Tarkovski regisseerde zijn laatste film Het offer toen hij zelf al terminaal was. Gisteren liepen Maarten en ik door de mooie expo aan het IJ en bleven bij elk scherm roerloos zitten. Het verschil met de bioscoopervaring was dat je nu na vijf minuten ongestraft kon opstaan. De film is gebaseerd op de fascinatie voor het scherm waardoor je de tijd vergeet. Jouw tijd is nu alleen nog maar die filmtijd.
Tarkovski is ook hartstochtelijk die mening toegedaan, die we nog kennen van Deleuze, de image-temps. Er zijn meer overeenkomsten. Beiden nemen afstand van de semiotiek. Film is geen taal of grammatica, maar verloopt via beelden, bewegingen, emoties. Ook gaat het in de film om de ethiek. Die moeten we niet opvatten als het volgen van verbale regels, zoals Kieslowski wel suggereerde met zijn Tien Geboden. Ethiek houdt in dat je de mogelijkheden in jezelf ontdekt, de mogelijkheden die veelal verborgen liggen onder de oppervlakte, en wat Deleuze het 'virtuele' noemt.
Het gaat dus eerder om de verkenning van het innerlijk, dat door de film wordt belicht, of zelfs ontstaat als een soort receptakel van dat licht. Het is dus belangrijk dat we wel blijven zitten. We moeten die film zelf worden, en worden zo de mensen die we zijn, namelijk mensen die altijd in wording zijn, vrije mensen.
Een nogal banale stem in mijzelf zegt nu dat het echte offer dat van de bezoeker is die zichzelf dwingt om de hele film uit te zitten. Inderdaad zit er - op een iets minder banaal niveau - iets dwangmatigs in de beweging van de personages bij Tarkovski. Daar gaat de Russische dichter Gortsjakov voor de zoveelste keer door dat vulkanische zwembad met zijn kaarsje, en nu maar hopen dat het niet dooft. En als ik acteur Erland Josephson zie, denk ik meteen hoe hij in Nostalghia zichzelf in Rome in brand steekt, en in Het offer zijn huis. De Russische dichter sprong kennelijk in de brand, figuurlijk dan, voor Domenico (Josephson), en die weer voor de hele wereld, op het moment dat tot hem doordringt dat die hele wereld naar de knoppen aan het gaan is.
Als we naar een film van Tarkovski kijken, zou je dat dan kunnen zien als iets soortgelijks? Is het onze daad, ons zelfoffer waarmee we in de brand springen voor Tarkovski?
Dat valt me toch wel moeilijk. Toen we door de exit-deur naar buiten liepen, trof ons allereerst het prachtige uitzicht over het IJ dat fel schitterde in de septemberzon. Het was vast een signaal van de heilige Tarkovski zelf om ons duidelijk te maken dat we uit de kosmos steeds weer terugkeren naar de prachtige aarde waarvan we ons niet kunnen losmaken.
En daar hebben we dan toch een verschilpuntje te pakken met Deleuze. Die gaat ervan uit dat we de aarde hebben verlaten en dat nu de kosmos ons thuis is. De aarde is met terugwerkende kracht de plaats waar we deterritorialiseren, en Amerika is qua cultuur onze bestemming. Tarkovski probeert daar, hoe naïef misschien ook, weerstand aan te bieden. Daarom zal zijn dichter nooit aarden in Italië en koestert hij zijn nostalghia, let wel: gespeld met een -h- zodat het net niet het Italiaanse woord is, maar het Russische woord, althans bij benadering, want niet in cyrillische letters.
Ergens zegt filosoof Jean-Luc Nancy dat hij niet voor de ban kiest, omdat die hem nog te mooi lijkt. Schoonheid heeft inderdaad een verdachte geur om zich heen. Zelfs als het vuur in de films van Tarkovski verschijnt, is het meteen ook een mooie fik. Beethoven gaat meteen klinken, en we gaan de aarde waarderen als een plaats waar plantjes mooi bewegen in het stromende water. Misschien moeten we dus nog een stap verder gaan voor onze ethiek, en die schoonheid achter ons laten.
Zouden we dit nog kunnen doen met Tarkovski? Bijvoorbeeld door anders naar zijn films te kijken, waardoor het niet de iconen van Roeblev zijn, maar bijvoorbeeld stromend water?
Misschien was dat juist de twijfel die ons als bezoekers van de expositie overviel, daar aan het IJ. Je ziet het water stromen, en na enige tijd wil je weg, naar buiten, waar je mede dankzij die film de schitteringen in het werkelijke IJ ziet. Maar dan hebben we de kans gemist om juist die onderdompeling te ondergaan in de duur van die film, waarbij ook een zekere hardheid hoort, de hardheid van de iconen, van de houten planken of muren waarop ze zijn geschilderd.
In termen van Nancy: we staan voor de beelden van Lascaux, en de schildering is een laagje dat de hardheid van de muur niet opheft, maar verdiept.
Wie zich stoot aan Tarkovski, met zijn onbuigzame oordelen en meningen, met zijn veeleisendheid en de lengte en traagheid van zijn films, die heeft het dus op een bepaalde manier goed begrepen. Daar moeten we denkelijk het offer zoeken dat we zijn, en dat ons terugstoot.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten