zaterdag 17 april 2021

Diotima stelt de epidemie uit - Plato's Symposium herlezen

Bij Plato weet je nooit waar je aan toe bent. Hij schrijft wat Socrates heeft gezegd, en we moeten er maar op vertrouwen dat Socrates dat echt heeft gezegd. Of niet natuurlijk, we kunnen het ook gewoon opvatten als aanleidingen tot overdenking, en tot het schrijven van blogs als deze. Allemaal prima. Maar laat het nu diezelfde Socrates zijn die ons echt aanspoort om de waarheid te zoeken.

Mijn platonische liefde, de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben, gaat nog een stap verder. Hij raadt jongeren aan om te getuigen van de waarheid. Dat getuigen is eveneens een sterke figuur bij Plato. Socrates was verwikkeld in een proces, waar eveneens zijn verhouding tot jongeren in het geding was. Hij roept er (in Apologie) de god (Apollo) zelf op als getuige, waarmee hij een andere aanklacht ontkracht, namelijk dat hij de godsdienst niet zou eren. Het probleem is echter dat de enige manier om Apollo in te zetten als getuige erin bestaat dat je gaat zoeken naar de waarheid.

Dat is dan ook wat Socrates doet. Er komt een merkwaardig resultaat uit zijn speurtocht. Hij ontdekt dat mensen denken iets te weten, maar dat dit bij nader inzien niet klopt. Het resultaat is dus dat Socrates als enige weet dat hij niets weet. Een merkwaardige waarheid, want waarom zouden we het getuigenis van iemand moeten accepteren die toegeeft dat hij niets weet?

In een ander boek, Symposium, lezen we dat Socrates zich opnieuw beroept op een religieuze autoriteit. Ditmaal niet een orakel, maar een priesteres (Diotima geheten) die hem in zijn adolescentie wegwijs had gemaakt in de liefde en de filosofie. Socrates vertelt het temidden van zijn vrienden, waarbij iedereen om de beurt vertelt wat hij verstaat onder liefde. Maar waar Socrates in zijn andere dialogen zelf het hoogste woord heeft, neemt hij in zijn verslag van zijn gesprek met Diotima de ontvangende houding aan, met teksten als: 'Zeker', 'inderdaad ja'.

De overeenkomst met Apologie is dat de liefde hier het voorwerp van onderzoek is, en niet een verworven bezit. Sterker nog, als we al iets weten over de liefde, dan is dat zelf ook een 'gemis'. De paradox wordt nu nog intenser. Socrates had hem al aangekondigd in reactie op Agathon (ik volg de vertaling van Koolschijn): 'Dus als Eros het mooie mist, en het waardevolle mooi is, zal hij ook het waardevolle wel missen.' En dat is niet zo omdat Socrates het zegt, maar omdat het de 'wáárheid' is.

Is Diotima nu de link met de goden die deze waarheid moet bekrachtigen, als een getuige? Daarvoor is ze niet betrouwbaar genoeg, lijkt me. Het enige dat Socrates over haarzelf kwijt wil is dat ze uit Mantinea komt, een werkelijk bestaande stad op de Peloponnesos, maar die je evengoed kunt duiden als 'Voorspellingsstad' of iets dergelijks. Die Diotima had verstand van Eros en veel andere zaken, en die de Atheners ooit, nadat ze geofferd hadden, tien jaar uitstel van de ziekte had gebracht. De lezer is misschien even nieuwsgierig als de vrienden van Socrates bij het symposium, maar misschien zijn die vrienden ook wel helemaal niet zo nieuwsgierig, want ze onderbreken Socrates niet en laten hem doorpraten over zijn gesprek met Diotima.

Een mogelijke verklaring van dit gebrek aan nieuwsgierigheid is de afspraak dat de vrienden om de beurt hun visie op de liefde vertellen, en elkaar dus niet onderbreken. Zelf denk ik eerder dat we dat gebrek moeten uitleggen volgens de gewoonte van Plato om voortdurend afstand te creëren. De essentiële bronnen zijn vaak iets van lang geleden, verteld door vrienden en vrienden van vrienden, familieleden van overledenen etcetera. Het opwerpen van rookgordijnen dus. Plato is tot op zekere hoogte zelf een sofist, iemand die ons ergens van wil overtuigen, waarbij je voortdurend wordt afgeleid en daarom maar geneigd bent toe te geven.

Maar waarvan zou Plato ons dan willen overtuigen? Of: waarvan wil hij getuigen? Misschien van iets dat altijd ergens tussenin ligt. Ergens tussen inzicht en domheid bijvoorbeeld. Filosofie heeft iets met liefde te maken, omdat je nooit in het bezit bent van datgene waar je van houdt. En daarmee dring je je dan weer op bij de dommen, die helemaal geen behoefte hebben aan inzicht, omdat ze niet doorhebben wat ze missen. Er zit dus iets missionairs in Plato, wat we kennen uit zijn grotvergelijking, waar hij zelf ook wel inziet dat je je als docent altijd belachelijk maakt als je onwetenden wil uitleggen hoe de dingen zitten.

Maar dat zou waarschijnlijk niet gelden voor Diotima. Zij maakt zich niet belachelijk, althans niet voor Socrates volgens Plato. Waarom niet? Omdat ze haar best doet om Socrates te overtuigen met argumenten. Maar via die argumenten worden we met Socrates gevoerd naar iets anders, naar de idee van het mooie, van schoonheid, harmonie. Als je iemand ergens van probeert te overtuigen, heb je alleen kans op succes wanneer iemand die inzichten al ergens heeft, en ervoor openstaat. Schoonheid noemt Diotima de godin die toeziet en helpt bij de geboorte.

Ik ben geneigd die Schoonheid in verband te brengen of zelfs te identificeren met de godin Artemis, de tweelingzus van Apollo, waardoor we opnieuw weer stuiten op een lijn die ik in ander verband tegenkwam. De godin van de jacht heeft zelf de gelofte van kuisheid afgelegd, maar heeft de zorg voor zwangerschappen. Misschien, denk ik nu, neemt zij de plaats in van de derde, van de getuige. Ze moet ervoor zorgen dat het goddelijke in contact komt met het sterfelijke, want zonder schoonheid bestaat het gevaar dat het goddelijke zich terugtrekt en het niet tot verwekking komt.

De argumenten van Diotima zijn complexer dan ik nu weergeef, maar misschien waren ze zelfs nog complexer dan hoe Plato ze via Socrates weergeeft. Laten we niet vergeten, ook in het schrijven van Plato moet een verwekkende kracht schuilen die bij mij pas kans van slagen heeft wanneer er zoiets als schoonheid aan te pas komt. Prachtig, al die complexiteit, maar nog mooier is het wanneer we er een beetje lijn in zien en het gevoel krijgen dat er iets stroomt, richting waarheid en weer weg, richting onwetendheid.

Er zijn twee of drie dingen die me, ook met het oog op Agamben, intrigeren wanneer ik deze passage uit Symposium herlees.

Het eerste is dat ik Diotima mis in Agambens boek over Hölderlin, de bijnaam van zijn geliefde Suzette en personage in de briefroman Hyperion. Waarom ontbreekt ze in Agambens boek over de waanzin van Hölderlin nagenoeg? Of moeten we de uitspraak van de waanzinnige Hölderlin serieus nemen dat Diotima hem drie zonen heeft gegeven: een is paus geworden, een andere sultan, de derde keizer van Rusland? Hölderlin voegt eraan toe, in het dialect: Ond wisset Sie, wies no ganga ischt? Närret ischt sie worde, närret, närret, närret. (gecit. p.173).  (En weet u hoe het gegaan is? Gek is ze geworden, gek, gek, gek.) Misschien zit er meer betekenis in deze uitspraak en de manier waarop Agamben deze opvoert in zijn boek. Agamben, fanatiek Plato-lezer, zal zeker gedacht hebben aan Symposium. Je zou bijvoorbeeld het volgende kunnen bedenken: Agamben zwijgt hier over Plato, omdat hij zich heeft opgesloten, in coronatijd, met Hölderlin. De gekke Hölderlin is zijn Diotima geworden, en de gekke Hölderlin ziet in zijn Diotima nu een lerares in de waanzin. In zijn waanzin legt hij een verband met het zwijgen ('praat me niet van Diotima!') en met de politiek, de zonen die samen Europa moeten gaan besturen (dit lijkt op het waanzinnige plan van de Russische filosoof Solovjov, die eveneens over Diotima heeft geschreven, iets dat ik helaas moet bewaren voor een andere blog).

Het tweede is de intrigerende link met de armoede die Plato in Symposium naar voren brengt, een hoofdthema van Agamben in zijn politieke filosofie, ook in verband met de liefde. De toekomstige politiek moet gebaseerd zijn op liefde voor mensen zoals ze zijn, en op de ervaring van de wereld als iets dat niet kan worden toegeëigend. Diotima in Symposium legt uit dat Eros zelf zoon is van Succes en Armoede. Zelf is hij een combinatie van beide. Hij is arm, maar heeft het, net als zijn vader Succes, gemunt op alles wat mooi en waardevol is. Maar nooit krijgt Eros dat waardevolle in zijn bezit. Als hij het heeft, stroomt het weer weg. Armoede is dus niet dat je nooit succes hebt, maar dat het succes, net als de waarheid, altijd weer wegstroomt. Hier ligt de weg open voor een marxistische interpretatie van Plato waarbij niet arbeid of rijkdom de basis voor de economie vormt, maar liefde en armoede. Waarbij het opnieuw een raadsel is waarom Agamben die link zelf niet legt, als Plato-liefhebber.

Is er nog een derde punt? Tja, die ziekte die Diotima weghield bij de Atheners, tien jaar lang. We weten er niets van, dit gegeven wordt niet bevestigd uit andere bronnen. Maar het is voor ons, hier in onze lockdown wel van belang. We hebben sterke behoefte aan iets waarmee we de corona verder voor ons uit kunnen schuiven, een vaccin of een levensvorm. Misschien helpt het om dit raadsel op te lossen wanneer we Diotima leren kennen uit wat ze zegt en doet, bij Plato of elders. Ik moet dan denken aan de afsluitende woorden van Diotima, wanneer ze Socrates leert dat hij de liefde kan uitbouwen vanuit de jongensliefde. Daar begint het, maar vervolgens verlang je vanuit die ervaring naar andere, niet-lichamelijke en onvergankelijke zaken. Misschien kunnen we zo ook het afsluitende verhaal van de dronken Alcibiades beter begrijpen. Hij vertelt hoe hij ooit naast Socrates in een legertent sliep, en verliefd op hem was. Maar Socrates gaf geen sjoege, en toen Alcibiades weer opstond was het precies alsof hij met zijn vader had geslapen of met een oudere broer.

Als ik nu eens een verband leg tussen het uitstel van de pandemie en het afstand houden van Socrates, is dat dan te ver gezocht? Een afstand die niet voortkomt uit gebrek aan liefde, maar uit de liefde zelf? Een liefde die niet, zoals vaak wordt gedacht, de afstand tot uitgangspunt heeft, maar de liefde zelf, en de schoonheid die als getuige of koppelaarster helpt om de bevruchting alsnog te stand te brengen?

Helaas heb ik de waarheid niet in pacht, ik kan alleen zeggen dat dergelijke invallen haast te mooi zijn om waar te zijn, en de filosoof weet meteen ook wat er lelijk aan is: liefde via afstand is ook de ervaring van de online communicatie, en het verbod op lichamelijk contact dat met een beroep op Plato door met name het christendom tot veel ellende heeft geleid.

The New York Sleeping Eros: A Hellenistic Statue and Its Ancient Restoration

Geen opmerkingen:

Een reactie posten