Met deze blog los ik een belofte in die ik in een eerdere blog deed. Terwijl ik om mij heen vaak ergernis hoor over Harari, vond ik dat je een boek eerst moet hebben gelezen voordat je je overgeeft aan ergernis. Verder vind ik het zelden een probleem als iemand me overstelpt met kennis. Ik kan dan altijd omschakelen naar het standpunt van de lezer. Die pluist er een draadje uit en wikkelt dat af. Een van de eerste lessen die ik al heb geleerd van Harari is dat je een andere ervaring van problemen kunt hebben als je overstapt van het denken van het individu naar het denken van de soort.
Hier zit ik al met twee opvattingen die ik moeilijk op één lijn krijg. Enerzijds ben ik de lezer die zich beschermt tegen de vloed van de verteller. Anderzijds ben ik de soort die gepersonificeerd is tot held van een verhaal. Hoezo? Leest die soort dan zichzelf? Is homo sapiens eerder een schrijver of eerder een lezer? En heb ik met de metafoor van de draad niet al stiekem de mythe van de schikgodinnen geïntroduceerd, de drie godinnen die ons iets schicken waarnaar wij ons hebben te schikken?
Een oplossing vind ik in de laatste regels van Homo sapiens, waar de vraag 'Wat willen we?' wordt omgebogen tot: 'Wat willen we willen?' Bij deze draad - zo heb ik uit ervaring geleerd - kan ik het boek van achter naar voren gaan lezen, ik volg als Theseus de draad van Ariadne naar buiten, zeker als ik me in een doodlopende straat bevind. Direct voor de geherformuleerde vraag stuit ik op Project Gilgamesj. Als ik dan weer verder terugblader, zie ik op p.288 dat dit project misschien wel verraad pleegt aan zijn naamgever. Gilgamesj is de held van het Soemerische epos, wiens vriend Enkidu sterft. Dat is geen fijne ervaring, en Gilgamesj neemt zich voor om zelf nooit te sterven. Maar na reizen en avonturen komt hij tot de conclusie dat de dood zijn onvermijdelijke lot zou zijn, en dat de mens daarmee moest leren leven.
Hier zou ik verwachten, of op enig ander moment, dat Harari aansloot bij de filosofie. Gaat het niet over een vraag waarbij zingeving in het spel is? En waar op basis van die zingeving onderzocht wordt hoe we ons leven kunnen leiden? Dan is het fijn om de spelregels in het spel zelf te ontdekken. Maar volgen we die regels, dan wijst Project Gilgamesj in een andere richting dan Gilgamesj. Het is de wetenschap die gedreven door de kapitalistische economie op weg is af te rekenen met de dood. Via de computer die ons brein geleidelijk zal hacken zal die droom worden gerealiseerd.
Tenzij er in ons brein nog een machtige uithoek is, een stukje brein waar die computer niet kan doordringen, en waar we vrede kunnen sluiten met onze dood. Het bewustzijn stond in de filosofie lang garant voor de onverwoestbaarheid van dit bewustzijn, gekoppeld zelfs aan de aanvaarding van de sterfelijkheid. Maar dat bewustzijn is niet de draad waarvoor Harari het geduld heeft om die uit te pluizen. Op p.129 lees ik dat Harari de imaginaire orde fundeert niet in de subjectiviteit maar de intersubjectiviteit. Maar die intersubjectiviteit is weer ingebed in het communicatienetwerk, en dat is weer ingebed in de materiële wereld. Het gaat inderdaad om een doodlopende weg. Breek je uit de ene inbedding, dan kom je in een andere:
'Er is geen uitweg uit de imaginaire orde. Als we de muren van onze gevangenis afbreken en de vrijheid tegemoet rennen, rennen we in feite alleen maar de iets ruimere luchtplaats van een grotere gevangenis op.' (p.131)
Het gaat ons dus waarschijnlijk niet lukken om de dood te accepteren en daar onze zin aan te ontlenen. Dat maakt het wel erg moeilijk om weerstand te bieden aan de wetenschap en techniek die erop uit zijn de dood te overwinnen, waarbij het wellicht zelfs volstaat dat het toekennen van zinvolheid aan de dood wordt overwonnen.
Op dit punt gekomen voel ik me een beetje in het nauw gedreven.
Enerzijds deel ik niet de mening van de meeste critici die Harari niet serieus nemen. Ze geloven zelf heilig in iets, bijvoorbeeld de filosofie (Ger Groot) of de wetenschap (Marcel Hulspas) en duwen Harari buiten hun boot. Als je dus niet heilig in iets gelooft kan het altijd gebeuren dat het ene of andere punt van Harari je raakt of aan het denken brengt.
Anderzijds is er een belangrijk punt waarop ik het eigenlijk wel met Harari eens ben. Hij wijst op de enorme en vaak onderschatte rol van de fantasie in de machtsontplooiing van de soort homo sapiens. Vandaar die imaginaire orde. Waren we afstammelingen van de Neanderthalers, dan hadden we ons makkelijker kunnen beperken tot onze naaste omgeving, tot leven en dood als vertrouwde gegevens die je hebt te accepteren. In teksten van Agamben zie ik die cruciale rol van de fantasie langs andere wegen benaderd, maar het feit zelf vind ik overtuigend. Dankzij de fantasie zijn we in staat om de dood te overwinnen en vaardigheden te ontwikkelen waarmee we de dood ook in werkelijkheid steeds verder kunnen terugdringen.
Geldt dit ook voor de soort? Is de soort homo sapiens in staat om afstand te nemen van Gilgamesj, met Project Gilgamesj? Of bewijst een verhaal à la Harari niet juist dat de soort op zijn einde loopt, omdat we als geen andere soort in staat zijn om wat dan ook aan zijn einde te helpen? Ik voel me dus als individu en als soort in het nauw gedreven, omdat ik net als Harari geloof in de rol van de fantasie maar niet goed weet of die fantasie ons alleen maar richting destructie of misschien ook nog richting redding kan brengen.
Misschien heeft Harari meer geduld dan ik dacht, en is hij bezig als verteller een taal te zoeken, op zijn manier, zonder de wetenschap, filosofie of religie aan te hangen, maar ertussenin, soms brabbelend, door alles te vatten in snelkoppelingen, snelle koppelingen van wetenschappelijke data aan mogelijke oorzaken of bredere verbanden, met op zijn minst een reeds aangetoond voordeel: een enorm massaal publiek bereiken en meesleuren in zijn stroom.
In die stroom heb ik even een draad gegrepen die ik zag, de draad die fantasie aan macht en destructie verbindt. Een volgende stap zou kunnen zijn om de zwakke plekken in die draad te vinden, waar mogelijk homo sapiens zicht krijgt op zijn einde. Een van die zwakke plekken is wellicht ons vermogen om ons via diezelfde fantasieën, communicatienetwerken en verhalen af te schermen van de ondergang. Zolang we immers vertellen en lezen slaat de dood niet toe, is de ondergang slechts een verhaal.
En zo vertelt het enthousiasme over (en de aversie tegen) Harari twee verhalen. Het eerste is de profetie van de ondergang, weerklinkend op dezelfde plaats als 600 voor Christus, Jeruzalem. Het tweede verhaal is het massaal klinkende Amen! van de luisterende massa die gelooft dat we alleen door dit verhaal nog van de ondergang kunnen worden gered.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten