Liever dan bij Prijzingen situeer ik mijn bespreking van Badiou over Deleuze bij Ideeën. Niet dat beide Fransen iets hebben met ideeën in Platoonse of andere zin, maar wel degelijk met Plato. Ook Deleuze? Ja, Badiou kijkt door het anti-platonisme van Deleuze heen, verwijt hem nauwelijks iets, maar ziet in hem een bondgenoot in de strijd tegen het goedkope anti-platonisme van onze tijd. Plato is de man die aan het denken de instrumenten gaf om zich filosofisch op zichzelf te betrekken.
Verder bespreekt Badiou Deleuze zonder aarzeling als metafysicus, ontoloog. Het Zijn is volstrekt eenzinnig, ziedaar de centrale bewering van Deleuze. Het gaat dus ook allerminst om een ontmaskering. De meningsverschillen veegt Badiou niet onder tafel, maar staan toch in de schaduw van de uitleg en de lof.
Maar ook bij lofbetuiging kun je je soms afvragen of er niet iemand of iets sneuvelt. 'Iemand het graf in prijzen', dat is in dit geval in letterlijke zin niet meer mogelijk omdat Deleuze al dood is als Badiou zijn boek schrijft. Hij prijst hem ook niet het graf in, omdat er ten minste een Deleuze tot leven wordt gewekt, de strenge stoïcijn, de classicus. Nee, wat er sterft is de Deleuze van de vrolijke anarchie en voor wie alle romantische cultuurfenomenen het meest leken te getuigen van een spontane vitaliteit. Een Deleuze volgens wie er in elke visie wel vluchtlijnen gemaakt moesten worden. De Deleuze die schrijft om te lachen. Al deze Deleuzes worden in naam van een sobere ascese onbesproken gelaten, een ascese die volkomen eigen was aan Deleuze zelf.
Ook dat was voor mij meteen weer wennen, dat stoïcisme, het koesteren van deugden en de afscherming tegen alle hypes die Deleuzes Parijs zo kenmerkten. Ik had net nog gelezen hoe hij op Epicurus dook met zijn idee van vallende atomen die ineens zwenken, het enklinamen. En nu wordt Deleuze door Badiou neergezet bij de tegenstanders van Epicurus, de stoïcijnen met hun idee van een allesdeterminerende natuur. Er is zeker ook wel genoeg reden om Deleuze op beide plaatsen neer te zetten, nog los van het probleem dat je grote denkers moeilijk in hokjes kunt stoppen zonder hen van hun kracht te beroven. Deleuzes determinisme gaat immers samen met de idee van het toeval, een worp van de dobbelsteen die zich steeds maar weer herhaalt, als een Nietzscheaanse terugkeer van het zelfde.
Toch was er nog iets anders wat ik het schokkendst vond in Badious bespreking. Vanuit mijn derrideaanse vooringenomenheid kon ik Deleuze (evenals Foucault) moeilijk volgen in zijn omarming van de disjunctie: tussen de zijnden bestaat geen enkele relatie. Dat is de kern van hun anti-hegelianisme. Wanneer er geen relatie bestaat, bestaat er ook geen bemiddeling. En dat terwijl ik Deleuze zo had bewonderd vanwege zijn idee van de plooi! Was dat dan niet zoiets als een Hegeliaanse 'voor' die beide kanten van de grond scheidt én verbindt? Het was even wachten voordat die plooi bij Badiou opdook. Maar dan ook meteen op een zeer beslissende plek.
Goed metafysisch houdt Deleuze vast aan de eenheid van denken en Zijn. Maar hoe is dat mogelijk wanneer je het subject zo hevig afwijst? Dat is mogelijk dankzij een denken waarin het Zijn zelf wordt gedacht als Relatie. Terwijl er tussen de zijnden geen relatie mogelijk is, is er tussen de zijnden en het Zijn alleen maar relatie. Maar hoe kunnen we die relatie dan denken? Dat kan op geen enkele manier als volkomen leegte, maar ook niet in analogie met zijnden, bijvoorbeeld het verschil tussen twee getrokken lijnen. De oplossing vormt het idee van de Plooi, van het Zijn dat zichzelf plooit. Het denken vormt dan vanuit de zijnden gezien een eigen ruimte met een grens, maar is tegelijk dat Zijn zelf. Het kan dat waarmaken door het zijnde te 'ontplooien' richting dat Zijn. Vandaar dus weer dat belang van Plato.
Hierin schuilt ook - in lijn met Foucaults zorg voor zichzelf - de heterodoxe subjectopvatting van Deleuze. Het bestaat in feite alleen in de filosofie, alleen daar kan het Zijn worden gedacht in zijn zelfplooiing tot denkend subject. Het is de kern ook van Deleuzes heroïsme, blijven vasthouden aan die filosofie in een wereld van verval, als voorwaarde om die wereld niet alleen te accepteren maar zelfs als redding, als genade te zien.
Dit alles is goed Platoons, de fan van Sokrates die zonder angst de gifbeker dronk. Maar het is ook presocratisch, omdat er geen enkel ressentiment zit in de amor fati, geen nostalgie. De aanvaarding van het verleden als een enorm Geheugen tegelijk met de actualiteit als iets dat tot het uiterste naar de toekomst is gespannen wordt samengehouden in die ascetische keuze voor Parmenides, de eenheid van denken en Zijn. Zou Plato dan zelf presocratisch zijn, pre-Platoons?
Hoe dan ook, het wordt weer spannend, alsof het dat niet al was, om Plato te lezen, en belangrijk om te zijn waar ik ben, een school waar deze man voortdurend - tekstueel en praktisch - binnenstebuiten wordt gekeerd.
Nog één dingetje. Met de laatste groet van Badiou aan Deleuze wil hij hem bejegenen in de stijl waarin Deleuze dat met Spinoza deed: Spinoza noemde hij de Christus van de filosofie. Badiou noemt Deleuze zijn apostel. Dat lijkt ietsje minder, maar vergeten we niet dat Badiou kort erna zijn Paulus-boek schreef. Soms is de apostel groter dan de man namens wie hij komt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten