woensdag 5 februari 2020

Waarom zouden we nog nadenken over emoties? Plato, Nussbaum en Vejin

Vorige week presenteerde een leerling een mooi werkstuk met de titel Waarom aversie tegen vluchtelingen in Nederland. De titel is geen verdediging van een emotie, en het werkstuk geeft evenmin een verklaring. In plaats daarvan gaat de auteur Vejin Al-Ahmed het gesprek aan met de mensen die zich tegen vluchtelingen keren. Ze argumenteert, maar ze gaat ook op bezoek bij voor- en tegenstanders waaronder vertegenwoordigers van Groen Links en Pegida.

Zelf was ik benieuwd naar de betekenis van de emotie, als je aversie tenminste al een emotie kunt noemen. Omdat ik bij toeval bij Vejin en haar klasgenoten belandde toen ze Plato lazen, en mij liever over Plato horen praten dan dat ze die lastige zinnen moeten vertalen, bedacht ik een manier om beide zaken te koppelen. Kun je Plato inzetten om de kwestie van de emotie te verdiepen, bijvoorbeeld de aversie tegen vluchtelingen?

Ik had in een eerder stadium Vejin al eens lastiggevallen met de ideeën van Martha Nussbaum. Deze Amerikaanse filosofe verdiept zich in de vraag wat een emotie is, en legt verbindingen met Plato en met actuele politieke kwesties. Een van haar boeken gaat over disgust, de emotie die door conservatieve Amerikanen wordt ingezet als rechtvaardiging van politiek tegen lhbt'ers. Je voelt nu eenmaal een afkeer tegen dat soort praktijken, en daar moet je dan respect voor hebben, dat soort quasi-argumenten dus. Vejin liet dat spoor liggen, maar vermoedde wel dat 'er bij meneer Simons weer een blog stond aan te komen'.

In het verleden heb ik me niet alleen in Nussbaum verdiept, maar ook een lezing meegemaakt van politicoloog Dominique Moïsi. Hij hecht een enorm belang aan emoties en verdeelt ze zelfs per continent. Ik ga u verder niet vermoeien met zijn theorieën, ik wil alleen maar zeggen dat de verbinding van emoties met politiek aanleiding geeft tot interessante denkexperimenten. Dat past ook weer goed bij Nussbaums omschrijving van emoties. Ze ziet die als upheavals of thought, zoals ook de titel van een van haar dikke boeken luidt. Daarmee neemt Nussbaum stelling ten faveure van de cognitie-uitleg, van emoties als vormen van cognitie, en tegenover de ook hier in Nederland populaire fysiologische benaderingen, waarin emoties worden geduid als prikkeling van en door de zenuwen.

We zijn nu niet ver meer verwijderd van Walter Benjamins adagium dat emoties onze huisdieren zijn, even prachtig als nutteloos, maar ze bevatten niet langer een belofte. Hoe dan ook is het nog steeds mogelijk dat emoties ons prikkelen tot denken. Kijk alleen maar naar de titel van Vejins werkstuk, naar het 'waarom', er is hoe dan ook een zoektocht naar verheldering in het spel, zelfs als de aversie niet zozeer een emotie blijkt, maar een volstrekt lege en destructieve maskering van een soort fascisme waar je je liever niet mee inlaat. Wat is er belangrijker dan het nihilisme waaruit we een uitweg proberen te vinden?

Lezen we Plato, dan is die vaak eerder geïnteresseerd in het stadium dat voorafgaat aan de uitweg, dat van de aporie. Maar wellicht bevinden we ons dan ook al meteen in de verhouding tussen leraar en leerling, waarbinnen ik me ook al had gesteld door Vejin hier als leerling op te voeren. Bij Nussbaums Plato-interpretatie herinner ik me dat ze zich keerde tegen zijn afwijzing van de kwetsbaarheid, in het beroemde boek The Fragility of Goodness uit 1986. Toch is er een keerpunt, al voordat Aristoteles het model neerzet dat Nussbaum omarmt en met hulp van de Stoa-filosofen uitbouwt tot een humanistische ethiek. Dat keerpunt vinden we in Plato's dialoog Faidros (ofwel Phaedrus). Daar neemt Sokrates zijn mooie en begaafde leerling mee buiten de muren van de stad. Het is middag, lekker warm, en de krekels zingen erop los.

De krekels voert Sokrates in zijn gesprek met Faidros op in een mooi verhaal. Mensen gingen ooit zingen, en raakten zo in de ban van hun eigen zang dat ze eten en drank lieten staan. Zo veranderden ze in krekels. Hun ontdekking vertelden ze aan de Muzen welke Muze door welke stervelingen werd vereerd. Zo ongeveer gaat dat verhaal. Bij Agamben speelt dit een belangrijke rol, omdat hij het verschil tussen dier en mens hierop afstemt. Dieren hebben een stem, mensen zijn op zoek naar hun stem, daar komt het verschil op neer.

We dreigen af te drijven van onze lijn, Nussbaums interpretatie van de emotie bij de dialoog Faidros. De sterkste emotie die we daar vinden is die van madness (Grieks: mania). Bij bezetenheid of obsessie denken we aan dronkelappen, aan religieuze fanatici of - positiever - aan geïnspireerde dichters. Maar er is ook een soort gekte die kenmerkend is voor filosofen. Hierboven alludeerde Vejin al op die gekte door deze blog te voorspellen. Meneer Simons, dat is een filosoof, en die schrijft rare blogs. Zo ongeveer stond ook Sokrates in zijn tijd bekend. En het bijzondere is dat Plato dat in de dialoog Faidros niet afwijst, maar tot kern van de verhouding tussen leraar en leerling toelaat, en wel ergens tussen de literatuur en de filosofie.

Nussbaum heeft alle begrip voor de twijfel die de leerling Faidros bevangt. De oude filosoof Sokrates zegt eerst dat hij niets van gevoelens moet hebben, het gaat om beheersing en nadenken, maar in tweede instantie zegt hij dat er eroos in het spel is, liefde van zijn leerling, of zelfs voor zijn leerling. Nussbaum verplaatst zichzelf moeiteloos in de positie van Faidros en begrijpt dus maar al te goed dat je je als lam tegen zo'n wolf moet beschermen. Maar de gevolgen van zo'n afweer zijn eigenlijk ook onacceptabel. Zonder liefde, waanzin en emoties kun je als mens geen leven leiden dat de moeite waard is, en tot op zekere hoogte moet je dus je beheersing opgeven. Dat is ook wat Faidros doet. Als Sokrates dus vraagt:
Where is the boy to whom I was speaking? I want him to hear this speech too, so that he won't run off, through failure to listen, and give himself to the person who is not in love. (FG 211)
Faidros' antwoord, Faidros,
the brilliant, self-protective boy, the admirer of the non-lover, answers simply, "He is here, quite close beside you, whenever you want him."
Het is zeker niet zo dat de gevaarlijke erotische liefde het nu overneemt van de filosofische zelfbeheersing. Plato is een goede schrijver, hij laat de madness en de argumenten op prachtige wijze door elkaar lopen. In feite wordt de filosoof zelf een Muze, al is niet altijd even helder in welke zin. Filosofie schermt zich precies hierin niet langer af van literatuur, maar zoekt het contact ermee. De liefde van Faidros voor de stoïcijnse, ironische Sokrates heeft de oude man voorgoed veranderd.

Voorgoed? Nee, de leerlingen (overigens niet van mij maar van mijn collega Ike) weten beter. Sokrates geeft in Symposion niet toe aan de avances van de verliefde jonge generaal Alkibiades. Maar dat maakt de dialoog Faidros nu juist zo bijzonder, zegt Nussbaum. Laat ik haar nogmaals citeren zodat u ziet dat ik geen woorden verdraai:
we might see the Phaedrus as a wish, per impossible, for the deep mutual love of teacher and pupil, a wish that Socrates had been a little more mad, receiving and teaching the insight of eros. The double reference also tells us that Plato now claims to be the Socrates that Socrates should have been but refused to be; that he has found what eluded his teacher, a fusion of clarity and passion. (FG 232)
Zoals het hoort is de leerling dus wijzer dan zijn leraar, zoals ik ook vaak genoeg op mijn werk constateer. Ik zie bijvoorbeeld bij Vejin de passie en het lef waarmee ze naar mensen toestapt voor een gesprek, zelfs als die mensen zich vastbijten in hun meestal voorspelbare frasen. In die emotie ligt dus nog wel een belofte besloten, zeker als we Nussbaum volgen.

Die belofte heeft ongetwijfeld iets te maken met liefde, in elk geval met het tegendeel van aversie. Zouden we nu aansluiting zoeken bij Agamben, dan zoekt die de liefde via de term 'quodlibet', je houdt (volgens de middeleeuwse filosofen) van iedereen, en wie dat is maakt altijd uit. Je houdt van de ander 'talis qualis', de ander 'als zodanig'.

Zo geformuleerd ben ik daar minder zeker van bij Nussbaum. Lezen we dit vroege briljante boek over de Griekse ethiek (The fragility of goodness), dan is het even zoeken naar het woord disgust, maar we komen het wel degelijk tegen. En wel tussen Sokrates' eerste toespraak tot zijn leerling en zijn tweede. Er is een moment dat Sokrates zijn eerste visie herroept, waarbij hij expliciet getuigt van zijn shame and disgust (p.202). Zou er een relatie bestaan tussen deze aversie en de aversie die Nussbaum met zoveel passie bestrijdt in het Amerikaanse conservatisme? Ligt er mogelijk een onderhuids verband tussen het toelaten van liefde en de afkeer van de tijd waarin je je daar nog tegen afschermde?

Mogelijk symboliseren vluchtelingen iets van de conservatieven zelf waarvoor ze zich schamen, en wat ze op die vluchtelingen projecteren. Mogelijk, want dit verdient nadere overdenking. Schaamte is een normale menselijke emotie, al is het er een die we niet makkelijk toelaten. Maar minder dan andere emoties hebben we die in de hand. Het is de blik van de ander die ons doet schamen. Zoals de filosofen Levinas en Agamben zeggen, levert de schaamte ons uit aan wie we zijn, en waarvan we niets wilden weten. De aversie is dus een wegkeren van de zelfliefde, die moeiteloos overgaat in de haat van zichzelf en de ander. Ja, het zijn duistere krochten waarin we terechtkomen als we uitgeleverd zijn aan de blik van de ander.

Daarom is het wellicht niet raadzaam om humanist te worden, althans humanist van de moralistische soort. Als je vluchtelingenhaters de les gaat lezen, dan verharden ze zich en wordt de afkeer groter. Daarom volg ik liever het quodlibet dan de plicht tot universele liefde. Ik hoop dat mijn blogs in het teken van Plato staan, die altijd zal kiezen voor de aporie en het denken, onvoorwaardelijk.

Afbeeldingsresultaat voor the fragility of goodness


Geen opmerkingen:

Een reactie posten