Wat mooi als we ons kunnen laten verrijken! Niet alleen in financiële zin, maar zeker ook qua bestaan. Wat fijn, om terug te komen op de grondwoorden die ons in vorige blogs hebben geleid, als we veel hebben! Vrienden, een partner, misschien wel kinderen, een hond, een vers kopje thee. Niet alleen hebben, wat zeg ik, ook wonen. Habitare (wonen), zegt filosoof Agamben, is een intensieve vorm van hebben (habere).
We glijden ook al via dichter Hölderlin vanzelf in de hymne. We prijzen het leven en de goden die ons dit schenken. Tot meer is een mens haast niet in staat. Onderschat dit ook weer niet. Een mens kan zelfs het leven prijzen als het met zijn bliksemschichten op hem neerdaalt. Of, zoals Hölderlin zegt, met 'de slag van Apollo'.
Iets daarvan meen ik te lezen bij Nico Dijkshoorn. Hij had afgerekend met zijn vader in een openhartig boek. Toen zei Wim Brands (wijlen) tegen hem dat hij nu maar over zijn moeder moest gaan schrijven. Het duurde even, maar Dijkshoorn ging over zijn moeder schrijven. Het moest zoiets als een hymne worden. Misschien zocht hij, met dit tegenwicht tegen zijn vaderboek, de balans of de neutraliteit. Het werd uiteindelijk, verrassend, een afrekening met zichzelf. Juist, de figuur die we kennen van Kafka, ook de afrekening met jezelf is niet echt een proces, het is hooguit een proces in de zin waarin de hoofdpersoon van de roman Der Prozeß een schijnproces tegen zichzelf voert, waarbij het nooit tot een bekentenis komt.
Bij Dijkshoorn komt het wel tot een bekentenis, hij zegt 'voor geen meter te deugen'. Maar je kunt vraagtekens zetten bij zijn zelfafrekening. Goed, hij komt erachter dat hij nooit belangstelling had voor andere mensen. Steeds draaide alles om hemzelf. Daarin leek hij op zijn vader. De paljas die altijd de aandacht opeist. Dijkshoorn probeert een draai te maken, en de aandacht voor zijn moeder moet hem in zijn nieuwe ik binnenleiden.
De manier echter, de manier waarop hij dat doet... Als Dijkshoorn naar feestjes gaat, probeert hij met een minimum aantal mensen (12) in gesprek te komen. Hij wil interesse tonen, weten wat hen bezielt. Ja inderdaad, het wordt een oefening, een herculeïsche strafexercitie.
Beter is het als iemand anders je beticht van desinteresse. Dat opent de weg naar een nieuwe verhouding tot jezelf. Goed, we weten nu dat we voor geen meter deugen. Dat hebben we dan ook weer gehad. Het opent vanuit de melancholie de weg naar een ervaring waarin er iets opduikt wat we niet kunnen hebben, maar ons wel doet leven.
Dijkshoorn weet dat op zijn manier. 'Ooit gelukkig' is de rake titel van zijn boek. Zijn moeder bezocht als veertienjarige ooit Zwitserland, via een vriend van haar vader die op Schiphol werkte. Ze verbleef er enige tijd in een hotel. Bergen, beekjes, eeuwige sneeuw! dacht Nico altijd. Maar toen het gezin later ging kijken, bleek het te gaan om het platte voorstadse Zürich, een hotelletje in een straatje van niks. Zo kunnen jeugdherinneringen functioneren. Wonderlijke zaak.
Zeg niet te snel dat dit de ware rijkdom is. Ik ben op zoek naar armoede, ware armoede. 'Es geschieht mir nichts', zegt Hölderlin.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten