.
Waarvoor maakt Agamben precies reclame? Met zijn filosofische stukje zal hij de kracht van het filmpje niet benaderen, laat staan overtreffen. Als anarchie niet meer is dan de situatie waarin we ons bevinden, dan kunnen we ook gewoon naar dat filmpje kijken, bijvoorbeeld via deze link. Agamben stuurt met enkele opmerkingen onze blik naar de asymmetrie van het dansen. De meisjes dansen op een muziekje, maar niet synchroon. Ze maken hun eigen bewegingen. Zo kun je gaan denken dat het individuen zijn, met een eigen wil. Dat is natuurlijk fake. Het gaat niet om hun geest, maar om hun lichaam. Hun spontane bewegingen ontstaan op eenzelfde muziekje. En de beelden zijn duidelijk gemonteerd. Eerst hebben de meisjes afzonderlijk gedanst, in de montage zijn ze naast elkaar gezet.
Agamben koppelt deze benadering vervolgens terug naar een logica die hij ontleent aan de scholastiek, en samenvat met de term quodlibet, 'wat dan ook', 'whatever': quodlibet ens est unum, verum, bonum seu perfectum. 'Het zijnde wat dan ook is een, waar, goed of perfect.' Nu valt dit zinnetje makkelijk te projecteren op dat leuke filmpje, en op die manier is het ook niet moeilijk om anarchist te worden. Maar er zal wel weer ergens een addertje onder het gras zitten. We zitten immers in de filosofie, en het minste is dat je dan ergens doorheen moet, er duikt altijd wel een aporie of een passage op.
Wat we onder onze ogen zien verpulveren is de individualiteit. Deze notie is erg belangrijk voor iemand die de samenleving wil baseren op het eigendom, dat behoeft geen nadere uitleg. Onze premier zei deze week nog tegen Wilders dat je niet van een Marokkanenprobleem mag spreken, we gaan in ons recht uit van het individu en rekenen dat niet af op de groep waartoe hij of zij behoort. Maar we hebben ook te maken met beeldvorming, met nieuws, montage, techniek. De individuen worden onder eenzelfde muziekje naast elkaar gezet. Het individu wordt whatever, quodlibet.
Nu hoeft dat niet iets negatiefs te zijn. Sterker nog, de argumentatie van Agamben is gericht op de positieve inzet die in de Latijnse term quodlibet wel hoorbaar is, maar in onze weergaven meestal verloren gaat. Libet betekent: het belieft, het behaagt. Aan de basis van de scholastische ethiek ligt de liefde tot alles en iedereen, en wel zoals hij is. Er is wil, liefde, verlangen in het spel. Daarbij draait het niet om eigenschappen, wat of wie de ander is kunnen we niet vatten met termen als eigenschappen of identiteit, maar met deze zelfde term quodlibet. We houden van de ander niet op een manier dat het niet uitmaakt, maar dat het altijd uitmaakt. We bevinden ons dus nog steeds binnen het differentiedenken, en dat is ook de reden waarom Agamben niet zomaar meegaat met de term 'indifferentie', zoals bijvoorbeeld William Watkin wel doet. Differentie houdt niet in dat we beeld, lichaam en geest zo scherp mogelijk moeten onderscheiden, maar dat we ze proberen samen te denken rond hun gelijkenis. Dit klinkt theologisch, 'naar Zijn beeld en gelijkenis', en is in zekere zin ook zo bedoeld. Het lichaam is onze natuur in de zin van lijkend op onszelf.
Dit addertje onder het gras, het verdwijnen van de individualiteit, leidt ons dus niet in een onoplosbare aporie, maar opent de passage naar een andere visie op de coming community. We zaten verstrikt in de aporieën van de verhouding tussen individu en gemeenschap. Nu kunnen we, dankzij de techniek en dankzij de commercie, het quodlibet volgen, het houden van de ander zoals hij of zij is, en wel elke ander. Mooier kan haast niet.
Een vervelender addertje ligt ons nochtans achter dit spektakel op te wachten. De techniek heeft geen betrekking op het lichaam, maar op het beeld van het lichaam. Er is geen contact tussen dat beeld en het werkelijke lichaam. Daarin zou Agamben dus ook van mening verschillen met bijvoorbeeld Mikhail Epstein, die via een uitgebreide semiotiek een perfectionering van het lichaam voorstaat, zodat we dit contact alsnog tot stand brengen. Het lichaam, aldus Agamben, is achter die beeldvorming zijn eigen weg gegaan. Het zijn evengoed de lijkenstapels van Auschwitz en de lichamen in de verongelukte auto's op onze snelwegen.
We moeten beeld en lichaam dus wel bij elkaar brengen, maar mogen niet blijven steken in beelden waarbij de gelijkenis verloren gaat:
To appropriate the historic transformations of human nature that capitalism wants to limit to the spectacle, to link together image and body in a space where they can no longer be separated, and thus to forge the whatever body, whose physis is resemblance - this is the good that humanity must learn how to wrest from commodities in their decline. Advertising and pornography, which escort the commodity to the grave like hired mourners, are the unknowing midwives of this new body of humanity. (p.49)Wat mij ook na lezing van Agamben blijft intrigeren is de rol van die ezeltjes in het Dim-filmpje, die met de meisjes op hun rug kriskras door elkaar lopen. Natuurlijk zal Agamben hier in het voorbijgaan aan hebben gedacht, met zijn schijnbare nonchalance. De verspreiding van pornografie in de negentiende eeuw creëerde een lichaam dat 'neither an image of the divinity nor an animal form' was. Maar later, in The unspeakable girl, herinnert Agamben aan het Griekse mysterieritueel, en dat de Grieken de mens juist wel voorstelden naar het beeld van de goden en de dieren. De grenzen worden in de mythes en beelden vervaagd. Deze traditie wordt dus door de pornografie geconserveerd en onder het christelijke humanisme voorbereid op de posthumanistische toekomst.
Maar kwam juist de verlosser zelf niet ook op een ezel Jeruzalem binnenrijden? Is dus het humanisme niet zelf uitstekend in staat om zich op de rug van het dier naar de toekomst te laten dragen? Als je wat beter kijkt duiken er bij alle mensbeelden wel ergens dieren op. Onze addertjes onder het gras zou je in die zin als symbolen kunnen beschouwen. Al in het paradijs dook een slang op die de zondeval en daarmee de verlossing voorbereidde.
Het marxisme van Agamben, kort samengevat, bestaat vooral in het nadenken over de ruimte waarbinnen we kunnen samendenken wat door het kapitalisme uiteen wordt gedreven. We houden van de mens zoals zhij is, en hebben dus nog een lange weg te gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten