vrijdag 29 december 2023

De armoede van het Engels volgens Beckett

Engels is het nieuwe Latijn, vertel ik aan onze brugklassers om de functie van het oude Latijn uit te leggen. In diezelfde beweging ook de functie van het nieuwe Engels. Het is de lingua franca, de taal zoals destijds die van de Franken die het mogelijk maakte om relaties te onderhouden met de mensen in het buitenland. Geen probleem voor ons als de buitenlanders net zo slecht Engels spreken als jijzelf, dat maakt de gesprekken juist relaxter.

De grote Ierse schrijver Samuel Beckett (1906-1989), toch een native speaker, had zo zijn bedenkingen tegen het Engels. Toen ik dit las, voelde ik me al wat minder relaxed. Een houding die dan wel weer bij Beckett past. Zoals ik in mijn vorige blog ontdekte, zoeken zijn personages steeds naar een houding, waarbij steeds het voorbeeld van Belacqua opduikt. Hij zit (bij Dante) in de foetushouding te wachten op de stem van God tot hij vanuit de hel het vagevuur mag betreden. Foetushouding, maar allerminst op zijn gemak. Misschien wordt bij Dante dat ongemak wel weerspiegeld in de keuze van zijn taal, het Toscaans. Zijn lezers dachten nog in het Latijn.

Nu krijgt ook de betekenis van het Engels een nieuwe draai. Beckett probeert hierover na te denken in een vroeg essay, zijn eerste publicatie (zie via deze link de vorm waarin ik het las). Hij assisteert zijn mentor en vriend James Joyce die dan schrijft aan zijn 'work in progress', wat later Finnegans wake zal heten, en is ook daar al op zoek naar een eigen houding. Daar ook komt hij terug op de betekenis van het Engels in verhouding tot Dante.

Het probleem waar de lezers van Joyce mee zitten, is dat ze in de abstractie zitten zonder dat door te hebben. Ze lezen Engels zoals de middeleeuwse lezers Latijn lazen, de taal van de metafysica. Zo kun je op het idee komen dat Ulysses of Finnegans wake gigantische kruiswoordpuzzels zijn die je met behulp van commentaren moet ontcijferen. Daartegenover heb je weer lezers die zich niet bekommeren om de betekenis en die uit de taal wegfilteren. Beide groepen begrijpen niet dat vorm en inhoud onscheidbaar zijn. We moeten Joyce weer gaan lezen als poëzie, literatuur, waarbij de zintuiglijke waarneming ons leidt naar de betekenis.

Beckett gaat nog een stap verder in zijn diagnose. Het Engels, zegt hij, is een sophisticated language. En dat bedoelt hij niet positief. En hoe ongeloofwaardig dit ook voor ons zal zijn, 'Mr. Joyce has desophisticated language.' Onze verhouding tot zijn moeilijke, ondoorgrondelijke taal heeft te maken met een eigenschap van het Engels die niet alleen werkt voor de non-natives maar ook voor de natives zoals Beckett zelf. Zij zitten met een probleem dat vergelijkbaar is met de Latijn-denkende Dante. Nog erger, wij kunnen nog gewoon omschakelen naar onze volkstaal als we minder sophisticated willen lezen, voor native speakers is dit een stuk lastiger. Ze moeten de volkstaal als het ware zelf uitvinden, en dat is wat Joyce en Beckett elk op hun eigen manier doen. Joyce doordat hij de talen combineert in Finnegans wake, Beckett doordat hij vaak in het Frans gaat schrijven. De barokke stijl van Joyce tegenover de gepureerde stijl van Beckett.

De sfeer van Dante waarin de beroemde schrijvers liefst ronddwalen is het vagevuur, het Purgatorio. De wezens, legt Becket uit, zijn hier 'gedeeltelijk gepureerd', partially purged. Hier zou je je conclusies kunnen trekken, die ik in mijn vorige blog al graag trok, namelijk dat de wachtende Belacqua hier eigenlijk al toegelaten is tot het vagevuur, en de stem van God al moet hebben geklonken. Maar we mogen hier niet helemaal kijken met de ogen van Dante. Bij hem is een stap naar boven ook echt een stap naar boven, voorwaarts. Bij Joyce wordt het vagevuur verbeeld alsof er geen hel en hemel zijn. De deels gepureerde wezens dwalen rond, en - zoals gezegd - elke stap voorwaarts is tegelijk ook een stap terug. De wezens bewegen in kringetjes.

Beloning en straf horen bij hemel en hel. Hier in het purgatorium gelden andere regels. Er vinden erupties plaats, die weerstand uitlokken. Dit zijn stimuli die de kat achter zijn staart aan laten rennen, 'simply a series of stimulants to enable the kitten to catch its tail'. Je wordt dus in beweging gehouden en bent niet in staat om die foetushouding van Belacqua in te nemen, zou ik (opnieuw) concluderen.

Mag Joyce zomaar zijn wereldbeeld aanpassen, door hel en hemel weg te denken? Ja, zou ik zeggen, dat mag sinds Giambattista Vico (1668-1748), de beroemde filoloog uit Napels. Iets is waar als het is bedacht of gemaakt, kortweg verum factum. Het staat Joyce vrij om zijn vagevuur zo in te richten als hij het zelf bedenkt of maakt, want hij is de dichter. Daarmee onderscheiden Joyce en Vico zich van de scholastiek, volgens welke de mens afhankelijk is van Gods genade, en van de andere, beroemdere grondlegger van de moderne wetenschap, Descartes, volgens wie de mens de rationele wetten kan ontdekken die in zijn geest geschreven staan.

Zo gezegd lijkt het of we met Joyce zijn overgeleverd aan de grillen van het individu. Dat is deels wel waar, maar Beckett slooft zich uit om Vico te volgen in zijn uitleg van het individu. Vico verenigde zijn opvatting van het creatieve individu met een cyclische geschiedenisopvatting. We doorlopen verschillende fasen: 1) donder 2) religie 3) samenleving 3a) in grotten b) stad c) democratie d) anarchie e) monarchie f) wederzijdse destructie waaruit weer nieuwe sociale verbanden oprijzen als Fenix uit de as. Deze zesvoudige ontplooiing van menselijke samenlevingsvormen correspondeert met zes menselijke emoties die door zes historische individuen worden belichaamd. Dit ziet er allemaal weer nogal uit als progressie en tegelijk als tamelijk grillig en willekeurig. Maar de crux hiervan, legt Beckett uit, is dat individuen de geschiedenis in beweging houden via een meestal onbewuste voorgeordende cycliciteit. Vico noemt dit Goddelijke Voorzienigheid, en Beckett vermoedt dat hij hierbij zijn tongue in cheek zal hebben gehouden.

Het gaat nu even niet om die geschiedenisopvatting als zodanig, daar kun je van alles op aanmerken, belangrijker is dat we poëzie en literatuur kunnen zien als individuele creaties, maar niet zonder ze tegelijk te zien als manifestaties van historische ordeningen. Dat geldt ook voor de metafysica, maar literatuur is daarvan de antithese. We zijn met deze opvatting vertrouwd via Agamben, en ik zie hier een belangrijker raakpunt dan in de dominante plaats van het individu, waarbij we tegelijk moeten bedenken dat Agamben zijn sociale filosofie van de multitudo terugvoert op Dante en de Arabische filosofen, en dat meerdere raakvlakken met Beckett kunnen worden voorzien. Dat blijkt meteen al wanneer Beckett Dante citeert: 'Donne, ch' avete intelletto d'amore', waarbij ik maar even verwijs naar een boekje van Agamben (via deze link). Literatuur is evengoed als filosofie een manier om dingen te begrijpen, maar emoties en zintuigen spelen daarin een veel belangrijkere rol. Dat past overigens goed bij de scholastiek, die stelt dat iets niet in het intellect kan zijn voordat het niet eerst in de zintuigen was. Maar waar de filosofie de zintuigelijke kanten van de taal zoveel mogelijk probeert te beperken, treden die in de literatuur juist op de voorgrond.

Het Engels, zegt Beckett, is minder geschikt om die zintuiglijke aspecten voor de betekenis mee te nemen. Als Engelsen het hebben over intenders (in navolging van Augustinus) als de essentie van de taal (je drukt uit wat je bedoelt), dan lijkt het te gaan om een puur intellectuele operatie. Als Italianen zeggen ho inteso (ik heb het begrepen), dan houdt dat het midden tussen ho udito (ik heb het gehoord) en ho capito (ik heb het begrepen), en past daar misschien beter het Engelse (Latijnse) woord apprehension bij. In ander verband wijst Beckett op de armoede van het woord doubt, dat veel minder goed dan het Duitse Zweifel uitdrukt dat er twee zaken zijn waartussen je heen en weer wordt geslingerd.

Een native speaker die wijst op de armoede van het Engels, het blijft een paradoxale zaak voor iemand zoals ik die altijd zoveel moeite had met Engels. Ik ben bereid Beckett onmiddellijk te geloven, zeker als hij het zo welbespraakt in het Engels formuleert. Zou Beckett hier niet ook zijn tongue in cheek houden? We zouden dan aanlopen tegen de superioriteit van de Engelsen waarin de Ieren dankzij hun taal ook delen, en die voor ons tot op zekere hoogte altijd het privilege van het geheim symboliseert. Kan ook zijn dat Beckett via zijn uitleg een bepaald soort politiek verzet tegen de dominantie van het protestantse Engeland naar voren brengt, een verzet dat hij in de laatste zinnen van zijn essay naar voren schuift als een van de stimulansen die de kat achter zijn staart laat aanrennen.

Zoals gezegd, ik probeer in mijn blogs steeds een klein stapje te zetten, en ben nu vast alweer aan mijn tax. Als ik mezelf even zie als die kat die achter zijn staart aanrent, moet ik het essay van Beckett nog weer verder naar me toe halen om te bezien waar ik al die tijd al zat. Misschien zat ik nog het meest in het verzet toen ik in mijn laatste blogs scheerde langs twee afgronden. De eerste is die van de foetushouding, het liggen op mijn bank of in bed om deze donkere dagen te beleven als lekker comfortabel terwijl buiten de metereologische en politieke stormen razen. De tweede is die van de muziek, het lezen van literatuur als een feest van de zintuigen, van het gehoor als ik de radio in mijn oortjes aanzet, als drug om vervelende zaken te vergeten. Beckett was nu even mijn gids die me loodste langs deze twee gevarenzones. Hij is ermee vertrouwd.

Soms lijkt het of Beckett God de Lieve Heer zelf is. Hij kan zijn Belacqua neerzetten in de hel (waar hij volgens Dante zat te wachten op toelating tot het vagevuur), in het vagevuur (als personage in Beckett's eigen verhalen) of zelfs in de hemel, waar hij als muzikant altijd al de lof van God zong en nu eindelijk erkenning vindt. Misschien moeten we dat vagevuur anders gaan zien. Niet als afsluiting voor de hel en de hemel, maar als plaats waar we kunnen verblijven door te bewegen, kunnen bewegen door een houding te zoeken. Liggen, weer opstaan, weglopen, terugkomen. Van de ene zij op de andere, sjravele. Een soort combinatie van hemel en hel, een plaats die voor ons halfgepureerde mensen misschien wel de beste is. Een geschenk.

Tongue in Cheek Ice Cream Coming to Plano - Plano Magazine

2 opmerkingen:

  1. Mooie tekst Anton, het Engels als academische sophisticated language. Ik moet denken aan de woorden "complicated" en "ingewikkeld" waar een vertaler mij ooit op weest. Bij ingewikkeld zie je letterlijk de wikkels die door elkaar lopen en dat mis je bij het academische woord "complicated". Die vertaler noemde nog veel meer voorbeelden en hij zei dat je alleen in het Nederlands en Duits kan filosoferen. Ik ben benieuwd hoe jij dit ziet. Is er een taal die het meeste geschikt is om filosofisch te denken? Heidegger sprak over het Grieks en het Duits. Maar dit is een terzijde.
    Groet van Martien (vriend van Anton)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dank wederom, Martien, voor je reactie en je vraag. Heidegger wilde graag oorspronkelijker denken dan het Latijn. Dan kom je uit bij de Grieken, die de filosofie hebben uitgevonden. Maar Heidegger hecht voor de filosofie toch ook aan het Duits. Kun je die polariteit vergelijken met Dante, of met zijn twee moderne bewonderaars Joyce en Beckett? Misschien moet je 'Latijn' tussen aanhalingstekens zetten, en dan kun je het ook eventueel vervangen door Engels, Grieks of Duits. Of Frans. Het gaat om de metafysica, de filosofie waarin de zintuiglijke aspecten van de taal moeten worden weggestreept om bij de pure betekenissen uit te komen. In de literatuur zijn die zintuiglijke aspecten (klank, ritme, toon) onmisbaar. Heidegger zal dat denk ik niet ontkennen. Voor literatuur geldt waarschijnlijk het omgekeerde als voor filosofie. Als je taal (zoals Engels en Latijn) geschikt is voor filosofie, is dat voor de literatuur juist een nadeel, en moet je een strategie bedenken om die nadelen te ondervangen. Je moet je openstellen voor andere talen. En, wat ik in mijn blog ook zeg: je moet je ook openstellen voor de armoede van je eigen taal. Belangrijker dan die compensatie en verrijking is het besef dat aan het zeggen een niet-zeggen voorafgaat, een what is the word.

    BeantwoordenVerwijderen