vrijdag 14 februari 2025

Waren vrouwelijke Griekse filosofen van de zorgethiek?

In deze barre tijden kun je je laten fascineren door de criminelen die de wereld verdelen. Je kunt ook zorgen voor jezelf. Een belangrijke inspiratiebron is de Tsjechische filosoof Jan Patočka (1907-1977) die de zorg voor zichzelf ontleende aan Plato. Een paar dagen geleden stond Patočka genoemd in de krant, omdat historicus Mathieu Segers hem bewonderde. Zorg voor zichzelf heeft te maken met je ziel. Je moet je niet laten meeslepen door al die spektakelmannen, niet alleen individueel maar ook als Europa. De zorg voor je ziel is dus ook een politieke zaak.

In het boekje dat ik net uit heb kom ik de zorg voor zichzelf tegen in verband met genderidentiteit, en wordt ze in één adem genoemd met zorgethiek. Daar denk ik veel minder gauw aan politiek, eerder aan kwesties van de zorg, niet alleen medische zorg maar ook het belang van afhankelijkheidsrelaties. Dat boekje gaat ook nog eens over de oudheid, het is een kleine verzameling van filosofische teksten uit de oudheid die worden toegeschreven aan vrouwen. (Zorg goed voor je ziel - Vrouwelijke Griekse filosofen van Theano tot Hypatia, Boom 2024)

De verzamelaars zijn Mieke de Vos en Michiel Leezenberg. Deze laatste naam kan hebben meegespeeld bij mijn cadeaugevers, opnieuw de Kerstman alias schoonzoon Giorgos en dochter Frederiek, die nu een masteropleiding in Amsterdam volgen en ook college hadden van Leezenberg. Ik heb in mijn academische carrière lang geleden een paar keer contact (op respectabele afstand) gehad met Leezenberg en een paar boeken van hem gelezen. Zodoende ken ik zijn interesse in antieke teksten en in Foucault, die de zorg voor zichzelf van Plato overnam en een belangrijke inspiratiebron werd voor de zorgethiek.

Genoeg aanleiding dus om op al die invalshoeken in te gaan, verbanden te leggen en een focus te ontdekken. Maar dit is slechts een blog, en ik kies op goed geluk een focus die past bij de rode draad van deze blogs, te weten de toespitsing van de zorg voor zichzelf bij Patočka en Giorgo Agamben. Beide filosofen zijn bewonderaars van Plato, en zetten hem in naast en vaak zelfs tegenover Aristoteles. Bij Agamben wordt in zijn recente boeken steeds duidelijker dat hij wil aansluiten bij Plato's begrip chora ter correctie én verheldering van aspecten bij Aristoteles. Ik ga nu dus maar eens proberen of ik die invalshoek ook kan gebruiken om een of twee motieven in het boekje over de vrouwelijke filosofen te belichten.

Een opmerkelijke tekst wordt toegeschreven aan Ptolemaïs van Cyrene, derde eeuw na Christus, en handelt over muziektheorie. Ook dit is een invalshoek die me ter harte gaat (zie bijvoorbeeld deze serie), en in dit boekje mooi aansluit bij de hoofdrol van Pythagoras, voor wie muziek een belangrijke tussenschakel was tussen waarneming en (wiskundige) theorie. Als je een snaar op de helft knijpt brengt hij exact tweemaal zoveel trillingen voort en horen we een octaaf hoger. Het boek van Ptolemaïs heet De pythagoreïsche elementen van de muziek, wat deze verwantschap met Pythagoras lijkt te onderstrepen. De Vos en Leezenberg maken echter een voorbehoud:

'Maar in de fragmenten bekritiseert ze juist de pythagoreïsche nadruk op de rede en op de getalsmatige uitdrukking van verhoudingen, en legt ze de nadruk op de waarneming als de basis van de muziektheoretische kennis, en op de praktijk van het muziekmaken.' (p.113)

Ptolemaïs zou dus dichter bij Aristoxenus staan, wiens leermeester weer Aristoteles was. Zo wordt met de muziektheorie mogelijk ook de hele filosofie dichter naar Aristoteles geschoven.

Kijken we naar de formuleringen van Ptolemaïs, dan lijken deze het oordeel van de inleiders te bevestigen. Maar het is wel complex. Het probleem is dat de rede niet altijd in overeenstemming is met de waarneming. Dat zeggen vooral de mousikoi, elders omschreven als muziektheoretici die uitgaan van de waarneming, tegenover kanonikoi, de pythagoreïsche muziektheoretici. Wat het meteen gecompliceerd maakt is dat de verzamelnaam van mousikoi en kanonikoi ook mousikoi is.

In de context is wel duidelijk wie Ptolemaïs bedoelt als ze het heeft over mousikoi met kritiek op de pythagoreeërs, en die Aristoxenus volgen. Daar spreekt ze echter weer niet een ondubbelzinnig oordeel uit over beide groepen. Verhelderend is dat hier niet een verschil in 'macht' in het spel is, maar in 'ordening', dat we weer moeten opvatten - als ik het goed begrijp - als volgorde. Bij muziektheorie neem je de waarneming en de uitvoering tot startpunt, en daarna pas, voorzover nodig, haal je de theorie erbij.

Kijk, volgorde gaat niet noodzakelijk gepaard met macht. Het kan zijn dat een secundaire, begeleidende invalshoek even machtig is, of zelfs machtiger, dan de primaire. Dat geldt voor de muziektheorie, maar volgens Aristoteles, heb ik ooit bij hem gelezen, ook voor de hele filosofie. In de inleiding van zijn Nicomacheïsche ethica relativeert hij het verschil in benadering met Plato, door het te vergelijken met een Griekse hardloopbaan. Je rent daar rechtdoor naar een keerpunt en dan weer terug. Je gaat dus in beide richtingen. En Plato start gewoon van de andere kant. Halverwege is voor Aristoteles, toch de filosoof van het redelijke midden, geen onbelangrijk punt.

De late Plato, die van het begrip chora (in het boek Timaeus), gaat eveneens uit van een verschil tussen twee kenniswegen, de waarneming en het zuiver rationele denken. Om beide benaderingen toch met elkaar te laten communiceren heb je een derde benadering nodig, chora. Dit betekent plaats of ruimte, niet in de zin van topos, als bepaalde plaats, maar als ruimte waar de dingen vrijelijk bewegen, los van waarnemingen en ideeën, maar ook met een speciaal soort onzuivere waarnemingen en ideeën, chora is een vorm van denken 'met onwaarneming' en van 'bastaarddenken'. (Voor Agambens analyse en overname van chora zie ook mijn blog via deze link.)

Het gaat me nu even minder om de uitgesproken invulling die Agamben aan chora geeft, het 'plaatsvinden' van de dingen, los van de manier waarop ze plaatsvinden, bijvoorbeeld volgens de categorieën van Aristoteles. Misschien kunnen we vanuit de kwestie van de juiste volgorde een verband leggen, al is het via een sluipweg, met de zorgethiek zoals die functioneert in het besproken boekje.

De zorgethiek heeft zich volgens dV&L uit de zorg voor zichzelf of voor de ziel ontwikkeld volgens een driedelig schema.

1. Bij Plato behelst de zorg voor de ziel vooral het streven naar correct inzicht. Daarbij speelt de aanname een rol dat wie over correct inzicht beschikt vanzelf ook juist zal handelen. Jongeren werden onderwezen in deze zorg om deel te kunnen nemen aan de heersende elite.

2. Volgens Foucault treedt er in de eerste en tweede eeuw een verschuiving op waarbij de macht - in mijn termen - buiten werking wordt gesteld. Wie zorgt voor de ziel, kan deelnemen aan een gemeenschap van gelijken.

3. Bij dV&L volgt er een etappe waarin de zorg voor zichzelf 'nog sterker dan Foucault benadrukt, gericht was op anderen' (p.41). Individuen zijn afhankelijk van elkaar, en vooral dit aspect komt naar voren in de moderne zorgethiek, waarin de individualistische implicaties van de kantiaanse plichtethiek worden bekritiseerd.

Het is vooral die moderne invulling die in dit boekje als achtergrond wordt gepresenteerd voor de teksten van vrouwelijke Griekse filosofen. Zo lijken ze naadloos aan te sluiten (omgekeerde volgorde) bij de moderne zorgethiek.

Nu kun je bij Foucault ook al lezen dat de zorg voor zichzelf en de zorg voor anderen elkaar allerminst uitsluiten. Integendeel, als je je eigen ziel weet te besturen, ben je ook in staat om het bestuur uit te breiden naar de gemeenschap. In die zin ligt de politiek in het verlengde van alle drie etappes van de zorg voor de ziel. Dat roept echter wel de vraag op of er - met Foucault - niet stilzwijgend een aanvullend begrip wordt geïntroduceerd voor deze politieke implicaties, te weten het bestuur.

Foucault besteedt maar weinig aandacht aan de rol van de vrouw in de oudheid. Hij wil vooral het misverstand bestrijden dat vrouwen alleen maar afhankelijk waren. Ze waren ook bestuurders, zij het veelal in de oikos, het huis en de familie, en minder of helemaal niet in de openbaarheid. Veel teksten in het boekje lijken - vooral ook in combinatie met de inleidingen van dV&L - deze machtsopvatting te bevestigen. Vrouwen spitsen de zorg voor de ziel toe op het domein waarin ze hun leven doorbrengen, het huis, het bevel over de slaven, de keuze van de juiste voedster, de stabiliteit van de huwelijksrelatie als de man weer eens bezwijkt voor de hoeren.

Je kunt met de zorg voor jezelf dus twee kanten op. Grofweg gezegd: de kant van de macht, waarbij je de juridische macht beïnvloedt vanuit de macht in de zin van bestuur, een directere, intiemere relatie met het leven dat je leidt. Zelfbeheersing is bij uitstek de macht die in de oudheid aan vrouwen werd toegedicht, moed was meer iets voor mannen. De andere kant die je kunt opgaan, vraag ik me hier hardop af, zou je die niet in het verlengde kunnen denken van de volgorde zoals Ptolemaïs die vaststelt voor de muziektheorie? Het secundaire dat niet in termen van macht wordt opgevat, maar in termen van volgorde, wat zou dat kunnen betekenen in verband met de zorg voor zichzelf?

Hier komen we in een open gebied terecht, een chora wellicht, waarvoor de muziek misschien wel het voorbeeld bij uitstek is. Ik denk bijvoorbeeld aan de politieke filosofie van Aristoteles, die muziek, en daarnaast ook sport, zag als centrale elementen van de opvoeding, niet om later beroepsmusicus te worden, maar om later als burger een kwalitatief, rijk gevulde vrije tijd te hebben. Dat was belangrijk voor de politiek, want waarvoor heb je anders politiek? Dat muziek meer iets was (eerst) voor de jeugd en (later) voor de vrije tijd doet niets af aan de essentiële rol van muziek voor de politiek.

Musici spelen in zekere zin altijd de tweede viool, ze hebben een begeleidende rol in ons leven. Net zoals nog steeds veel vrouwen. Dat betekent niet dat ze onmachtig zijn, en evenmin het tegendeel,  dat ze in informele zin de ware macht uitoefenen. Misschien zegt die hele zorg voor zichzelf niet per se iets over machtsuitoefening, in juridische of bestuurlijke zin. Het gaat er over iets anders, over het leven zoals we dat leven. Dat was zeker ook de interesse van Patočka, die daarvoor veel Husserl en Heidegger las. Maar daarover wellicht weer een volgende blog.

Ancient Greek Music - The Lyre of Classical Antiquity...

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten