donderdag 4 augustus 2022

De dood van Empedocles en de vulkanologen - Liefde zonder offer

Het christendom blijft de horizon van onze politiek. Ik beschouw mezelf in persoonlijke zin niet als gelovig, maar zie wel dat onze politiek blijft teren op het geloof. Dat geldt ook voor de economie en het geld. Als we euro's uitgeven geloven we dat ze waarde vertegenwoordigen. Het motief dat zich dus aftekende in zowat alle boeken die ik voorbije weken heb gelezen was hoe we onze politieke situatie kunnen duiden en hoe we daarbij gebruik kunnen maken van de godsdienst.

Er is zeker ook een alternatief, ontdek ik. Je kunt voor de diagnose ook nog steeds terugvallen op Griekse  mythes. We kwamen een heel eind met de mythes van Daedalus en Icarus, en die van Prometheus en Epimetheus. Het heeft dus weinig zin om al te streng te worden. De tijd van de moraliserende vaders met hun oordelen en instructies is voorbij. We hebben meer interesse in de zonen. Hoe kunnen we leven in een situatie waarin we weinig zicht hebben op de oorzaken en gevolgen? We kunnen dan niet meer makkelijk terugvallen op de vaders die (symbolisch of fysiek) de oorzaak van de zonen zijn. Oorzaken maken het makkelijk om iemand ergens van te beschuldigen. Je analyseert het probleem en identificeert de schuldige. In de politiek: je kunt de leiders wegsturen. Dat lost meestal niets op. Ze komen gewoon weer terug (Trump) of het lost sowieso weinig op.

In het christendom kun je met de Italiaanse filosofen Agamben en Cacciari de focus verleggen van de Geest naar de Zoon. De Vader heeft zijn geboden aan de mensheid geschonken, maar we weten niet hoe we die kunnen verenigen met het allesovertreffende gebod tot liefde. Het lijkt erop dat de huidige politiek zich splitst tussen enerzijds de liefde voor de symbolische vaders (Trump) en anderzijds de democratie waarin de vader symbolisch is vermoord en broederschap de centrale ervaring is. Als in beide gevallen inderdaad liefde de centrale ervaring wordt, hebben we lang gedacht dat de rechtsorde vanzelf voortkomt uit de Geest. God is dood, en wel doordat hij zich in de persoon van zijn zoon heeft laten kruisigen, en volgens Hegel is de geschiedenis de ontplooiing van de Geest die uiteindelijk leidt tot een perfecte rechtsorde in de vorm van de staat.

Het probleem met dit model is dat het al start met een offer. God offert zichzelf opdat zijn Geest ons kan blijven redden. Maar het nieuwe leven walst steeds genadeloos over de oude vormen heen en ziet de mens te gretig als vertegenwoordiger van wat al voorbij is. Het offer lijkt zodoende een centraal, noodzakelijk element in de westerse politiek te blijven, met name als die gericht blijft op progressie.

Echter, het christendom is niet noodzakelijk een godsdienst die op het offer is gebaseerd. Theoloog Ferdinand de Grijs zei vroeger in zijn colleges dat Christus juist een einde heeft gemaakt aan het offer, door zichzelf te (laten) offeren. Het doet mij denken aan de alcoholist die bij elk glas zegt: dit is écht het állerlaatste! Daarom zou je eens kunnen bedenken of het christendom inderdaad kansen bevat om het offer buiten werking te stellen, maar niet door het tegelijkertijd weer steeds te herhalen.

Zojuist heb ik - op aanraden van vriend Eric Bolle - het beroemde toneelstuk van Friedrich Hölderlin (1770-1843) gelezen, Der Tod des Empedokles. Hölderlin heeft verschillende versies geschreven, en geen ervan voltooid. Ik ben te weinig thuis in de materie om uit te kunnen leggen waarom, en neem aan dat er een samenhang is met de waanzin die hem vanaf 1802 overviel. Boeiender vind ik de kwestie of we de zelfgekozen dood van de hoofdpersoon, de oud-Griekse filosoof Empedocles, als offer moeten opvatten. Het lijkt of ik nu mijn blog meteen weer loskoppel van het christendom. Maar of dat zo is vind ik weer minder interessant. Hölderlin was vertrouwd met het christendom en zelfs gelovig. Maar los daarvan maakt het voor mij weinig uit of we de kwestie van het offer kunnen overstijgen vanuit het christendom of vanuit iets anders. Zoals gezegd, ik zie het christendom vooral, en naast de oudheid, als een interessante voorraadkast waaruit we dingen kunnen halen waarmee we ons voordeel kunnen doen.

Ik moet er nog iets anders bij halen, wat schijnbaar weinig met het christendom en de oudheid te maken heeft. Een paar dagen geleden zag ik de documentaire film Fire of Love (2022) van Sara Dosa. We volgen een Frans echtpaar van vulkanologen, Katia en Maurice Krafft, die een enorme passie hadden voor de vulkanen die ze bestudeerden. De documentaire bestaat uit beelden van hen bij hun bezoek aan vulkanen, waarbij nauwelijks wordt ingegaan op wetenschappelijke aspecten. Katia en Maurice willen gewoon zo dicht mogelijk bij hun geliefde objecten zijn. Hun liefde voor elkaar had alles te maken met hun liefde voor de vulkanen. Maurice was daarbij meer gericht op spectaculaire acties, hij wilde liefst met een soort bootje over de lavastroom vijftien kilometer meeglijden. Katia was meer van het kleine gebaar. Ze wilde liefst elke steen omdraaien die ze bij de vulkanen zag. Ze waren zich ervan bewust dat ze bij hun bezoeken konden omkomen. Dat gebeurde uiteindelijk ook in 1991 bij de uitbarsting van de Japanse Unzenvulkaan.

Wat me in de film trof was niet alleen de moed van het echtstel, maar iets wat Maurice terloops zei. Doordat hij zo vaak vulkanen bezocht, op afstand van de mensen, zei hij, was hij weer in staat om van mensen te houden. Zo kunnen we de titel 'fire of love' dus duiden als een paradoxale ervaring die ons iets leert over hoe liefde voor de aarde ons kan leiden tot liefde voor personen en zelfs voor de mensheid. Ik had bovendien het geluk dat ik in de bioscoop met mijn voltallig gezinnetje zat, waardoor ik het makkelijker kon navoelen.

De dood van de Kraffts kun je niet snel als offer interpreteren. Sterker nog, wanneer je willens en wetens grote risico's loopt zonder dat dit een offer is, kun je je afvragen of liefde in het algemeen, voor gewone mensen, samengaat met offers. 'Each man kills the thing he loves' vind ik dus eerder een tragische wijsheid dan een praktische wijsheid. Het is geen voorschrift, lijkt me.

De dichter-filosoof Empedocles heeft groot gezag over de mensen bij wie hij leeft. Maar er ontstaan spanningen. Het lijkt of de goden Empedocles hebben verlaten, en een priester vindt dat de filosoof zichzelf teveel gedraagt alsof hij God zelf is. In een van de drie versies wordt Empedocles verbannen. En als de mensen tot inkeer komen en hem vragen om weer terug te komen, hoeft het voor hem niet meer. Hij heeft zich verzoend met zijn lot, en ergens zegt hij tegen zijn geliefde leerling Pausanias dat die zijn rol als wijze leraar maar moet overnemen. Zelf doet hij wat hij als zijn bestemming ziet, zijn vereniging met de natuur in de zelfgekozen dood.

Net als de Kraffts houdt de Empedocles van Hölderlin dus ook van de natuur en anders dan de Kraffts springt hij uiteindelijk zelf in de vulkaan (de Etna). In de tekst van Hölderlin wordt deze dood herhaaldelijk als offer geïnterpreteerd. Interessant is echter dat hij in een begeleidende tekst ('Grund zum Empedokles') zijn visie verduidelijkt. Het is gecompliceerde uitleg, maar de kerngedachte is (als ik het goed begrijp) dat Empedocles symbool staat voor een tijdperk waarin kunst en natuur tegenover elkaar stonden. De mens kan zich in de kunst met de natuur verzoenen, en bereikt daarmee het hoogste wat een mens kan voelen. Om dat gevoel te bereiken moet de mens zich eerst op extreme wijze als individu voelen, afgescheiden van alles en iedereen. Dat levert een strijdervaring op, waarbij de mens voorbij de grenzen van zijn individualiteit kan raken. Om zijn verbondenheid met de natuur en zijn medemens te realiseren moet hij dus afstand doen van zichzelf als individu. Het individu offert zich om de verzoening van mens en natuur mogelijk te maken.

Nu zegt Hölderlin even verderop: 

'De problemen van het noodlot, waarin hij opgroeide, moesten in hem schijnbaar tot een oplossing komen, en deze oplossing moest zich manifesteren als een schijnbare tijdelijke, zoals in meer of mindere mate bij alle tragische personen.'

Er is dus sprake van schijn. De oplossing van Empedocles mogen we met andere woorden niet veralgemeniseren, zijn oplossing hoort bij zijn tijd en bij de uitdrukkingsvorm die er bij de oude Grieken voor was gevonden, de tragedie en het tragische levensgevoel. De genoemde filosoof Agamben sluit daarbij aan, en concludeert dat Hölderlin hierna de opstelling van zijn Empedocles-tragedie verlaat.

Bij Agamben wordt het nog intrigerender als hij andere teksten van Hölderlin erbij haalt, waarin hij het onderscheid verheldert tussen de oud-Griekse tragedie en de moderne, westerse. Bij de Grieken waren volgens Hölderlin woorden 'feitelijk dodelijk', er was in de tragedie geen onderscheid tussen de dood als taal en de dood als gebeurtenis. In de westerse tragedie ligt dat anders, volgens Hölderlin. De moderne geest heeft een directere betrekking tot zichzelf, hij ziet zichzelf als een 'geestelijker lichaam', en heeft de fysieke dood niet nodig om in de kunst via de verbeelding de verzoening met de natuur te zoeken.

In overpeinzingen bij de tragedie Antigone, die Hölderlin later zelf vertaalde, spreekt hij zelfs van 'verheven spot', die samenvalt met 'heilige waanzin'. Kijk, nu wordt het interessant omdat Agamben door dit verband te leggen (wat mij niet ver gezocht lijkt) suggereert dat de follia van Hölderlin zelf verband houdt met de dingen die hij las en schreef. Ik volg Agamben nu even niet in zijn uitwerking van dit verband, omdat ik het al interessant genoeg vind dat je naar de sprong van Empedocles in de vulkaan ook kunt kijken vanuit een moderne levenshouding, als tegelijk verheven en komisch.

Bij 'geestelijk lichaam' en bij de ingewikkelde dialectische redeneringen van Hölderlin denk ik aan Hegel en de logische machinerie die lange tijd de matrix van de westerse politiek was. Kunnen we in Hölderlin iets bespeuren van de overgang die Cacciari waarneemt, van de geest naar de zoon? Zeker als we bezien in welke termen Hölderlin het offer uitlegt. Empedocles is een voorbeeldig persoon in wie de tegenstellingen van de mensheid bij elkaar komen, en als hij de dood opzoekt, representeert hij als individu de mensheid, net als Christus.

Maar laten we het raster van die andere Italiaan, Cacciari, eens hierover leggen. Hij ziet onze politieke situatie als de overgang van model Prometheus (vat krijgen op de toekomst via de techniek) naar Epimetheus (terugkijken, niet in staat zijn om nog de gevolgen van het eigen handelen te zien). We zijn net als de volksgenoten van Hölderlins Empedocles individuen, en hebben een vorm van de verbeelding nodig, een eigentijdse 'tragedie' waarin we ons met elkaar en de natuur kunnen verzoenen.

Misschien hoeven we geen afstand te doen van onszelf als individu of van onze individualiteit. Cacciari denkt in de richting van levensvormen die in meervoudigheid overeenkomen met de vele levens zoals ze worden geleefd. Hij ziet daarin een 'katechontische' waarde waardoor onze individuele levens tegelijk ook politiek zijn. We kunnen ons leven leiden zoals we het leven. Zo hebben we min of meer vat op ons leven (zoals de katechon in het Nieuwe Testament vat heeft op de antichrist) zonder de illusie te hebben dat we dit nog in een algemene vorm (staat) kunnen samenhouden. We kunnen slechts hopen dat zich tzt redding zal aandienen.

Deze visie komt overeen met de centrale gedachte van Agamben in The Use of Bodies, waar leven en levensvorm met elkaar samenvallen. Levensvorm is gebruik maken van het leven zoals we dat leiden. Het hoeft dus niet te worden opgeofferd om plaats te maken voor een hogere vorm van leven. Ons 'geestelijk lichaam' is dus niet een lichaam dat onder werking van de geest staat, maar een lichaam dat ononderscheidbaar is van de geest, van de manieren waarop we ervan gebruik maken.

'Dit is mijn lichaam', zou dus een prima motto kunnen zijn voor de politiek van onze tijd. Niet in de zin van het lichaam als ons eigendom, of het lichaam dat we aan de toeschouwers als spektakel voorhouden, of dat zich in een masochistische exercitie laat doodbloeden aan het kruis of zich stort in de vulkaan. Ik zou het christelijke motto liefst opvatten als de beetje ontluisterende vaststelling dat ons leven een beetje gewoontjes is geworden en dat we niet meer bereid zijn het op te offeren voor de hogere zaak. De grote Empedocles is nu een vulkanoloog die graag verkeert bij de prachtige erupties en lavastromen. Dat is nu eenmaal zijn leven, dat duurt zolang het duurt.

Maurice Krafft ǀ Bioscoopagenda

Geen opmerkingen:

Een reactie posten