Er draait nu een grappige film van een Palestijn, Tel Aviv on Fire. Hij gaat over het Israëlisch-Arabische conflict, en er zit een vleugje realisme in. Hoe het met dat realisme precies zit, kan ik niet beoordelen, want ik ben er nooit geweest. Maar er is altijd een groeiend net van referenties, en ik maak van de gelegenheid gebruik om via deze link te verwijzen naar een verwante benadering. Zo hoop ik meteen duidelijk te maken dat het maken van zo'n film alleen al iets moois is binnen een oorlogsachtige situatie.
Er zijn ook serieuze filosofen zoals Dominique Moïsy die in humor een grote kracht zien waarmee je bedreigingen zoals het islamterrorisme kunt oplossen. Op een bepaalde manier zou ik hem gelijk willen geven. Ik heb me zelf ooit verdiept in de moreel-politieke betekenis van de lach. Complicatie is wel dat humor nogal vluchtig is zodat het je vasthoudt in de illusie dat je er iets blijvend mee oplost, de bekende 'ventielfunctie'. Je zou ook kunnen zeggen dat humor je een air van onschuld geeft waarmee je de smerigste dingen makkelijker kunt doen.
Hoe dan ook, rond Israël en Palestina hoor je in het nieuws zelden iets wat lucht geeft en een grappige film voelt dan gewoon weldadig. De kracht van humor is dat het de verkramping uit aporieën of patstellingen weghaalt, wat de creativiteit ten goede kan komen. Je moet dan vervolgens nog wel nadenken en vooral geluk hebben.
De film maakt ook duidelijk dat je die aporieën nodig hebt, voor je humor en voor het besef van urgentie. Het effect van de film wordt daardoor nog moeilijker te peilen. We worden voorzien van beide: ophoping van uitzichtloosheid én van creatieve uitwegen. Het universum is dat van Kafka zoals gezien door de ogen van Deleuze en Guattari. Je bent bezig met het ontwerpen van vluchtwegen, maar die vluchtwegen brengen je ook voortdurend weer terug naar het territorium. Zo blijft alles in beweging.
Een wonderlijke scène in de film vond ik die waarin de dertiger Salam op een terras aan het script zit te schrijven voor de soap waaraan hij meewerkt. Om hem heen hoort hij mensen praten, en hij weet dan meteen wat hij moet schrijven. Eigenlijk gaat die hele film zo. Hij wordt gezien als schrijver, terwijl hij alleen maar iedereen tevreden probeert te houden door hun dictaten over te nemen.
De film brengt je zoals wellicht bedoeld bij de idee dat mensen nogal kinderlijk zijn en hun verlangens kortzichtig en vluchtig. Dat maakt het mogelijk met een beetje geluk die verlangens te bevredigen. Maar daarnaast word je je ook ervan bewust dat iedereen eigenlijk een dictator is. Ze hebben geen enkele terughoudendheid bij het uiten van hun verlangens, zelfs over zoiets als een soap. De enige hoop die je nog op een goede afloop kunt hebben is dat uit al die bekrompen verlangens iets moois naar boven komt.
De hoofdpersoon Salam doet me ook denken aan Pulcinella. Hij ziet er sullig uit, en is niet te betrappen op zoiets als moraal of karakter. Hij levert zich uit aan alles wat hem overkomt en probeert er op zijn manier gebruik van te maken.
En wat zou ten slotte deze blog anders zijn dan ook maar weer een dictee waarin ik de les van de film die ik zag opschrijf? Het enige wat we hoeven doen is het extrapoleren van die film naar het echte leven, en dan wordt hij vanzelf alsnog realistisch.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten