Dit lijkt wel in strijd met wat ik net bij Foucault had ontdekt. Bij zijn schets van het neoliberalisme kwam hij behalve bij Hume ook uit bij Condorcet, die de keuze die aan de liberale economie ten grondslag ligt interpreteert als in dubbele zin blind, blind voor zijn voorgeschiedenis en blind voor zijn effecten. De vraag gaat zich nu wel opdringen hoe we beide zaken kunnen verenigen, het alziende panoptisme en de blinde keuze.
Zou Foucault iets over het hoofd hebben gezien? Ik fietste opnieuw naar de bibliotheek om die colleges nog eens in te kijken. Ik dacht daar zoiets te hebben gezien als het plaatsmaken van de disciplinering voor iets anders. En ja hoor, het liberalisme vraagt om iets anders dan het panopticum. Waar dit laatste gericht is op het wegwerken van de misdaad, van elke misdaad omdat die niet met de wet overeenkomt, is het nieuwe beleid gericht op de enforcement of law. Enforcement betekent dat de wet niet wordt gerealiseerd door de misdaad volledig weg te (willen) werken, maar door het gebruik van instrumenten waarmee de wet maximaal kan worden gerealiseerd. Daarbij kan dus ook een zekere tolerantie een rol spelen. Als de som van misdaden en het anti-misdaadbeleid doorslaat naar minimalisering van de misdaad en maximale wetsuitvoering, dan is een bepaalde hoeveelheid misdaad acceptabel.
We komen met het liberalisme dus veel meer terecht in waar wij Hollanders ons bedreven in weten, het gedoogbeleid. Gedogen van drugs heeft tot gevolg dat de prijs daalt, en dat de drugsgebruiker dus niet per se crimineel hoeft te worden om de (te) hoge prijs te kunnen opbrengen.
Misschien lees ik te snel en denk ik te simpel, maar ik zie toch echt dat Foucault hier (en elders) de disciplinering begrenst vanuit een andere realiteit, te weten de bestuursvorm of - kunst die wij West-Europeanen in het leven hebben geroepen om de liberale economie mogelijk te maken en maximaal te verspreiden in alle haarvaten van de samenleving. Uiteindelijk komt Foucault terecht bij de civil society als de grondvorm van het bestuur die je op een of andere manier altijd en overal zult aantreffen.
Een limietgeval van die civil society zou het individu kunnen zijn dat we dan wel anders moeten opvatten dan als de blind kiezende sukkel van Condorcet. Een potentiële kandidaat wordt in een aansprekend beeld door onze visionair Arnon Grunberg als volgt gefantaseerd:
'Zo stel ik mij de toekomst van het bekentenissenbeest voor: zwervend over de onherbergzame steppe leest en herleest hij zijn eigen boek, zichzelf telkens opnieuw interpreterend. Alle gehuurde oren heeft hij achter zich gelaten, hij is zijn eigen mond en zijn eigen oor, hij bekent voor niemand en dus voor iedereen.Mij spreekt dit beeld alleen al daarom aan omdat ik zelf zo ongeveer in die situatie zit, al schrijvend en lezend in mijn eigen blogs, bij verstek aan een gesprek waarbinnen deze blogs zouden kunnen functioneren. En laten we niet vergeten dat Grunberg de toekomst beschrijft, een toekomst die hij destilleert uit de genealogie van Foucault met een sterk accent op de doodsdrift.
Kijkend naar het verleden weet hij dat het nu nog maar op één ding aankomt: genoeg te hebben aan zichzelf.' (De Groene Amsterdammer, 21.2.2019, p.65)
Opmerkelijk genoeg - voor mij, Agambenfan - moet Grunberg voor zijn uitleg van de biopolitiek als doodsdrift even buurten bij een geestverwant van Foucault, te weten Giorgio Agamben. Diens homo sacer is volgens het Oud-Romeinse recht een man die niet geofferd maar wel gedood mag worden. Als de homo sacer ons dus kan helpen om te begrijpen waarom onze seks vervuld is van doodsdrift, gaat het om de mogelijkheid te worden gedood. Zelf spreekt Agamben van leven, en haalt hij het Griekse onderscheid tussen zoè (het naakte leven, het leven teruggebracht tot zijn minimale vorm) en bios (leven als zinvol samenhangend gebeuren) erbij om de levensvorm van de homo sacer beter te begrijpen. Ik kan maar niet geloven dat het deze homo sacer is die over de steppe van Grunberg (en de steppe van deze blogs) wandelt. Hij is vooral bezig met leven, overleven, zoeken naar eten en een stuk plastic om de ergste regen en kou tegen te houden. Kortom de mens waarmee Grunberg vertrouwd is als bezoeker van kampen.
Het is maar de vraag of we Foucault zomaar kunnen plaatsen binnen het paradigma van de kampmens. Ik heb sterk het idee dat zijn civil society voorafgaat aan het verschil tussen politieke gemeenschap en individu. Het individu kan door de civil society in zeer diverse vormen worden voortgebracht, als eenzame jager, romantische kunstenaar, bekentenissenbeest en homo sacer. Dat individu maakt dus deel uit van de samenleving. Foucault lijkt Ferguson bij te vallen als hij zegt: 'De sociale band heeft geen prehistorie, die band is permanent en onmisbaar.' (Foucault, De geboorte van de biopolitiek, p.384).
Ik ben Grunberg dank verschuldigd dat ik via zijn toekomstfantasie mijn zelfbeeld kan bijstellen, vooral door Foucault en Agamben opnieuw te lezen. Ben ik mezelf aan het ontcijferen en daarmee de dood aan het uitstellen? Ja, als ik dat doe, voorzover ik dat doe, ontcijfer ik een zelf dat als zodanig niet bestaat, als individu. Zoals Agamben op grond van taalhistorische onderzoeken en ideeën van vooral Benveniste concludeert: het zelf bestaat als se, niet in de nominativus. Er is dus steeds al iets of iemand voordat ik me tot mijn zelf verhoud, het zelf bestaat als verhouding, het is al sociaal.
Kan dat zelf wel genoeg hebben aan zichzelf? Ja, dat zou ik soms heel graag willen. Even geen civil society alsjeblieft. Ik fantaseer een toekomst waarin ik alleen nog maar blogs schrijf, voor mezelf. Ik heb het idee dat ik die situatie al veel verder ben genaderd dan Grunberg die echt overal is en door iedereen voortdurend wordt gelezen. Maar zelfs ik word zo'n tien à dertig keer aangeklikt, en streef dat blijkbaar na, al betaal ik daarvoor de prijs dat ik mezelf opdring aan u, en erger nog, dat ik daarmee het surveillancekapitalisme in stand houd, via de naam blogspot.
Maar misschien heeft Foucault in dat surveillancekapitalisme een deukje geschoten, met zijn verwijzing naar Condorcet en de dubbele beperking van de keuze die aan het liberalisme ten grondslag ligt. Shoshana Zuboff blijft geloven in een mooier kapitalisme dat is gebaseerd op een echte wil. Ze heeft misschien nog niet door dat het kapitalisme al lang geleden zijn grenzen heeft kunnen oprekken door het panoptisme te vervangen door de logica van enforcement. We mogen dus best overtredingen begaan, ook deze zijn geanticipeerd binnen de apparaten en verrekend in de algoritmes.
En zo verschuift onze aandacht weer langzaam naar de taal, naar de performatieve macht die inherent is aan de taal. Zolang we daarbinnen gevangen blijven, zullen we de grenzen van zaken als waarde, waarheid, leven en dood niet in zicht krijgen. We zijn dus aangewezen op de taal en de ontcijfering daarvan in het denken. Onze toekomstvisioenen zullen we gaandeweg aanpassen. Nu zien we nog het bekentenissenbeest door de steppe zwerven, zichzelf ontcijferend. Ooit zal het - volgens Agamben en Foucault - de transparante sociale praxis zijn, waarin is afgerekend met elk geheim dat achter de ontcijfering ons leven regelt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten