Het virus lijkt een testcase voor iedereen. Hoe gedragen we ons nu de dood iets dichterbij komt? De dood van onszelf maar ook van de ander, de nabije ander, de verre ander, onze geliefden en onze vijanden? Daar komt nog eens bij dat we lang niet alles weten. We weten niet eens of het virus de vijand is, hij heeft ons naast alle ellende al zoveel moois gebracht. De lucht is eindelijk schoon, we worden ons bewust van wat echt belangrijk is in het leven. Moeilijk om te oordelen.
Het is ook een test van wat we moeten zeggen. Wat moeten we zeggen, bijvoorbeeld in een blog als deze, over het virus? We hebben zoveel boeken gelezen, alleen al over de pest: Thucydides, Sophocles, Boccaccio, Camus. Filosofen doen uitspraken in de krant. En jij, Anton, wat vind jij ervan? Gisteren werd ik opgeschrikt door een tekst van vriend Eric Bolle over Kafka: niets is zo besmettelijk als legitimatie. De rechtvaardiging is altijd al de normaaltoestand in de democratie, maar nu nog meer. Behalve de democratie is er ook de dood die me verantwoordelijk maakt.
Mijn favoriete filosofen, Giorgio Agamben en Jean-Luc Nancy, blijken rond het virus verwikkeld in een polemiek. Die werd uitgespeeld in diverse media, maar weergegeven in het European Journal of Psychoanalysis. Ik had u eerder al bericht over het wonderlijke vriendschapsproject tussen beide grootheden. Er blijkt nu nog een extra addertje onder het gras te zitten. Nancy had dertig jaar geleden een harttransplantatie nodig. Agamben was een van zijn vrienden die hem adviseerde ervan af te zien. Had Nancy die raad opgevolgd, dan was hij nu dood geweest.
Het gaat er dus tamelijk hard aan toe, maar de tijden zijn ook hard. Agambens reactie op het virus is niet erg verbazingwekkend. Ik was net aan het lezen in het boek van Ermanno Castanò over Agamben waarbij de 'uitzondering' al in de ondertitel verschijnt. Meer over dat boek in een volgende blog, maar het virus sluit naadloos aan bij Agambens visie op politiek, waarbij hij deels Carl Schmitt volgt: in de uitzonderingstoestand wordt beslist over de soevereiniteit. En nu zitten we midden in die uitzonderingstoestand. De scholen en universiteiten zijn dicht, we moeten thuis blijven, de vrijheden zijn in verregaande mate in de ijskast gezet. Wat Agamben 'de staat' noemt heeft nu een onbegrensde impact op ons leven, volledig gelegitimeerd door het virus.
Nancy heeft flinke kritiek op deze kijk op de situatie, en hij is niet de enige. Sergio Benvenuto zegt ronduit: 'Forget about Agamben'. Dat is niet nogal wat, ook voor Agamben zelf, dit soort kritiek. Hij verweert zich meteen met 'clarifications' waarbij hij zich erop beroept dat zijn mening door de journalist was gemanipuleerd. Geleidelijk rijst er een beeld van een complot. De media en de staat vormen samen met de gezondheidszorg en de rest van alle techniek en instituties een groot complot dat samenspant tegen de mens en hem reduceert tot 'naakt leven', dat wil zeggen: leven zonder politieke betekenis, leven zonder meer, op minimaal niveau.
Het hoofdargument van Agambens critici is dat het virus niet zomaar een aanleiding is, we weten helaas te weinig over het virus zodat er preventieve maatregelen nodig zijn, en steeds meer blijkt dat het niet zomaar een griepje is. Ja maar, zegt Agamben in tweede instantie, dan wordt het wel belangrijk wat de staat gaat doen als het virus weer weg is. Blijven de maatregelen dan van kracht, blijven we dan zitten in de uitzonderingstoestand, zoals in feite ook het geval was na nine-eleven? Daar heeft Agamben wel een argument natuurlijk, maar dat zal ook niemand ontkennen.
Interessanter is welke filosofische overwegingen Nancy en Benvenuto naar voren brengen bij hun kritiek op Agamben. Benvenuto werpt hem simplisme voor als hij suggereert dat iedereen door de maatregelen tot 'naakt' (minimaal) leven wordt gereduceerd. Je moet op 'moleculair' niveau durven kijken, en onderscheid maken tussen jongeren en ouderen. In de maatregelen lopen biopolitiek en reële zorg voor ouderen door elkaar. Het is onacceptabel dat er veel meer ouderen sterven dan normaal, en onacceptabel dat we niet eens afscheid van hen nemen. Vergeet niet dat alle drie hier genoemde filosofen zelf behoorlijk op leeftijd zijn. Maar filosofisch gezien pleit Benvenuto dus op ethische gronden voor meer onderscheid tussen groeperingen, en dan zijn de maatregelen zeer wel verdedigbaar.
Nancy is in zijn bijdragen lang aan het woord, langer dan iedereen, en mag in mijn weergave ook het slotwoord voeren. Hij komt uit bij een beschouwing over het allzumenschliche van Nietzsche. Voorheen kon je een epidemie nog zien als straf van God. Maar nu hebben we alleen onszelf. We zitten dus in de moderniteit, en bovendien, zoals bovenal het virus bewijst, in de globalisering. Dat zijn belangrijke hoofdthema's van Nancy, en hij gebruikt het virus dus vooral om de visie te onderstrepen die hij altijd al had. Het virus is een vergrootglas waardoor de bestaande tegenstellingen en beperkingen worden uitvergroot. Maar is dit niet precies het menselijke, dat we steeds worden geconfronteerd met iets dat deel uitmaakt van onszelf, en dat ons oneindig overstijgt?
Bij de conclusie van Nancy ben ik geneigd terug te grijpen op mijn vorige blog, waarin de Russische filosoof Boelgakov door Josephien van Kessel werd weergegeven met zijn voorstel dat we op weg moeten naar de 'Godmenselijkheid', een proces waarin de mens zelf zich ontplooit als oneindige instantie. Nancy zou zeker bezwaar maken tegen die herintroductie van God in onze menselijke plannen, maar gemeenschappelijk is de oneindige transgressie van de mens door zichzelf.
Zelf ben ik nog niet zo ver dat ik Agamben kan vergeten. Ik zou zelfs geneigd zijn hem te hulp te schieten, alsof ik paranimf ben bij zijn verdediging. Ik zou hem een paar teksten van hemzelf onder zijn ogen schuiven die hij misschien moeilijker binnen handbereik heeft nu hij wat ouder is. Zo zou ik zeker zijn visie op armoede even willen influisteren. Armoede is niet iets moderns of iets dat alleen door de globalisering wordt teweeggebracht, maar iets van alle tijden. Het heeft te maken met de taal. Op het moment dat er een bepaalde diersoort begon te spreken, lang lang geleden, is hij schijnbaar iets kwijtgeraakt, iets dat de dieren wel hadden. Maar het is geen verlies, het is gewoon zoals het is. De mens moet zoeken naar zijn stem en daarvoor heeft hij met name een combinatie van poëzie en filosofie tot zijn beschikking. In de poëzie heeft de mens zijn taal, zonder hem te begrijpen. In de filosofie heeft de mens zijn taal niet, maar kan hij die wel begrijpen.
Toch rijkdom dus? Ja, het is maar hoe je het bekijkt. Als je even niet weet wat je moet zeggen, of je zegt dat je gemanipuleerd wordt door journalisten, dan lijkt het of je beroofd wordt van je eigendom. Sorry Agamben, maar dat is echt een beetje bourgeois-gedrag. Beter kun je je beroepen op de infanzia, het niet kunnen spreken omdat het denken zelf vraagt om de onderbreking van de taal. Niet dat je moet zwijgen, je zult altijd spreken. Onderbreking van de taal dus in de taal. Maar helaas, mij is niets gevraagd bij dit debat, in al mijn armoede heb ik alleen deze blog...
ik heb deze blogaflevering al meerdere keren gelezen, maar nu ik over deze thematiek een lezing mocht geven, herlas ik deze tekst met meer begrip. Eigenlijk zegt mijn vroegere paranimf Anton aan het einde dat Agamben te hard van stapel is gelopen toen hij suggereerde dat corona "slechts" een griep is. Had hij niet beter kunnen opletten en niet zo snel naar journalisten moeten wijzen als hij zich verdedigt met de claim dat zijn teksten verdraaid zijn door journalisten. Ik ben het zo veel maanden later in zo veel opzichten eens met Agamben. Ik zie dat er nu dingen aan het veranderen zijn die niet meer teruggedraaid zullen worden. Ons openbare zwembad is bijvoorbeeld vol van nieuwe regels dat ik het niet meer herken als mijn zwembad. Dat zag ik gisteren en dat inzicht dank ik aan Agamben. Maar waarom moet hij dit argument sterker maken door corona te bagatelliseren? Het effect is precies andersom. Ik begrijp de behoefte van Anton om als paranimf in te grijpen. Hij heeft mij in die tijd fantastisch bijgestaan. Groet van Martien (vriend van Anton)
BeantwoordenVerwijderen