Eigenlijk gaat dit boek niet over filosofie en niet over een onderwerp. Het is allereerst een pleidooi voor wetenschappen, waarbij het meervoud erg belangrijk is. Want Ten Bos raakt aan onder andere aardrijkskunde, scheikunde, natuurkunde, biologie, wiskunde, economie, literatuurstudies, management, rechten, theologie, en niet te vergeten geschiedenis.
Hebben die wetenschappen dan zoveel met water te maken? Dat is juist het rare. Water, toch op ons aardoppervlak een opvallend element, is in die wetenschappen een tamelijk lastig geval. En eigenlijk is het dat al sinds Plato. Plato had niet zoveel op met water. Hij wilde graag dat de ziel opsteeg naar de eeuwige, onveranderlijke ideeën. Terwijl je voor water juist eerder naar beneden moest. Niet voor niets begint De staat van Plato met het woord 'ik ging naar beneden', dat wil zeggen, van de stad Athene naar de haven Piraeus, waar het vol zit met mensen van laag allooi, zeelieden, hoeren, dieven, losers.
Eigenlijk zijn we daar nooit helemaal uitgekomen, uit die negatieve waardering voor water. Natuurlijk kun je denken aan de hobby van onze koning toen hij nog prins was, het watermanagement, maar Ten Bos, die behalve filosoof ook managementkundige is, gelooft dat je de meeste problemen niet met management kunt oplossen. Als hij de managementbenadering wantrouwt, doet hij dat dus nadat hij zich er grondig in heeft verdiept. Dus laat die koning maar weer sporten, dan buigen wij ons over het water.
Daarmee zijn we wel een belangrijke reden op het spoor gekomen waarom we water niet pluis vinden. Het glipt letterlijk en figuurlijk door je vingers. Nu kunnen de filosofen daar soms mee zwijmelen, water dat geen H2O is maar 'water', heerlijk mysterieus. Maar Ten Bos maakt duidelijk dat de godfather van de scheikunde Lavoisier in de achttiende eeuw een wereld openlegde die nu eigenlijk alweer achterhaald is. Hoezeer we water ook een element noemen, en blijven onderwijzen dat water uit moleculen bestaat, en die weer uit ondeelbare ondoordringbare stukjes materie, atomen, met BINAS in de hand, die idee van ondeelbare bouwstenen is niet meer dan fictie. Bovendien heeft de vloeistof water zulke vreemde eigenschappen, bijvoorbeeld dat het uitzet wanneer het bevriest, of dat de deeltjes voortdurend contact zoeken met elkaar, dat het niet alleen voor filosofen maar ook en vooral voor echte wetenschappers een mysterie is. Waarom moeten we dan toch van H2O blijven spreken? Je zit dan bovendien nog met een taalprobleem opgescheept: water en ijs zijn H2O, maar water is geen ijs.
Nu gaat u misschien denken dat dit boek, Water, erg origineel is. Nou, dat is nu ook weer niet zo. Maar de schrijver valt niet te verwijten dat hij dat verheelt. In zijn voetnoten geeft hij netjes aan waar hij zijn ideeën vandaan heeft en welk parcours hij precies volgt. Hij is met andere woorden een soort island hopper, een slimme man die hopt van de ene idee over water naar de andere, niet vanuit een geniale idee maar nieuwsgierig naar de volgende stap die hij gaat zetten. Heeft dat iets met wetenschap te maken? Ja, omdat wetenschap zou moeten gaan over verwondering en openheid. Toch aarzel ik, want wetenschap moet ook gaan over de bewaking van de strakke grenzen van kennis.
Maar in dat geval zit je met name bij het onderwerp water met een probleem. Want hoe je ook over water spreekt, vanuit welke invalshoek en vanuit welke historische periode ook, water laat zich maar moeilijk afgrenzen. Twee voorbeelden. Kijk je vanuit de natuurkunde, dan willen we graag weten of water 1) een vaststaand ding is, 2) een ding in beweging, of 3) een bewegend ding in meervoud. Ga je er experimenten mee doen, dan is optie 1 wel erg welkom, Maar de verschijnselen plooien zich helaas niet altijd naar onze verlangens. Een sprongetje: kijk je vanuit het internationaal recht, dan is bijvoorbeeld de Atlantische Oceaan ooit verdeeld, door paus Alexander VI in 1493 in een pauselijke bul, tussen Spanje en Portugal. Maar het recht schreed voort, en onze eigen Hugo de Groot (boekenkist!) verdedigde in 1609 de idee dat de zee geen eigendom kan zijn, een idee die geleidelijk door de wereldgemeenschap werd overgenomen.
Nu gaat u denken dat René ten Bos een vage filosoof is die niet van scherpe definities houdt. Een postmodernist of nog erger. Kan zo iemand overtuigend de wetenschap aanprijzen?
Misschien ziet u dat wel scherp, ja. Zelf heb ik de overtuiging, na deze man geruime tijd te hebben gevolgd, dat Ten Bos niet zozeer de wetenschappen volgt in hun scherpe waterscheidingen, maar vooral laat zien dat al die scheidingen berusten op bepaalde vooronderstellingen die via de idee van het water zelf kunnen gaan schuiven. 'Kunnen', ja, want water dwingt niet, het verleidt ons, vervult ons met afkeer of laat ons onverschillig.
Een paar voorbeelden, wederom uit diverse vakoverstijgende hoek. Het eerste is de romantische visie op de zee, die vooral opgeld deed in de negentiende eeuw, en geleidelijk verdween met de kapitalistische expansie van onze economie. De zee werd steeds meer een goede bron van inkomsten voor vissers en in onze tijd zelfs voor duurzaamheidsprofeten die in de netten van grijpgrage bedrijven verstrikt raken. Maar een eeuw geleden was er een groep stoere mannen die terugverlangde naar de romantische tijd waarin de elementen er waren om strijd mee te leveren. Ernest Shackleton reisde in 1913 met een paar geselecteerde echte mannen af naar de Zuidpool om daar af te zien en als held terug te keren. Deze man had vooral oog voor water in negatieve of neutrale zin, het was voor hem een element dat moest worden overwonnen met lef en in duursport. Tegenwoordig wordt Shackleton in powerpoint opgevoerd bij leiderschapstrainingen, ook op onze school. Je zou kunnen zeggen: de triomfator van het water is zelf overmeesterd door de managerseconomie, waartegen hij nog romantisch protest probeerde aan te tekenen.
Tweede voorbeeld. Water houdt van vloeibaarheid, zegt René ten Bos, alsof hij in poëtische termen spreekt vanwege onvermogen, want 'houden van' lijkt niet echt een term die past bij zo'n neutraal element als water. Maar de observaties leren ons dat water weliswaar enorm gestructureerd is, maar dat er tegelijkertijd een neiging van watermoleculen bestaat om contact met andere watermoleculen te zoeken. 'Anders gezegd, de structuur van een watermolecuul zorgt ervoor dat er uitgebreid kan worden genetwerkt. Als er één molecuul rizomatisch is, dan is het wel het watermolecuul.' (143)
Hè, rizomatisch, wat is dat, en wat heeft het met verleiding te maken? Het is een van de termen die Ten Bos wegplukt bij de oude Grieken. En wel bij Empedocles. Empedocles staat te boek als de man die hield dat de wereld opgebouwd is uit vier elementen, water, vuur, lucht en aarde. Ten Bos kent echter zijn klassieken en signaleert dat Empedocles niet het woord 'element' (στοιχειον) gebruikt, maar 'wortel' (ριζομα). Specialistische kennis voor classici, zult u zeggen. Okee, dat is ook zo, want ik ben nu eenmaal leraar klassieke talen. Maar ik had in mijn blogs ook op grond van zeer diverse onderzoeken geconcludeerd dat het woord 'stoicheion' (element) zeer bepalend is voor de Europese cultuur. De ironie wil nu dat de keizer van de elementenleer, Empedocles, zelf niet van elementen spreekt maar van 'wortels'. Allerlei draadjes en strengen die een wirwar in de grond vormen en ook nog eens onderling verbindingen aangaan. Allerminst ondeelbaar en ondoordringbaar dus.
Ten Bos heeft veel gevoel voor humor en voor dramatiek. Maar wel Twents gekleurd, want hij behoudt bij al zijn konijnen uit zijn hoge hoed een Finkersiaanse droogheid, hoezeer hij ook gekant is tegen droogheid vanwege het onderwerp. Het mooiste bewaart hij voor het laatst. Bent u bang voor spoilers, surf dan snel naar uw favoriete site. Want ik wil heel graag iets weggeven omdat ik bang ben, nee doodsbenauwd, dat u anders zijn boek niet leest.
Eerst lijkt het of Ten Bos u wil wegjagen door ineens weer te beginnen over die oudheid. We waren net beland bij het heden, bij de idee dat onze oceanen een gigantisch aquarium zijn dat we lekker leegvissen of dat we graag verzorgen om te voorkomen dat de boel uitsterft. En dan schakelt Ten Bos terug naar Lucretius. Titus Lucretius Carus, 99-55 v. Chr. Die ja. Eerst krijgen we een stukje antireclame. Want Lucretius mag dan wel gelden als de plugger van de Griekse atoomtheorie in Rome, met die atoomtheorie had Ten Bos al efficiënt afgerekend. Atomen (ondeelbare stukjes materie) zijn in werkelijkheid deelbaar, en dus geen atomen.
En of dat nog niet genoeg is komt Lucretius ook nog met een werkelijk lachwekkende, voor wetenschappers zelfs irritante theorie over 'gebots en gestoot' tussen die atomen. Okee, chaos dus. Maar het is precies die werkelijke of schijnbare chaos die het verschil uitmaakt tussen niet-zijn en zijn. Het niet-zijn, dat is een constante regen van deeltjes recht omlaag. Geen kans dat die deeltjes verbindingen aangaan. Er kan pas iets gebeuren, iets ontstaan in de zin van een iets, wanneer die vallende deeltjes afwijken van hun rechte baan, een afwijking die toch minimaal uiterst miniem hoeft te zijn. Maar hoe miniem ook, die afwijking ('clinamen') maakt precies het verschil uit tussen niet-zijn en zijn, tussen ijzeren noodzaak en vrije wil:
Maar het feit dat de geest niet / bestuurd wordt door een interne dwang die het doen en laten / bepaalt en die de geest reduceert tot een lijdzaam voorwerp, / dat komt door de uiterst kleine afwijking die de atomen / maken op een tijd en plaats die niet bepaald is.We lijken nu ver weg van het water, het water dat niet uit atomen bestaat, maar uit deeltjes van atomen, intensiteiten, dingen die iets te maken hebben met de snaartheorie en andere zaken die ik niet begrijp en die als ik het goed begrijp niemand nog begrijpt. Maar is dat niet precies de symbolische kracht van water, laten we niet meer zeggen het 'element' water, dat we er geen vat op krijgen, omdat het zo verschilt van de modelobjecten van de mechanische natuurkunde, de elementen van de scheikunde en zelfs van de vormen en cijfers ('στοιχεια' ) van de wiskunde?
Maar goed, waarom zouden we terug moeten naar een Empedocles, zij het in zijn 'rizomatische' variant, en naar Lucretius, zij het gelezen tegen zijn eigen atoomtheorie in? De clou, het laatste bod van Ten Bos lijkt te zijn dat niet alleen de dingen voortdurend ontstaan vanuit minieme afwijkingen, maar dat wij zelf ook allerminst stabiel zijn:
Alles bevindt zich [in] een eindeloze draaikolk, niet alleen de dingen in de wereld, maar ook wijzelf en alle andere levende wezens. We zijn niet wezenlijk anders dan de zee zelf. (296)We kunnen, met andere woorden, de dingen in hun beweeglijkheid en vloeiendheid alleen volgen wanneer we zelf ook vloeiend zijn. Met een vloeiend denken, een waterig denken, een waterige filosofie.
Het is dan ook maar half waar dat de benadering van Ten Bos 'geofilosofie' of 'vakoverstijgend' genoemd kan worden. In werkelijkheid moeten we niet zozeer denken aan een alomvattende benadering, een benadering waarin de 'geo-'kant dominant is, lees: de aardrijkskunde, of waarin mannetje René ten Bos alles van bovenaf managet. Nee, de kern van zijn onderneming is gelegen in de ethiek. Maar waar we normaal gesproken de ethiek zien als een vaardigheid om te beslissen over gevallen waarbij de wetenschap een adviserende rol speelt, draait Ten Bos het om. De ethiek is in onze wereld te ver meegetrokken in de richting van idealisme, management, politiek, subsidie krijgen voor ecologische projecten van bedrijven die de oceaan voor ons leegvissen en doden. Het wordt weer eens tijd dat we de neuzen dezelfde kant op krijgen, dat wil zeggen, naar de wetenschap.
Niet naar de wetenschap die haar object fixeert. De wetenschap moet ook zulke moeilijke uitdagingen als 'water' aandurven, een object dat je wel kunt aanraken maar niet kunt vasthouden. Water is de netwerkmaterie bij uitstek. Maar uiteindelijk is het ongrijpbaar: 'Water, dat is raken, maar niet grijpen. Of begrijpen. Hooguit horen, zien, proeven, ruiken en voelen.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten