Dus: wat is mijn belang bij het lezen van de nieuwe Kuster?
Al lezend lukte het me maar moeilijk om contact te maken. De data vlogen me om de oren, feiten, gebeurtenissen, jaartallen, er viel haast geen peil op te trekken. Ik zou hier of daar een breekijzer kunnen zetten, maar jegens historici heb ik eerder gemerkt dat geduld loont. Het is mogelijk om historisch onderzoek tot het einde te volgen. Niet zelden rijst er een agenda uit de brij op, mijn eigen agenda.
Zo ook nu. Op de laatste bladzijden bleek ik met muziek van doen te hebben. Muziek in relatie tot onderwijs, de ziel, de taal en politiek. Hier ligt mijn kans om meer inzicht te krijgen in deze belangrijke agenda die door Agamben en anderen is uitgezet. Muziek in brede zin, als literatuur, ritmisch geordende taal, is wat we nodig hebben om onze depressieve stemming te keren. Zo kunnen we de term vertroosting volgens Harry zeker wel opvatten.
Boëthius leefde rond 500 n.Chr. Hij was een belangrijke functionaris, Harry noemt hem 'eerste minister', aan het hof van de Oost-Gotische koning Theodorik in Ravenna. Maar de politieke situatie was complex en bezaaid met wespennesten. Hoge bomen vangen veel wind. Boëthius verdedigde een der consuls die brieven had geschreven naar Constantinopel met de bedoeling beide rijksdelen met elkaar te verzoenen. Dat kwam Boëthius duur te staan. Zijn beroemde boek 'De troost van de filosofie' schreef hij in de gevangenis, wachtend op zijn executie.
In dit beroemde boek staat Boëthius het samengaan voor van de klassieke filosofie, met name het neoplatonisme, en het Christelijk geloof. Dat was niet nieuw, ook Augustinus had dit spoor al gevolgd. En hoewel Harry over Augustinus eerder uitvoerig heeft geschreven, gaat hij hier nauwelijks in op de verhouding tussen Augustinus, neoplatonisme en Boëthius. Naar de redenen kunnen we gissen, en ik laat ze voor wat ze zijn. Het neoplatonisme had voor Augustinus na zijn bekering afgedaan en wachtte op zijn momentum om Plato en Aristoteles binnen het Christendom terug te brengen. Dat gebeurde ook door Boëthius' tijdgenoot Pseudo-Dionysius de Areopagiet. Maar geen van beiden, Augustinus en Dionysius, stond zo sympathiek tegenover de klassieke filosofie.
Het ijkpunt van Harry is Thomas van Aquino. Die gaat in belangrijke opzichten door op de harmonisatie die Boëthius vele eeuwen eerder had voltrokken. Ben je vooral filosofisch geïnteresseerd, dan is er dus weinig reden om van Thomas terug te grijpen op Boëthius. Voor een historicus is dat veel begrijpelijker. Die zoekt relatieve terra incognita en laaft zich aan de data waar de filosofen gek van worden.
Toch vermoed ik dat Harry meer redenen heeft gehad om zich in Boëthius te verdiepen. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de depressie en treurige omstandigheden waarin de troost haar werk kan doen. Harry is in zijn boek discreet over zijn eigen situatie, en dat respecteer ik. Daardoor laat hij de lezer ook openingen om zich vanuit zijn eigen situatie met Boëthius te vereenzelvigen, of zelfs vanuit de collectieve depressie waarin we ons bevinden.
Die depressie, of 'melancholie', is zo hevig dat zelfs voor gelovigen de traditionele antwoorden tekortschieten. Jazeker, we mogen bidden en hopen. Maar dat gebed mist zijn kracht wanneer het niet wordt voorbereid door het begrijpen van wat er aan de hand is. Harry leest in Boëthius al het intelligo ut credam van Abelard. De filosofie biedt dus niet alleen troost, ze voert ons ook tot het geloof.
Ik kan me deels wel, deels niet met deze weg vereenzelvigen. Het traditionele geloof is voor mij iets van het verleden. Maar als ik mijn situatie overdenk, de in zijn vrije tijd bloggende filosoof als aanvulling op het werk als docent, dan zal de filosofie ook voor mij wellicht de betekenis hebben van troost. Een bevriende docent en filosoof zei me ronduit dat die filosofie voor mij compensatie biedt, voor wat ik in mijn werk mis. Compensatie, dat lijkt me een term die niet zonder betekenis is voor een psychoanalytisch ingestelde onderzoeker als Harry Kuster.
Zo wordt begrijpelijker waarom Harry met Boëthius de filosofie opzoekt. De tijden zijn moeilijk, en ons geloof schiet tekort. Ons hele leven zit vol met fouten. Daarom is het van belang dat we de juiste medicijnen inzetten. Eerst moet de patiënt worden genezen, voordat hij zich weer aan het geloof kan wagen. En dat genezen moet hij zelf doen. Zelfonderzoek, het zoeken van de juiste krachten in ons innerlijk. En dan kun je uitkomen bij Socrates, Plato en Aristoteles.
Het probleem van die filosofie is dat die je weer in nieuwe complexiteiten kan voeren. Kijk maar naar Plotinus, zo goed als afwezig in het boek van Harry. Complex, moeilijk... Denk alleen al aan de kwestie van de materie. Hoe kunnen we de materie zo denken dat we de opstijging naar het Ene of het Goede niet op voorhand blokkeren? Gelukkig reikt Thomas vanuit zijn latere inzichten ons de helpende hand. De ziel is geestelijk, door God geschapen. Maar voor Boëthius was deze exit ongeloofwaardig:
'Boëthius huldigt het standpunt dat een vorm zonder materie geen subject kan zijn, dit wil zeggen geen accidenten bezit, attributen die al of niet tot een subject behoren zonder de essentie van dit subject te beïnvloeden. Zijns inziens moet de ziel daarom materie bevatten.' (83)
Met deze redenatie lijken we ver verwijderd van de muziek. Toch zou er een samenhang kunnen bestaan tussen de vorm en de inhoud. Een redenatie kun je uit iemands tekst plukken en vooruit laten wijzen naar de latere, superieure Thomas. Maar dat lukt je minder met de taal. De geciteerde redenatie vinden we binnen een 'prosimetrische constructie', een afwisseling tussen proza en poëzie waarbij verschillende metra in het spel worden gebracht. We hebben dus behalve met een 'weg' via de filosofie naar het geloof ook te maken met muziek. En ik vraag me af of we muziek wel kunnen beschouwen als een weg, een weg die leidt naar een voorafgegeven doel.
Harry heeft waardering en aandacht voor de muziek, net als zijn held Boëthius. Op de laatste bladzijde voor de bijlagen komt hij dan ook uit bij de conclusie dat het geluid en ritme van de verzen cruciaal is voor de therapeutische werking van de tekst van Boëthius. Vandaar lijkt het een kleine, of zelfs geen, stap naar de liturgie. Kijken we om, dan blijken we in de kern deel te hebben uitgemaakt van een liturgie.
Kijken we nog verder terug, dan was die liturgie al aangekondigd in de eerste regel: 'Dit boek is een prijzing.' In een prominente, opvallende voetnoot verwijst Harry naar mijn blogs met de titel 'Prijzingen!'. Hier voel ik me rechtstreeks aangesproken. Ik voel me uitgedaagd om te bezien in hoeverre ik met mijn blogs, op zijn minst die van Prijzingen, maar zeker ook de Ideeën waarin we ons nu bevinden, vanwege de gemeenschappelijke connectie met Plato, in de liturgie van Harry Kuster bevind. Als misdienaar bij de Koster, of in welke rol dan ook.
Met mijn titel Prijzingen! verwijs ik niet alleen naar de genres van de hymne en de ode (die onlangs door David van Reybrouck weer zijn geactualiseerd), maar ook naar de economie. Ik bespreek er vooral literatuur en films. Anders dan recensies gaat het mij niet om het oordeel. Maar vanwege de economie is er wel zoiets als waardebepaling in het spel.
Hier voel ik een zekere sympathie, hoe weinig ik ook vertrouwd ben met Boëthius, maar met zijn taak als eerste minister:
'De koning droeg hem de hervorming van het muntwezen en standaardisering van maten en gewichten op, hetgeen economie en handel behoorlijk stimuleerde.' (p.16)Maar laten we niet te snel denken dat we met alle liturgie en prijzing ook meteen in het vertrouwen en de betrouwbaarheid terecht zijn gekomen wat betreft die economie. Ik had gezegd dat geduld loont, en dat blijkt hier al meteen. Lezen we verder:
'Het summum aan aanzien en macht was in zijn handen gelegd. Dit was tenminste symbolisch veelbetekenend omdat door die benoeming de schijn gewekt werd van hersteld vertrouwen van de koning in de Romeinse aristocratie, die zich regelmatig zichtbaar door pro-Byzantijnse sentimenten in de senaat liet leiden, dit betekent door sympathie voor de keizer in Constantinopel.' (p.16-17)Ik had al verklapt hoe dit afloopt. Boëthius wordt meegezogen in deze sympathie of de schijn ervan, symbolisch minstens. De Oost-Gothische koning Theodorik was al oud en er werd al gespeculeerd over zijn opvolging. Wat was het aanzien van Boëthius en Theodorik waard in deze onzekere tijden?
En zo blijven we zoals in elk symbool, ook het symbolon van een paar decennia eerder, en het halve tweeluik uit mijn vorige blog, zitten met twee helften. Aan de ene kant is er het geloof van een ziel die zich voorbereidt op zijn ultieme ontsnapping in de handen van de Eeuwige. Aan de andere kant is er de klassieke filosofie die met zijn metra en ritmes troost moet bieden. Aan de ene kant is er de schrijvende gevangen christengelovige die zich verzoent met de klassieke Oudheid, met Rome en Athene, aan de andere kant is er de keizer die zich nergens mee hoeft te verzoenen omdat hij met zijn glorie zijn onderdanen kan blijven verblinden.
Tijd om vanuit deze blogserie Ideeën eens een prijzing te wagen. Ik prijs Harry Kuster met zijn nieuwe boek omdat hij zich met zijn liturgische gebaar waagt in de wespennesten van de filosofie. Hoe betreed je dat gebied als historicus en docent? Ik zou zeggen: met honing. Dat gebaar is al eens voorgedaan door Lucretius (p.35), maar Harry sluit zich voor zijn honing liever aan bij Basilius van Caesarea (bijgenaamd de Grote) die weer Seneca volgt. Uit de klassieke literatuur moet je alleen de passages puren die verenigbaar zijn met het christendom. Moreel goed.
Maar die passages zijn nog geen ideeën, geen standaarden die ons in staat te stellen de waarde te peilen van dat moreel goede in deze wereld. Daarvoor moet je soms in een munt bijten, bijten totdat hij waardeloos wordt, je moet zelfs zo ver gaan, duikend in de materie, dat je afstand moet doen van je ideeën en je ideeënleer, zoals Plato in zijn Parmenides, en zoals Aristoteles bij al zijn prijzingen van zijn leermeester.
Al die tijd hebben we troost nodig, muziek ter bemoediging.
Boëtius (Feijenoord) heeft het zichtbaar moeilijk
Geen opmerkingen:
Een reactie posten