woensdag 27 december 2023

De houding van Beckett

Bij gebrek aan beter klamp ik me maar vast aan de grote namen. Mijn blogs hebben de vorm van commentaren op wat ik lees, naar het model van de middeleeuwse filosofen of de talmoedische midrasjim (die ik overigens nauwelijks ken). De grote namen zijn een soort leidsmannen zoals die van Dante in La Divina Commedia. Eerst verschijnt Vergilius om de ik-persoon door de hel en het vagevuur te leiden, waarna Beatrice het overneemt voor het hemelparcours.

Een schrijver die flink beïnvloed is door Dante is Samuel Beckett, ook alweer zo'n grote naam, Nobelprijswinnaar bovendien. Laatst zei ik tegen vriend Leo (die mij lang lang geleden naar Beckett gidste) dat ik soms flarden Beckett las maar nu eens wat meer tijd erin wilde steken. O, zei Leo, ook zo'n onbarmhartige schrijver (ik ben vergeten wie die andere was over wie we het hadden). Beckett onbarmhartig? Ja, nu, na een paar dagen Beckett lezen zal dat wel kloppen. Althans op thematisch niveau, op het niveau van zijn overtuigingen en van wat hij zijn personages laat zeggen.

Die visie op Beckett als onbarmhartige schrijver zou je bevestigd kunnen zien in een artikel dat ik zojuist las en nu op internet te vinden is, Becketts goddeloze komedie (1991-92) van Ruud Hisgen en Adriaan van der Weel (volg deze link). Beckett schreef zijn eerste gepubliceerde tekst over Dante, en bracht zijn wereldbeeld in verband met dat van zijn vriend James Joyce. Beckett assisteerde Joyce bij het schrijven van zijn Work in progress dat zou resulteren in zijn Finnegans wake. Alleen al de titel van het artikel van Hisgen en Van der Weel, 'goddeloze komedie', maakt duidelijk dat Beckett in hetzelfde wereldbeeld denkt en schrijft als Dante en Joyce. Er is wel sterven, straf, werken, ronddwalen, maar geen God en geen verlossing. Onbarmhartig dus.

Het zou voldoende kunnen zijn om mijn gidsen te volgen, Leo, Hisgen, Van der Weel... Maar ik verplicht me ook steeds tot mijn eigen weg, ik doe mijn best om aan te sluiten bij mijn vorige blogs, bij de lijn die ik volgde bij Thomas Bernhard. Ook zo'n onbarmhartige schrijver, zijn reputatie is zelfs dat hij nog meer een zwartkijker is dan Kafka en Beckett. Wie ben ik om dat te ontkennen. Maar ik moet me ook afvragen waarom ik deze schrijvers lees. Is het om mezelf te straffen? Om een reputatie te bevestigen en zodoende te zoeken naar houvast? Om mezelf als profeet neer te zetten en - al is het maar in een blog - te roepen dat we allemaal reddeloos verloren zijn? Of om af te rekenen met onbarmhartige schrijvers en mezelf eindelijk wat meer comfort te gunnen, een beetje wat meer licht en lichtheid?

Het zal allemaal wel meespelen, maar tot de formule van mijn blogs hoort dat ik op zoek ga naar één ding, een kleine ontdekking waarmee ik mezelf een stapje verder wil brengen. Nu las ik dat Beckett getroffen was door een uitspraak van de Griekse filosoof Herakleitos, 'De weg omhoog en de weg omlaag zijn een en dezelfde.' Er is dus sprake van een weg, van beweging, er komt wat meer reliëf in. Het heeft misschien toch zin om te lopen, al is de stap vooruit een stap terug. Daar kun je weer tegenin brengen dat een stap terug ook een stap vooruit is.

In deze blogs verplicht ik me ook tot Plato en Agamben. Dante is zo'n meesterschrijver voor Agamben, die benadrukt dat we La divina commedia toch echt moeten lezen als een komedie, met een gelukkige afloop. In een essay over de oude ridderromans stelt Agamben deze looprichting van Dante naar boven tegenover de 'omwegen', dwalingen, cirkels (ambages) van de ridderromans. Ongetwijfeld hebben de teksten van Beckett meer gemeenschappelijk met die ridderromans. Maar hij schrijft niet voor niets over Dante, die het hiernamaals toch ook ziet als cirkels. Ergens moeten die twee wereldbeelden elkaar toch raken zou je zeggen.

Een figuur die in het artikel van Hisgen en Van der Weel mijn aandacht trekt is Belacqua:

'Belacqua is de Danteske Oblomov die zich in het voorportaal bevindt van het Vagevuur waar hij in foetushouding voor de duur van zijn leven zijn leven moet overdenken tot God hem zal roepen.'

Belacqua - de naam - komen we ook tegen in diverse boeken van Beckett, onder andere in Murphy, waar de gelijknamige hoofdpersoon zich identificeert met Belacqua. Zelf las ik afgelopen dagen Company, een prozatekst van Beckett uit 1980, waar ook die foetushouding wordt meegenomen:

'Zo zat de oude luitspeler die aan Dante zijn eerste kwart glimlach ontlokte voor het vagevuur te wachten en nu misschien eindelijk lofzangen te zingen bij een of andere afdeling van de zaligen.'

Zou het kunnen zijn dat we in die houding van Belacqua iets kunnen ontdekken wat Beckett boeit en wat mogelijk verklaart waarom ik hem zo graag wilde lezen? Het heeft zeker ook te maken met deze donkere dagen. Ik lig hier weer op de bank, mijn favoriete houding, met mijn e-reader of laptop, en ook Oblomov is niet ver weg. Ik lees in een levensbeschrijving dat een vrouw die een affaire met Beckett had hem Oblomov noemde. Oblomov, Belacqua, Beckett... het is wellicht ook de houding waarmee Beckett Joyce op afstand kon houden. Joyce schreef steeds meer en meer, en wilde zijn kennis uitbreiden. Daarvoor verrichte Beckett werkzaamheden, maar het hinderde hem ook om zijn eigen weg te gaan. De Oblomov-houding zou je dan kunnen zien als het liggen in combinatie met het gaan van zijn weg, geleg zou ik dat in alle onbescheidenheid willen noemen.

Een zin die Hisgen en Van der Weel van Beckett citeren is 'Geboorte werd hem zijn dood'. Al vanaf onze geboorte zijn we bezig met sterven. De foetushouding zou je dan logisch kunnen zien als de houding waarmee we kunnen terugdenken aan de tijd voor de geboorte, de tijd waarin we nog niet sterven, het voorportaal van dat sterven. Als je eenmaal geboren bent helpt het natuurlijk niet meer om die foetushouding aan te nemen, dan is die bescherming een mislukkend magisch gebaar.

Daar zouden we misschien kunnen zien waar het komische en het mislukken bij Beckett elkaar raken. H&vdW signaleren dat Beckett in zijn latere teksten een stuk minder humor toont, waardoor hij steeds meer in het kamp van de existentialistische zwartkijkers belandde. Humor was voor Beckett allerminst heilig, en H&vdW besluiten hun artikel dan ook met een andere uitspraak in Murphy dat de lezer op zijn hoede moet zijn voor goede en voor slechte grappen. Humor is niet per se altijd leuk of goed, je moet altijd blijven oppassen.

Maar dat maakt de komedie niet meteen tot een tragedie. Het raakpunt zit hem in de houding, de houding van Belacqua en de mislukkende houding van de personages van Beckett, hun pogingen om te zoeken naar de juiste houding.

Een inmiddels erg beroemde zin komt uit weer zo'n late prozatekst, 'Try again. Fail again. Fail better.' uit Worstward ho. Wat ik daar zocht was iets meer lengte. Dit citaat sprak me aan, maar ik wilde meer tekst lezen, om misschien een muzikaal effect te horen. Wat me in deze teksten meteen trof was iets vergelijkbaars met Thomas Bernhard, de herhalingseffecten waardoor de tekst ietsje minder de expositie van een wereldbeeld wordt en ietsje meer muziek.

Het zal je niet verbazen dat me nu opviel dat Belacqua luitspeler was. Geen woord daarover bij Hisgen en Van der Weel. Lofzangen, ook daarover geen woord. Ik kan er makkelijk mee aansluiten bij mijn vorige blog (zie deze link), waar ik Bernhard's boek zonder veel moeite kon lezen als een ode aan de dubbelgangers, de afsplitsingen, zoals de neef die zich van Wittgenstein afsplitst en de moeilijke filosoof Wittgenstein voor ons draaglijk maakt, grappig bijna, al moet je natuurlijk altijd blijven oppassen voor mislukte en foute grappen.

Op het randje van de lofzang vinden we het scheldwoord. Het werd voor Belacqua misschien nodig om God te bezingen, anders werd hij natuurlijk niet toegelaten tot de hemel. Maar Beckett staat bekend om zijn verzuchting als hem wordt gevraagd of hij iets over God te zeggen heeft: '.. the bastard, he doesn't exist!' De lofzangen lijken dus aan Beckett niet besteed, maar het scheldwoord geeft toch te denken. Bijvoorbeeld aan Hisgen en Van der Weel, die eraan herinneren dat Jezus (God) toch echt een bastaard was, voortkomend uit God die daarmee vader Jozef passeert (zie ook het boek van Sloterdijk over bastaardkinderen). We hebben dus op zijn minst te maken met een paradox, aldus H&vdW, iets wat dicht aanligt tegen een geloofsbekentenis, of een minisamenvatting van het kerstverhaal.

Mij valt op dat Beckett zijn uitspraak niet tot God richt, niet tot God als een U of Jij, maar iets over Hem zegt, terwijl Diegene niet bestaat, een verwijt zeker ook dat Diegene niet bestaat. Ik zou deze uitspraak niet gauw willen omtoveren in een lofprijzing. Maar ik wil hem wel in verband brengen met een hoofdmotief in die prozatekst van Beckett, Company. De ik-persoon spreekt er over een stem die over zichzelf spreekt in de derde persoon. Dat brengt de ik-persoon in verwarring, hij weet niet of hij door die stem wordt toegesproken, en wie dan wel.

Nu hoorde ik vanochtend toevallig op Spotify Paulien Cornelisse over datzelfde thema praten. Ze had het over moeders die tegen hun kinderen praten: 'Geef dat eens aan mama!' Nu vermoedt Cornelisse na enig gedenk dat die moeders dat doen omdat die kinderen eerder 'papa' zeggen dan mama, en mama moet zichzelf dus even neerzetten bij dat kind met haar naam. Het gaat er dus om dat ze bij haar naam wordt toegesproken, 'Mama!', en daarmee komen we toch rechtstreeks of onrechtstreeks weer uit bij ons thema stem en vocativus (zie ook via deze link mijn beschouwing over Agambens boekje daarover).

We zouden nu dus weer de theologie en filosofie in kunnen glijden. Liever vestig ik de aandacht op mijn houding die ik innam toen ik naar de stem van Cornelisse luisterde. Op mijn rechterzij, en na enige tijd weer op mijn linkerzij. Ik moet de plug dan ook wisselen, van linkeroor naar rechteroor. Het is een stem die niet per se tot mij gericht is, maar ook niet per se niet. Het houdt het midden tussen een komische boodschap en muziek, waarin het meer draait om ritme, stijl, formuleringen.

Eerder dan het innemen van een houding is hier het zoeken van een houding, het innemen door te zoeken en andersom, de weg omhoog (opstaan) is de weg omlaag (op mijn knieën, weer gaan liggen, hoe vaak nog zal ik dat doen). Het zoeken, niet te vergeten, van het woord, en zelfs de formulering van wat ik zoek, moet het enkelvoud zijn (het woord of Woord) of meervoud.

In de Preface van de late prozateksten licht de schrijver (Dirk Van Hulle?) toe hoe Beckett zichzelf aanspoort, in zijn tekst what is the word, met een aantekening in de bovenmarge om de tekst ook met deze woorden te eindigen. Dat kunnen we, met de schrijver, opvatten als boodschap dat 'what is the word' ook Beckett's laatste woord is, de zekerheid dat we dit woord niet zullen vinden. We zouden eraan kunnen toevoegen dat deze tekst door Beckett in het Frans is geschreven, het was zijn laatste gepubliceerde tekst, waarbij hij de titel 'Quel est le mot?' nog zelf veranderde in 'comment dire -' met dus dat gedachtestreepje erachter. Beckett noemde deze 'traits de désunion'. We moeten dus voorzichtig zijn om deze tekst zelf op te vatten als laatste woord, of als een boodschap over het laatste woord, als zelfs het woord 'woord' ontbreekt, en het 'dire' gevolgd wordt door de trait de désunion.

Grappig, nee, niet echt. Ik zou nu wel zo ver durven gaan om Beckett een houding toe te schrijven, de foetushouding waarmee hij wacht, nee alvast zegt dat hij die houding inneemt, zoekt, en we weten niet van wie die stem is, wie spreekt, wat zegt -

L'attesa di Belacqua: e il Purgatorio si proietta nel '900

Geen opmerkingen:

Een reactie posten