zondag 21 maart 2021

De steunpunten van Thomas Bernhard - Korrektur gelezen

Ineens bedenk ik me dat dit ruwe tekst is. Een tijd geleden dacht ik meer in termen van een kristal, omdat er visies worden veranderd door de breking van het licht, en elk vlak overeenkomt met een perspectief. In mijn vorige blog verkende ik de visie van Safranski dat de gedichten van Hölderlin vooruitlopen op het perspectivisme van Nietzsche. Dat vond ik onbevredigend, en daar kwam ik achter toen ik op de Carolinaberg door een van de dertien lanen naar de bank liep, met die raadselachtige, hermetische spreuk 'door te veranderen verander ik niet'. Juist, het kristal dus, zou je denken.

Maar dan, zo lijkt het, met een harde onveranderlijke kern, het 'ik'. Kijken we naar het Latijn, mutando non mutor, dan is die ik veel minder prominent. Mutor is een passieve vorm met actieve betekenis. Die passieve vorm doet denken aan het Griekse medium, iets tussen actief en passief in. De Italiaanse filosoof Agamben citeert soms Spinoza die zich nog uit de taal van zijn joodse voorouders, het ladino, het woord pasearse herinnert, 'zich wandelen'. Ik wil maar zeggen: als ik daar op die bank op de Carolinaberg zit, dan ben ik niet het centrum van de wereld, met mijn blik volg ik evengoed de lanen die van me weglopen, me in dertien landschappen brengen.

Mutatis mutandis geldt dat ook voor deze blogs, die me bij diverse teksten en werelden brengen. Het lijkt of ik ze met elkaar verbind, maar wat ik doe is eerder een poging om een vriendelijk gebaar terug te maken naar andere teksten, en zelfs - geïnspireerd door de bezoeker van de gekke Hölderlin, Christian Schwab - mezelf in een toestand van ongedwongenheid te brengen, iets van mijn verkramping tijdelijk te verminderen.

Daarbij kan het helpen om gebruik te maken van de muzikaliteit van de taal. Mijn ritme is dat van de opmaat (iets van mezelf), de allusie naar de andere tekst, de keuze van een citaat en het zoeken naar die ene gedachte waarbij ik een zekere nabijheid voel. Niet dat ik die gedachte raak, het is eerder een schampen, of het zoeken naar de juiste afstand, bijvoorbeeld anderhalve meter, waarbij ik iets van resonantie voel, een gelijkgestemdheid. Ik hecht ook aan een ritme, van ongeveer gelijke alinea's, en een klein beetje aan zulke eenvoudige zaken als ringcompositie, mits niet te geforceerd.

U weet, ik heb die muzikaliteit via Agamben en mijn afscheid van mijn muzikale opvoeding opgezocht, vorig jaar. Het bracht me bij de erkenning van een soort eenzaamheid, een eenzaamheid die ik misschien te lang als probleem heb ervaren, maar waarin ik nu met iets meer moed probeer te verblijven, te wonen. Deze blogs helpen me daarbij, al weet ik nog niet precies hoe.

Een spoor of spoortje dat ik in deze blog wil volgen herken ik in een oude foto van die bank op de Carolinaberg, die ik op de Wikipediapagina vond:

In plaats van de huidige beuk stond er een linde. Ik vind geen informatie over de houten elementen tussen de bank en de boom, de opstaande, gegroepeerde stammetjes of planken. Wel valt me de kegelvorm op.

Die valt me des te meer op (dit is een bruggetje) omdat ik toevallig net de roman van Thomas Bernhard aan het lezen was, Korrektur. Daar draait alles om een man die een woning ontwerpt in de vorm van een kegel. Deze man lijkt in veel opzichten het tegendeel van mij, van mezelf als schrijver van deze blogs. Hij blijft steeds schaven aan zijn ontwerp, correctie na correctie. Geleidelijk wordt duidelijk hoe hij zo geworden is. Zijn vader was totaal niet in hem geïnteresseerd, en zijn moeder gaf haar kinderen weinig ruimte voor zelfontplooiing. Heel anders dan bij mij. Mijn vader toonde altijd interesse, en mijn moeder bracht me in contact met boeken. En hoe dwangmatig mijn blogs ook lijken, ik zie ze nog steeds als een rijk van vrijheid, waarin ik mijn gang kan gaan, uiteraard ondersteund door jou, mijn (werkelijke en denkbeeldige) geliefde lezer.

Nu zou je Bernhard (toevallig of niet net als ik geboren in Heerlen, hij bovenop een heuvel, ik in een voormalig moerassig veld) kunnen zien als een cynicus met aanleg voor claustrofobie. Ik lees op internet dat hij nog donkerder is dan Kafka en Beckett. Maar als dat zo was, dan zouden we allemaal meegetrokken worden door architect Roithamer in de richting van de onvermijdelijke zelfmoord. Quod non, vooralsnog. Er moet dus zelfs in deze Roithamer iets zijn, of in de manier waarop de ik-figuur over hem vertelt, zijn erfenis beheert zelfs, wat verklaart waarom ik enige tijd, en al regelmatig in mijn leven, kan verblijven in deze ruimte, de literaire ruimte van de romans van Bernhard.

Een aanwijzing vind ik dus in die muziekopvoeding. Roithamer komt uit een rijk gezin, en zijn moeder dwong hem om allerlei muziekinstrumenten te leren spelen. Toch ontwikkelt deze man een passie voor muziek:

'Wir hatten Geige spielen und Klavier spielen und Flöte blasen lernen müssen, einerseits weil unsere Mutter das so haben wollte, andererseits, weil wir in der einen oder anderen musikalischen Disziplin Talent gehabt haben, aber diesen Musikunterricht haben alle Geschwister gleich gehaßt, die Musik interessierte mich erst, als ich sie nicht meht ausüben mußte, durch Freiwilligkeit war ich dann zeitweise, ja jahrelang völlig in der Musik aufgegangen gewesen...' (Thomas Bernhard, Die Romane, p.773)

Hij vat zelfs een muziekstudie op, maar verlaat die weer, omdat die hem wegleidt van de muziek in plaats van hem erbij te brengen. Het lijkt erop dat hij met zijn kegelproject de straf van zijn jeugd herhaalt, toen hij steeds werd opgesloten in de erkerkamer aan de zonzijde van het huis. Die erker herinnert me uiteraard aan de torenuitbouw met uitzicht naar diverse kanten waar Hölderlin, de gekke Hölderlin, de tweede helft van zijn leven doorbrengt.

Is het mogelijk om in zo'n ruimte te wonen? Ja, zelfs volgens de lijn Roithamer is dat mogelijk. Hij schenkt de kegelwoning aan zijn zus, die er meteen, met een overweldigend geluksgevoel, overlijdt. Het lijkt of Bernhard wil zeggen: je kunt in zo'n type woning alleen wonen door er te sterven, hetzij in één keer, of door geleidelijke en herhaalde correcties toelevend naar je zelfmoord. Een wel heel speciaal geval dus van de vita abitante zoals Agamben die aan de hand van Hölderlin verkent. Maar toch. Hoe dan ook hebben we niet altijd een keus. Soms zit je in een lockdown bijvoorbeeld, en dat wordt dan de vorm waarin we samenleven.

Denk ook aan filosoof Wittgenstein, die een huis in Wenen ontwierp voor zijn zus, en eveneens geobsedeerd was door correctiedrift. Ook Roithamer pendelt tussen Oostenrijk en Engeland. Hij keert steeds terug naar zijn gehate Oostenrijkse dorp waar hij vandaan komt. De logica van deze terugkeer lijkt samengebald in de conclusie van Roithamer: 'die Kindheit ist in jedem Falle ein Hindernis für den totalen Bruch'. Dat verklaart misschien waarom Roithamer zijn erkerkamer en zijn opsluiting blijft herhalen en al ontwerpend in de vorm van zijn kegelwoning wil perfectioneren. Het is fatale herhaling, zeker, maar laat ook ruimte voor iets anders, namelijk de natuur.

De natuur komt binnen via de jeugd, via de herinnering. In deze roman is het de natuur als nemesis, als straf voor de straf, de natuur die zijn ruimte weer herovert op de mens nadat zelfs de perfecte kegelwoning in verval raakt. Via het personage Höller zien we de natuur in een vriendelijkere gedaante. Hij prepareert dode dieren, en biedt onderdak aan de ik-figuur die zich in zijn zolderkamer kan verdiepen in de nagelaten - gecorrigeerde - belijdenissen van Roithamer.

Zo vormt zich in deze roman als het ware een alternatieve kegel, via de drie personages, wat al in het beginmotto aangekondigd werd:

Zur stabilen Stützung eines Körpers ist es notwendig, daß er mindestens drie Auflagepunkte hat, die nicht in einer Geraden liegen, so Roithamer.

Goed, het is Roithamer die het zegt, maar wel zoals genoteerd door de ik-figuur, en in de zolderkamer van Höller. Met andere woorden, er is geen spits, geen harde kern, geen echte ik. Het gaat in deze roman eerder om de Auflagepunkte, de steunpunten die we nodig hebben in ons leven.

En zo rust ik op de Carolinaberg tegen een leuning met die Latijnse spreuk, in herinnering aan de kegelvormige leuning die er vroeger was.

Ik begin nu ook, mede dankzij Bernhard, langzaam te ontdekken dat deze blogs niet, zoals ik lang gedacht heb, trechtervormig in de richting van een verdwijnpunt bewegen. Dat is slechts een van mijn steunpunten, zeg maar het steunpunt Roithamer of Wittgenstein. De jeugd is altijd de fase die de race richting zelfmoord op gang houdt, maar ook onderbreekt. We kunnen soms met liefde terugkijken naar onszelf, in de zolderkamer of, in mijn geval, de kelderruimte waar in de moerasachtige vochtigheid alleen was met mijn ademvernauwing.

En dus met mijn piano, en mijn boeken. Niet alleen doordat ik vijftien kilometer naar Aken kon fietsen, vanwaar ik met buit kon terugkeren, maar ook dankzij mijn moeder die vroeger al boeken uit de bibliotheek voor me meenam, met name biografieën van uitvinders en componisten. Misschien is de datum 21 maart, de sterfdatum van mijn moeder twintig jaar geleden en het begin van de lente, ook aanleiding om zoiets als een 'vertraagde wake' (zoals de mooie titel van het mooie boek van Inez van der Spek, lees dat boek!!) uit te voeren, beschouw deze blog maar als mijn versie van zo'n vertraagde wake.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten