maandag 3 februari 2020

De 'argia' van pianiste Hanke Scheffer

Je zou een tekst als deze kunnen zien als een partituur. De noten staan er, je hoeft ze alleen nog maar uit te voeren. Anders ligt het wanneer die partituur nog moet worden geschreven. Ik stel me de componist voor, achter haar of zijn tafel, wit vel, lijntjes misschien, en dan maar wachten op de inspiratie. De componist bladert door de roman die hij juist aan het lezen is. Die roman, ik zou het kunnen hebben over Onzichtbare steden van Italo Calvino, gaat op zijn beurt terug op een reiziger, laten we hem Marco Polo noemen, die aan de Tataarse keizer Kublai Kan verslag doet van alle steden die hij heeft bezocht.

Dat is ongetwijfeld ook het model van deze blogs. Wat doe ik anders dan u vertellen over de onzichtbare steden die ik heb bezocht. Het zijn namelijk geen teksten van filosofen of schrijvers waarover ik u vertel, want die teksten moet je ook zien als reisverslagen. Soms letterlijk. Hebben we het over mijn favoriete Agamben, dan hebben we het bijna vanzelf over Parijs, waar hij met onze Calvino en een onbekendere Italiaan, genaamd Claudio Rugafiori, het plan opvatte om een tijdschrift te lanceren. De drie denker-schrijvers wilden de Italiaanse cultuur in kaart brengen met begrippenparen zoals architectuur/ zwerven, en tragedie/ komedie. Van dat tijdschrift is het nooit gekomen. Ik denk meteen aan het enige boek van Calvino dat ik lang geleden gelezen had, Als op een winternacht een reiziger, met verhalen die in gang gezet worden en dan ineens afbreken.

Het gaat bij die niet-uitvoering van een plan dus niet om een incident, schat ik in, maar om een bepaalde modus of zijnswijze van dat plan zelf. Het project is namelijk nog steeds mogelijk. Agamben wijst erop dat een bepaalde tegenstelling, snelheid/ handigheid, de kern vormt van de American Lessons van Calvino (gepubliceerd in Six Memos for the next millennium). Het uitvoeringsaspect is dus allerminst vernietigd wanneer een plan wordt opgegeven. Het adagium van Agamben luidt dat een werk niet kan worden voltooid, alleen maar abbandonato, wat zowel opgegeven betekent als achtergelaten, dus wellicht wachtend tot iemand anders het oppakt, of wijzelf op een later moment.

Gisteren was hier de pianiste Hanke Scheffer op bezoek. Ze speelde een partituur van Ivo van Emmerik in het kader van het evenement Muziek bij de buren. Je stelt je huiskamer ter beschikking (het initiatief om hieraan mee te doen kwam van Inez), een paar honderd mensen in diverse steden waaronder Arnhem, voor een uitvoering. Dat zijn de zichtbare steden, zou je kunnen zeggen. Wat in de uitvoering klinkt, is een onzichtbare stad. Het stuk Ersilia maakt deel uit van de Calvino-cyclus van Van Emmerik, en was al in 2008 geschreven. Echter, het werd toen niet uitgevoerd. (De reden ervan noemde Hanke wel, maar ben ik vergeten, wellicht zag de pianist het niet zitten.) Onlangs, zie ik op de website, is het stuk door Hanke alsnog in première gebracht, in Doetinchem. En dus gisteren opnieuw uitgevoerd, bij ons. Op mijn piano, die ik vanaf nu dus zal bezoeken als een onzichtbare stad.

Het gaat bij die onzichtbare stad om meer dan een metafoor, als we die opvatten als het overbrengen van een term van het ene domein naar het andere. Bij Calvino en Agamben gaat het om analogieën. 'Je kunt verbindingen en gelijkenissen ontdekken waar niemand anders in staat was ze te vinden.' Dat opent de weg om schijnbaar disparate motieven na elkaar te presenteren, zoals in het pianostuk Ersilia, en er al zoekend op te vertrouwen dat er zich een vorm aandient. Zo'n stuk kan per definitie nooit een afgeronde vorm hebben. Wanneer de vorm wordt bepaald door de zoektocht naar de vorm, dan zitten we altijd al in de vorm en tegelijk nooit echt.

Ook de paarsgewijze beweging herkennen we bij Van Emmerik, al duurde het even voordat ik daar achterkwam, al snuffelend op zijn site. Staat in Ersilia (en dus de gelijknamige onzichtbare stad bij Calvino) de zoektocht naar de vorm voorop, in het orkeststuk Zaira draait het om het geheugen. Van Emmerik beeldt met zijn partituur het geplooide verloop van de tijd uit, en leidt ons haast onmerkbaar (zo interpreteer ik de omschrijving) naar de herneming van het begin. Het geheugen en de herinnering ontstaan zodoende uit de tijd zelf. De filosofie erachter kunnen we moeiteloos toepassen op steden zoals we ze kennen. De stad vertelt niet zelf haar verleden, het verleden maakt deel uit van de stad zoals de lijnen van een hand, zoals de 'krassen, schavingen, inkervingen, kogelgaten.'

Nu ik dit lees voel ik me lichtjes gerustgesteld, met mijn oude piano die ik samen met mijn toenmalige partner kocht via vriend Leo, via een vriendin van hem, waarop haar vriend speelde, die snel geld nodig had, als ik me goed herinner (maar de echte herinnering zit dus niet in mij maar in de stad Utrecht en in 'mijn' piano) om alcohol te kopen of om ervan te genezen.

Nu is het nog zaak beide steden te verbinden, beide steden die zich tot elkaar verhouden als analoge paren, de begripsparen van Calvino en/of Agamben (waarbij we dus bijna Rugafiori zouden vergeten, de onzichtbare, onbekende derde...). Er is een derde stad nodig. Bij Van Emmerik heet die Argia. Geen fijne stad, geen aantrekkelijke stad. Ze zit vol modder, overal zit de stad dicht met aarde. Het probleem is hoe je erdoorheen komt, hoe je je erdoor wurmt. Je moet de wormgaten verbreden. Maar je zult wel moeten. Als ik Van Emmerik goed begrijp, zoek je altijd naar de mooie vorm (check) en raak je vol met herinneringen (check), en het resultaat is dat je je weg zoekt door die volheid, door al die opgetaste herinneringen die je de lucht ontnemen.

Oplossing: het 'harmonieuze web' dat onder de dichtheid van obstakels is gesponnen. Het is een stuk voor piano en orkest. Het is gespeeld, anders konden we het niet al beluisteren en zelfs in partituur meelezen via de site. Maar de uitvoering is nog 'pending'. Hier stokt bijna mijn adem. Opnieuw weer zo'n stuk dat hangende is, een hangende tuin van Babylon of de stad die onder ons hangt en elk moment tot klinken kan worden gebracht. De naam, argia, is Grieks voor 'on-werkzaamheid', a-ergia. De sleutelterm bij Agamben, zullen de lezers beamen die ook maar iets van hem hebben gelezen.

Ik kan de logica uitspinnen, via Agamben of Calvino, en dat is wat ik in feite in al deze blogs doe, vooral Agamben. Maar hoe zijn wijzelf betrokken in dit harmonieuze web, per analogie? Was de uitvoering van Hanke gisteren een verheldering van deze stedelijke structuur, of trek ik dan te snel conclusies? Feit is dat ik beide aspecten gisteren zag, het zoeken naar de vorm (thema van Ersilia) en het geheugen. Hanke kende enkele stukken uit haar hoofd, van Schubert en Chopin, maar net niet helemaal. Daarom stond de iPad op de standaard soms aan, soms niet, soms stond hij aan maar bladerde ze toch niet. Je zou misschien kunnen zeggen: de vorm van de uitvoering liet zien dat we de vorm en het geheugen nooit als iets afgeronds kunnen zien. In de uitvoering worden ze als het ware buiten werking gesteld. Er is net dat ene nootje, bij Schubert of bij Chopin, dat in een volgend stukje weer anders is. Elke herneming wordt zodoende 'argia'. En het is dus die harmonie die daar zelf om vraagt.

Ik laat het even hierbij, in abandonment. Geleidelijk zoek ik mijn weg in de onzichtbare steden. Ik geef me over (je m'abandonne). Maar niet dan nadat ik de naamsverwantschap laat resoneren, van Hanke met Anke en haar onzichtbare stad, die ik enkele jaren geleden ontdekte. Anke Snoek schreef over Kafka en Agamben, en ik ontdekte haar in een soort ondergronds 'bouwwerk' dat ik als mijn ruimte herkende. Maar in die ruimte die de mijne is zit ineens een ander, een Anke of Hanke, en er openbaart zich onder Arnhem een onzichtbaar web van betekenissen waarmee ze vertrouwd zijn, en waarin vergezochte connecties na kennismaking al een vertrouwde klank krijgen.

PS
In een reactie op deze blog verduidelijkt componist Ivo van Emmerik dat de uitvoering van Argia op zijn site geen orkestuitvoering is, maar een simulatie. Het is nu aan ons om de implicaties van mijn vergissing voor de gedachte van Argia te overdenken. Gaat het om het monument van een nederlaag, of om een pure mogelijkheid die, zelfs als het stuk ooit door een orkest wordt uitgevoerd, de mogelijkheid niet tenietdoet, maar integendeel juist bevestigt?



Geen opmerkingen:

Een reactie posten