Kunnen we met ideeën onze kwetsbare democratie redden? In deze blogserie heb ik me met de titel Ideeën tot de ideeën verplicht, met name die van Plato. Ik ben uiteraard niet de enige die met deze vraag zit. Het is ook een belangrijk motief in de roman Alkibiades van onze grote schrijver Ilja Leonard Pfeijffer. Hij is geen filosoof, en in zijn roman is Plato afwezig. Maar het draait ook bij Pfeijffer om de politiek. En meteen al voert hij - net als Plato - Socrates op om de filosofie te personificeren.
Een eerste antwoord zou kunnen luiden: nee, met ideeën kun je de democratie niet redden. Je kunt nog zo'n geweldige ideeën hebben, die moet je juist in een democratie als stem inbrengen, of als mening waarmee je de stemmen van anderen kunt beïnvloeden. Met het gevolg dat je stem verdwijnt in de enorme stemmenveelheid. Je kunt je invloed wel vergroten door bijvoorbeeld een heel dikke roman te schrijven, die je laat hypen door een uitgever. Maar het publiek vindt die roman al gauw té dik, en zal al lezend ontdekken dat het lezen je moeite kost. Je onttrekt je niet aan een soort wet van communicerende vaten. Hoe gecompliceerder, hoe minder impact.
De lezer ontdekt opnieuw dat je heen en weer getrokken wordt tussen burger en denker. Vroeg of laat zie je dat je geen van beide bent. Geen filosoof, omdat je daarmee te weinig impact hebt op de politiek, en geen burger omdat... ja omdat je je schaamt voor de filosoof. En zo kan het dat Pfeijffer zich in zijn roman laat vertegenwoordigen door een leerling van Socrates die zich tegenover hem schaamt, en zijn roman al meteen opent met die schaamte.
Daarmee sluit Pfeijffer aan bij zaken die als rode lijnen door mijn blogs lopen. Dat is geen toeval, want schaamte is een hoofdmotief bij filosoof Levinas, zeker zoals die wordt gelezen door Agamben, en beide zijn zich goed bewust van de waarde van Socrates zoals gezien door de ogen van Plato. Het is dan ook geen toeval dat ook Agamben vroeg of laat uitkwam bij Alcibiades. Ik memoreer even Agambens hypothese in L'irrealizzabile (waarin hij Lampert en Planeaux volgt) dat Alcibiades de ongenoemde vierde man moet zijn die in Plato's boek Timaeus niet komt opdagen. Timaeus, het late en beslissende boek voor de filosofie van Agamben en wellicht ook van Plato zelf. Ik had er al twee eerdere zomervakanties aan besteed, en kom - enigszins tot mijn verrassing - tot de ontdekking dat ik ook via de roman Alkibiades weer bij dat Timaeus uitkom.
Alcibiades was de strateeg die het initiatief nam tot de militaire expeditie van Athene tegen Sicilië. In het boek Timaeus vertegenwoordigt hij, zelfs als afwezige deelnemer, een perspectief van gelijke aard als de andere drie. Timaeus is afkomstig uit Locris, een stad die in de oorlog partij kiest voor Sicilië, en heeft daar belangrijke ambten bekleed. Critias is leerling van Socrates in Athene en berucht als leider van de Dertig, de groep die na de oorlog door Sparta in Athene is neergezet en daar een schrikbewind voert. Hermocrates is de legerbevelhebber van Syracuse. Zo staan er, Alcibiades meegerekend, twee generaals tegenover twee magistraten, en twee vertegenwoordigers van Athene tegenover twee van Sicilië.
Agamben wil met zijn hypothese twee punten maken. Hij wil ermee onderstrepen dat het boek Timaeus grotendeels over natuurkunde gaat, maar een politieke inzet heeft. Daarnaast zit er iets archetype-achtigs in het getal vier. Zo kan Agamben in zijn filosofie doorschakelen van de driedeling ideeën, waarnemingen en chora naar de theologie. Dat doet hij erg snel, waardoor het lijkt dat Alcibiades er als Atheense strateeg niet meer toe doet.
Ook moeten we iets met zijn afwezigheid. Agamben lost dat op door te verwijzen naar Symposium, het boek van Plato waar mannen om de beurt hun visie op liefde uiteenzetten. Als Socrates klaar is, komt Alcibiades stomdronken binnenvallen en geeft ook hij zijn visie op liefde, toegespitst op zijn verliefdheid op Socrates. Alcibiades is de man die te laat is, maar niet structureel afwezig. In Timaeus is hij wel afwezig, en daarover moeten we zeker nadenken. Ik zet het op mijn todolijstje.
Misschien hebben we nu wel een cliffhanger waarmee we iets meer vat krijgen op de manier waarop mijn rode draad opduikt in de roman van Pfeijffer en wie weet kunnen we zelfs een extra stap zetten, waarmee mijn blogserie toch ook een beetje deelt in de ambitie van samenhangen ontdekken die ook domineert in de roman. Alcibiades is de man met prachtige ideeën, maar hij komt te laat. Dat is zeker ook wat er gebeurt in de roman van Pfeijffer. Als zijn ideeën na lange omwegen in de vorm van papyrusrollen in Athene aankomen, hebben de democraten weer de macht gegrepen (na het schrikbewind van Critias cum suis) en duurt het niet lang meer voordat ze Socrates executeren. (Bij die executie is zoals we weten Plato weer de opvallende afwezige.)
Omdat de aankomst van Alcibiades' ideeën te laat komt maar wel verteld wordt in de roman, kunnen we de roman misschien duiden als het verslag van dit te laat komen en wat het betekent voor de democratie. Ideeën kunnen de democratie redden, maar ze komen te laat. Toch zijn ze er op een bepaalde manier wel, en de manier waarop ze er zijn moeten we zoeken in dat bijzondere mengsel van schaamteloosheid en schaamte waarop Alcibiades het patent lijkt te hebben.
Laat ik me in deze blog beperken tot de schaamte voor Socrates die Alcibiades bekent op zijn openingsbladzijde in de roman en hoe Pfeijffer die laat terugkomen in het vervolg. Hier de openingszin:
'Ik heb niet de reputatie dat ik snel geneigd ben tot schaamte en hoewel ik begrijp dat ik deze reputatie met mijn daden vaker heb gevoed dan ontkracht, heb ik ooit een man gekend die in elk opzicht zo evident superieur aan mij was dat ik mij schaamde zodra ik hem zag en ik vraag jullie mij te geloven als ik zeg dat ik op sleutelmomenten in mijn leven, toen ik mij gedwongen zag beslissingen te nemen die bepalend waren voor mijn carrière en voor de toekomst van onze stad, zijn satyrkop met wijd opengesperde neusgaten en uitpuilende ogen voor mij zag en werd vervuld van schaamte bij het besef van mijn eigen ontoereikendheid.' (p.8)
Alcibiades spreekt hier de 'mannen van Athene' toe in een gebaar dat sterk herinnert aan de verdedigingsrede van Socrates bij zijn proces, dat weer jaren plaatsvindt na het schrijven van deze regels. Gaandeweg verandert de apologie in een soort waarschuwing aan de burgers dat ze moeten oppassen voor het populisme, waardoor de democratie kan afglijden naar een ochlocratie (de massa regeert) en de tirannie. Nog weer later krijgt Alcibiades door dat zijn waarschuwing misschien niet op tijd doordringt tot de burgers, en verandert zijn toespraak in een geschreven getuigenis voor zijn nabestaanden. Zo kunnen we denken dat wij zelf de adressanten zijn, ook al omdat het populisme ook in onze tijden de democratie weer bedreigt. Apologie, waarschuwing en getuigenis vloeien zo ineen tot een verwijzing naar schaamte, maar wel een schaamte die wordt bekend, en waarbij Alcibiades kan teren op zijn reputatie van publieke figuur die voortdurend spreekt met zijn invloedrijke woorden en indruk maakt met zijn militaire acties.
Waarom zou Socrates superieur zijn aan Alcibiades? Zeker, hij is ook een publieke figuur en heeft zelfs indruk gemaakt als militair in gevechten, zoals Alcibiades in Symposium vertelt. Het verschil zit hem ongewijfeld in de relatie tot de waarheid die Socrates voorstaat en belichaamt. Al in de geciteerde openingszin lijkt Socrates de waarheid te belichamen doordat hij met zijn lelijke kop en rare ogen afstand neemt van de uiterlijke schijn. Daarmee lijkt hij wel een belangrijk wapen te missen om de mannen van Athene te overtuigen van zijn waarheid. Daarom is ook weer niet helder hoe juist Alcibiades Socrates kan zien als superieur aan hemzelf.
Gelukkig
verkeerde Alcibiades af en toe in de omstandigheid dat hij gewoon met
Socrates kon praten en het met hem over onze kwestie kon hebben.
Eigenlijk had hij daar geen zin in. Socrates verkeerde volgens hem in
een luxepositie als hij over rechtvaardigheid nadacht, terwijl de
militairen zoals hijzelf het vuile werk moesten opknappen. Zijn vrouw
van dat moment, Timandra, dringt erop aan dat hij toch Socrates opzoekt.
Daarmee hebben we een belangrijk motief te pakken dat weleens ook in
ruimere zin een opening kan creëren in ons dilemma. Alcibiades laat zich
overtuigen door de vrouw van wie hij houdt (ook eerder al door zijn
vroeg overleden echtgenote Hipparete), zodat die een soort Diotima
voor hem wordt, de priesteres die in Symposium Socrates alles bijleert
over liefde. Zo wordt Alcibiades al een beetje Socrates voordat hij hem
opzoekt. Misschien is de strategie van Alcibiades dus dat hij vrouw
wordt om Socrates te worden, en door Socrates te worden zijn schaamte
effectief kan inzetten voor de democratie.
Socrates legt in zijn gesprek met Alcibiades een verband tussen waarheid en retorica. Ook als je de burgers met leugens wil overtuigen, heb je meer kans naarmate je leugens meer lijken op de waarheid. Die waarheid is alleen al daarom belangrijk voor de democratie. Nee, zegt Alcibiades. Of liever gezegd ja, je leugens kunnen zozeer lijken op de waarheid dat ze meer succes hebben dan die waarheid. Het probleem is dus niet alleen dat politici onwaarschijnlijke leugens verkopen, maar de kunst beheersen om uiterst waarschijnlijke leugens te verkopen.
Waar staat Alcibiades nu zelf in deze controverse? Hij zegt dat hij geen verplichting heeft jegens de waarheid, hij wil de wereld graag veranderen. Hier stuiten we op de bekende positie van Marx die we in vorige blogs hebben verkend. Daarmee lijkt Alcibiades wel voorgoed afstand te nemen van zijn leermeester. Die blijft geloven dat je niet alleen de waarheid kunt kennen (de ideeën) maar daarmee ook kunt optreden in de volksvergadering. Alleen, en daar lijkt toch Alcibiades weer een punt te hebben, dat heeft Socrates niet gedaan. Hij stapt er een beetje laconiek overheen, zo lijkt het. Hij zegt het naar het lijkt met ironie: als hij vaker naar de volksvergadering was gegaan had hij zich kunnen laten betoveren door de geweldige redevoeringen van Alcibiades. Alcibiades is slim genoeg om te begrijpen dat Socrates maar door één ding betoverd wil worden, en dat is de waarheid. Het is dus de liefde voor de waarheid waardoor Socrates superieur is aan Alcibiades en waardoor deze zich schaamt.
Het is echter maar de vraag of Alcibiades zichzelf recht doet met zijn schaamte. Hij had gezegd dat hij de wereld wilde veranderen, maar ook dat hij dit deed met zijn blik op de horizon, waarachter 'nieuwere en betere waarheden gloren' (p.529). Is hij dus niet evenzeer of nog sterker gericht op de waarheid? En brengt dus zijn schaamte hem niet juist dichter bij die waarheid? Het gaat hier om de waarheid van de toekomst, de mogelijkheid tot de waarheid, de waarheid van de mogelijkheid.
Hiermee komt Alcibiades dicht in de buurt van Agamben, die de mogelijkheid in navolging van Aristoteles wil zien als een vorm van zijn die niet te reduceren is tot de realisering ervan. En wie zal ontkennen dat je ook bij falende acties, of juist door falende acties, de mogelijkheid kunt openhouden voor de democratie van de toekomst, zoals Agamen dit zou noemen, de gemeenschap op komst (communità che viene)?
Ook aan Derrida (La pharmacie de Platon) moest ik denken, bij de derde etappe waarin de ideeën van Alcibiades aankomen bij Socrates. Alcibiades is dan zelf inmiddels overleden bij een moordaanslag, maar zijn weduwe Timandra vult zijn teksten aan en brengt ze naar Socrates. Die herhaalt tegenover Timandra zijn theorie van Phaedrus dat het geschreven woord onbetrouwbaar is. Mensen kunnen het altijd misbruiken. Daarom lijkt hij weinig waarde te hechten aan de teksten van Alcibiades. Interessant is dat Socrates hier de naam Callicles noemt, de sofist die in het boek Gorgias met Socrates discussieert over macht en waarheid. Socrates neemt met zijn wantrouwen jegens het geschreven woord in feite de positie van Callicles over dat filosofen macht niet kunnen hanteren. Socrates ziet zichzelf als clown.
Heeft Socrates daarmee afgedaan als leraar? Die taak neemt hier aan het eind van de roman de vorm aan van de kwestie of Socrates op verzoek van Alcibiades en Timandra hun kleine dochter Laïs wil opvoeden. Dat lijkt hij af te wijzen: hij zou alleen maar verliefd worden op dat meisje, hij is oud en toegewijd aan de filosofie. Toch gebeurt er iets positiefs, dat Timandra als volgt verwoordt:
'Sokrates en Laïs leken voor elkaar gemaakt. Zij werden dikke maatjes en ik kon er zelfs bijna jaloers op worden hoe moeiteloos zij elkaar begrepen. Ik mocht vaststellen dat ik de eerste van de drie beloften die ik Alkibiades na zijn dood had gedaan, had ingelost. Overigens raakte ik ook zelf bijzonder gesteld op het koddige gezelschap van Sokrates en op de conversatie met hem, die altijd getuigde van oprechte belangstelling voor mijn opvattingen. Na Alkibiades was Sokrates de enige man die ik ooit heb ontmoet die in staat was om met een vrouw te praten.' (682)
En dat niet alleen, het zou ook kunnen dat Timandra iets begrijpt wat voor Alcibiades moeilijker te begrijpen was. Bij hun gesprek had Socrates de positie van Alcibiades overgenomen, door hem - zij het met ironie - te laten merken hoe verleidelijk en betoverend zijn redevoeringen waren. Alcibiades schaamde zich daarvoor, maar misschien had hij kunnen inzien dat hij zich niet had hoeven te schamen. De waarheid is niet iets wat je hebt, het is iets waarvan je kunt houden. En dat doe je door met vrouwen te leren praten. En dat kun je weer leren van vrouwen.
Dat is voorlopig de draai die ik geef aan het Diotima-complex in de roman van Alkibiades.
Blijft de vraag hoe we daarmee de democratie kunnen redden, en dan ook nog met onze ideeën. Ik neig ertoe Agamben te volgen die Plato weer volgt die later, en anders dan Alcibiades, Sicilië bezoekt en erachter komt dat je met filosofie politiek leiders niet moet willen overtuigen als die zich niet laten overtuigen. De filosoof moet kiezen voor de waarheid, ook als dat ten koste van de macht gaat. Dat betekent weer niet dat je als filosoof geen ideeën kunt hebben over democratie. Integendeel, juist door niet de rol van politiek leider te spelen kun je de democratie een dienst bewijzen. De sleutel daartoe ligt in de vriendschap, zoals ook Aristoteles later zal inzien.
Misschien hebben we die vriendschap iets te vaak gezien, mede onder invloed van Aristoteles, naar het model van de vriendschap van militairen. Samen strijden voor een betere wereld. De wereld veranderen in plaats van haar te begrijpen. Ook daardoor stapten we over op het model Habermas. Als je maar met elkaar praat zal die betere wereld er vanzelf wel komen. De waarheid duikt vanzelf op uit onze gesprekken, als we maar willen afzien van de macht.
De positie van Pfeiffer in zijn roman is toch weer anders. Hij gelooft in vriendschap naar het model van de liefdesrelatie. Je kunt met vrouwen gewoon praten en iets van hen leren. Je kunt zelfs - zoals Alcibiades - gewoon verliefd worden op Socrates, je schamen en - je schaamte overwinnend - met Socrates filosoferen over de betekenis van die schaamte. Belangrijk is dat je je in die ander verdiept, niet omdat het je plicht is maar omdat je het prima met elkaar kunt vinden.
De instituties en wetten zijn natuurlijk ook belangrijk. In een uitvoerige en boeiende bespreking van Pfeijffer komt Kees Alders daarbij uit. Democratie moet niet ten prooi vallen aan verhitte passies en de waan van de dag. Je moet de instituties verstevigen. Maar helaas, denk ik dan, heb je in de democratie te maken met een volk, en precies dat volk moet die taak uitvoeren. En dat was nu juist het probleem. Als je wil dat het volk de instituties verstevigt, moet je dat volk opvoeden. En de tragiek is nu juist dat de opvoeder te laat komt. Hij komt via zijn knisperende papyrusrollen of met een dikke ingewikkelde roman.
Opvoeding, daar hebben vrouwen soms meer verstand van. Het is een rare combinatie van toewijding en dwaasheid. Timandra bracht haar dochtertje bij Socrates omdat haar overleden man dat aan haar had gevraagd. Het meisje Laïs groeit op tot de beroemde courtisane, hetaira, het vrouwelijke woord voor kameraad of maatje. Ze was in staat om met mannen de liefde te bedrijven maar ook om met hen te praten. Misschien hebben die mannen van haar geleerd hoe je met elkaar kunt praten, om elkaars maatjes te worden, in schaamte en schaamteloosheid. Dat kan je van pas komen in goede en zelfs in slechte instituties.
En zo rangschik je jezelf onder dezelfde groep waar je kritiek op hebt.
BeantwoordenVerwijderenDat heet democratie
Verwijderen