Helpt het als we meer afstand nemen? Je zou het in elk geval eens kunnen proberen. Een moeilijk punt is dan wel de onverschilligheid. Daaraan worden we door vriend Leo Hermens bedoeld of onbedoeld herinnerd. Steeds als we in zijn poëtische teksten Icarus tegenkomen. Icarus valt met zijn smeltende vleugels in zee, en zijn vader vliegt rustig door. De praktijk eist immers alle concentratie op. De Romeinse dichter Ovidius vertelt hoe de boer lekker staat te rusten op zijn ploeg, terwijl ver achter hem het dodelijke ongeval zich voltrekt.
Leo beseft dat hij moet oppassen, in zijn berichten uit het ziekenhuis, gebundeld in Vleermuis in het ziekenhuis. Thuis mompelt Leo tegen een man op tv die niet bang is voor corona: 'Het gaat niet om jou'. Juist op dat moment komt Leo's dochter binnen: 'Tegen wie heb je het?' Op je woorden passen, zelfs als je op dat moment niet aan het werk bent, als fysiotherapeut in het ziekenhuis, als je je veilig waant, thuis.
Kun je dan nog wel gedichten schrijven? Ik herken hier het dilemma dat ooit meespeelde toen ik uit het conservatorium vertrok omdat ik doorkreeg dat ik in de wereld geïnvolveerd was, en dat daar van alles mis was. Je komt terecht in een praktisch beroep, en als je schrijft lijkt proza onvermijdelijk. En zo komt het dat, bien étonnés de se trouver ensemble, Leo en ik elkaar handen schudden, in metaforische zin, in wolken van metaforen, maar wel in proza.
Leo's prozateksten zijn berichten. Je stuurt niet een gedicht als je adressant wil weten waar zhij aan toe is. Helderheid is geboden. Er is niet meer alle tijd. Het is geen correspondentie, je kunt niet wachten op antwoord, het zijn berichten. Ik kwam ze eerst tegen op Facebook, wat me op de gedachte brengt dat ook deze blogs berichten zijn, wanneer ik ze post op Facebook. Mijn beschouwingen hangen als link in een bericht. Haast zonder dat we er erg in hebben sturen we berichten de wereld in. Gedichten, gezichten, berichten, zo is ongeveer de volgorde.
Het Griekse woord voor berichten is angéllo, en wie berichten stuurt is een engel. Op de achterflap snappen we nu ook de prijzing van auteur Lieve Joris: 'Moge een engel als Leo Hermens aan mijn bed staan als ik in het ziekenhuis beland.' Leo, Lieves engel, die waren we al tegengekomen in zijn laatste dichtbundel, waar we dan wel weer probeerden de omslag te beluisteren, al in de titel, 'De zoete versie'. Leo de opwekker, de bemoediger. Maar wel door te wijzen, met zijn tong, de sprekende of ingeslikte. Het beeld van de vleermuis lijkt niet minder dan een logische, volgende metamorfose te zijn van die draaiende, wijzende tong. De vleermuis fladdert, hij schiet heen en weer, maar kan zijn oriëntatie alleen vinden door signalen uit te zenden naar de dingen, en de echo daarvan op te vangen. Zo sensitief als de tong, draaiend en kerend, maar wel door te luisteren.
Zag ik Leo vroeger voor me, dan zag ik de frons, de indringende vraag of bedenking. Ik dacht: als Leo filosoof wordt, dan neemt hij zijn verantwoordelijkheid door te oordelen. Er moet dus iets veranderd zijn, in Leo zelf of in mijn kijk op Leo. Misschien moet ik ook vleermuis worden om mijn signalen naar Leo uit te zenden en met al mijn sensitiviteit (ik heb niet zoveel) te luisteren wat ik gemist had.
In Leo's berichten kom ik nogal eens het schuldrepertoire tegen. Leo is zich ervan bewust, en lijkt dan al gauw de schuld over te willen nemen. Icarus wendt zich in Daedalus die tot inzicht komt: 'Ik ben vaak stil in discussie met mensen die het allemaal fout of een complot vinden.' (p.42) En dat is niet de bedoeling, want Leo had zichzelf de opdracht gegeven om er niets van te vinden, van al die oordelen en meningen. Bereiken we ooit dat stadium van wijsheid, dat in De zoete versie de toon voerde, of zijn we uit die lucht gevallen, in de zee of in het ziekenhuis? Icarus wordt Daedalus en wordt weer Icarus?
Na enig vleermuisgefladder besluit Leo, als iemand het heeft over machteloze tranen: machtige tranen. Machtig van medeleven (p.43). Ik weet niet of je dan nog van een engel kunt spreken. Tonen engelen medeleven? Ik blader door de Bijbel en zie dat ze vooral berichten overbrengen. Misschien kunnen ze zelfs troosten en opwekken. Maar huilen en medeleven betonen, dat zie ik engelen nog niet zo snel doen.
Ik laat me vaak leiden door beelden die met me op de loop gaan, ik weet het. Misschien een laatste restje inzicht, misschien kan ook de vleermuis nog een beetje zien. Echt inzicht gaat gepaard met het uitsteken van je ogen, zie Oedipous. Dat maakt de weg vrij voor machtige tranen van medeleven bij de toeschouwers. Deze schijnbare omweg brengt ons bij een andere gedachte die misschien wel de ommuring van Leo's berichten vormt die de vleermuis helpt om zich te oriënteren. Het ziekenhuis, waar Leo met zijn neus bovenop het drama zit, te dichtbij om nog iets te zien, vormt hij om tot een theater. Niet een voorbeeldplek waar alles zichtbaar is. Integendeel, een plek waar niets zichtbaar is. Maar waar je de zichtbare dingen inschakelt om in tweede instantie, na ontvangst van de radarsignalen, de echo's, te zien wat er te zien valt.
- Wereldwijd, hoor ik een verpleegkundige zeggen, wereldwijd is pfff.
Ze schudt haar hoofd.
- Wereldwijd is hierzo. (p.29)
Er heeft hier een versie plaatsgevonden, een draaiing. We dachten dat Leo berichtte van daar naar de wereld, naar hier, naar ons. Maar de signalen van de wereld worden gezonden naar hierzo, het Antoniusziekenhuis in Nieuwegein, het bed waar de patiënt moet worden gedraaid.
Daar gebeurt wat wij niet zien, waardoor wij nog steeds de boer kunnen spelen die gebogen hangt over zijn ploeg, in goede gezondheid verkerend en niet bang voor corona. De vleermuis kan zich daar boos over maken, maar hij had (al in De zoete versie) zijn tong ingeslikt. Hij staat aan het bed en dat is hierzo. De zoete versie slaat om in de pfff-versie, het moeizame omdraaien van een besmette patiënt door draaiteam buikligging.
Zit ik nog met mijn draaiingen. Van Aristoteles had ik begrepen dat de mens zich prima kan vermaken, en daarvoor zijn de tragedies gemaakt. De zoete versie van het machtige medeleven is het amusement van de toeschouwer. Hij amuseert zich niet alleen met zijn besef dat hijzelf gelukkig niet besmet is, maar ook met de horrorbeelden. Heb je de wereld veranderd in theater, dan roept de tragedie onvermijdelijk de komedie op. Hopelijk kom je dan ergens uit in een soort midden, de liefde voor de dingen als zodanig, dat wil zeggen onherstelbaar.
De komische toon is zo verzonken in de moderne Nederlandse poëzie dat je er niet aan ontkomt. Ook bij Leo komt het hele register van maskers, fluimen in het gezicht, grapjes, woordspelingen en verkleedpartijen langs. Maar het is nu vooral de moeite die Leo bekent, de moeite ook met de lichte toon. 'Als je elke dag let it go moet zingen, wordt het een vruchteloze bezwering.' (p.103) Met een beetje meer afstand kun je de berichten ook zo lezen, als een vruchteloze bezwering, een zelftherapie die ons helpt om de lichte toon weer te vinden zodat we kunnen bemoedigen. De zoete versie die gekanteld is naar het pfff weer terugdraaien naar de zoete versie.
Het meest in de buurt van zijn eigen theater, van zijn theater op de plek waar het zich afspeelt, komt Leo naar mijn idee als hij na afloop terugkijkt naar zijn berichten. Hij neemt even de plaats van de lezer in, en helpt ons zo om beter te begrijpen waarnaar we eigenlijk hebben zitten kijken. Het thema, zegt Leo, is afstand en nabijheid. Je moet nabije mensen (vrienden, familie) op afstand houden, en onbekende mensen houd je in je armen. Waarom eigenlijk? Waarom die nabijheid eerder dan de afstand, zelfs als je het risico loopt om besmet te raken of anderen te besmetten, omdat je nooit zeker weet of die onbekende ander negatief is?
'Want dat is onze rol.' (p.170)
Hier, in deze korte, prozaïsche redenering komt het theater samen met de wereld, het hierzo en het proza. Je speelt een rol, en daarom raak je mensen aan om hen in beweging te brengen.
Je kunt oneindig blijven doorpeinzen over die overgang van poëzie naar theater. Kan theater niet, zoals bij Shakespeare, samengaan met poëzie? Leo legt het uit op het moment dat hij zelf iets ontdekt. Hij ziet poëzie als zijn vader en moeder, zijn verheven zelf dat hem een zetje geeft. Leo geeft zichzelf een zetje. Maar ineens werkt het zetje niet meer. 'Zoenen versterkt' is prachtig, het is weer die sensitieve tongen 'die de begeerde buit eerlijk delen' (p.35). Maar nu is het horror geworden, zelfs andermans adem is angstaanjagend. De poëzie als zoete versie is draaiing, maar de draaiingen gaan zo heftig dat ze niet meer als zetjes werken.
Wat kun je doen om toch nog zetjes te geven? Je rol spelen, binnen het draaiteam buikligging. En berichten, met sensitieve, ingeslikte tong. Proza, afgeleid van pro vorsa, naar voren gericht. Blijven doen wat bij je rol hoort.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten