Het kan heel bevrijdend zijn als niets meer hoeft. Alles is toch al verloren, en dat geeft de vrijheid om je te verhouden tot de dingen zoals ze zijn. Ook voor de filosofie is er veel te halen. De dingen 'zoals ze zijn' roept steeds de vraag op hoe ze dan eigenlijk zijn, en zelfs waarom ze er zijn veeleer dan niet zijn. En ten slotte is er nog een politiek belang in het spel. Als de dingen zijn zoals ze zijn, en de mensen ook, dan kunnen we van die dingen en mensen houden zonder in de onverschilligheid te belanden. Het maakt altijd uit hoe en wie mensen zijn, en in die hoedanigheid verdienen ze liefde. Daar kunnen de identiteitspolitiek en het kosmopolitisme elkaar vinden en iets van elkaar opsteken.
Toch is er een probleem aan deze verfrissende invalshoek van filosoof Giorgio Agamben. Als de dingen zijn zoals ze zijn, waarom zouden we ze dan nog willen verbeteren? Komt deze wijsheid niet neer op een mystiek waarin elke prikkel is weggenomen om het kwaad te bestrijden? Of wat is er mis met de ethiek van Kant en Arendt die in de bestrijding van het kwaad de beste motivatie voor het handelen zien?
Als we ons tot Agamben beperken, heeft zijn visie zeker te maken met zijn twee inspiratiebronnen Heidegger en Benjamin. Heidegger stelt de vraag naar het zijn aan de orde, en zegt dat we het zijn van de dingen nooit helemaal kunnen bevatten met (predicatieve) uitspraken, uitspraken waarin we iets over iets zeggen. Wat daar niet in gevat kan worden is precies het 'als', het begrijpen van iets 'als' iets. Dit 'als' is zelf niet predicatief van aard. Benjamin speelt ook een rol bij Agambens visie op het onherstelbare, en wel omdat hij de geschiedenis niet opvat als vooruitgang, maar vanuit de spanning van het heden, de jetztzeit. Dat heden werpt zijn schaduw over het verleden, en kan alleen maar reddend zijn wanneer we de doelgerichte beweging van de vooruitgang onderbreken.
Er is nog een andere, mijns inziens onderschatte, filosofische inspiratiebron, en wel Ludwig Wittgenstein. Agamben verklapt al meteen in zijn beschouwing over het onherstelbare in The coming community dat hij dit schrijft als commentaar bij Heideggers opmerkingen over het 'als' in Sein und Zeit, maar ook bij een zin uit de Tractatus van Wittgenstein. Het gaat om stelling 6.44, waarbij Agamben het niet nodig vindt om hem even te citeren. In zijn beschouwing komen we zelfs de hele naam Wittgenstein niet meer tegen, zodat we even zelf aan het werk moeten.
Stelling nummer 6.44 luidt als volgt:
'Nicht wie die Welt ist, ist das Mystische, sondern daß sie ist.'
Over het mystieke zou je van alles kunnen zeggen, waarbij opmerkelijk is dat veel mensen Wittgenstein vaak citeren dat je vooral moet zwijgen over waar je niet over kunt spreken, of dat het überhaupt beter is om te zwijgen. Dat klopt dus niet. Wittgenstein spreekt zelf uitvoerig, en het kan dus best zijn dat we over van alles juist wel kunnen spreken, zelfs als het over mystiek gaat.
Denken we aan het 'als zodanig', dan lijkt het over het hoe van de wereld te gaan. Betekent dit, dat Agamben afstand neemt van Wittgenstein? Is zijn commentaar in feite een kritiek? Lezen we Agambens moeilijke tekst, dan is er wel degelijk een verband tussen het 'als zodanig' en het dat van de wereld (de taal, het zijn). Om het dat-zijn van de wereld te kunnen begrijpen moeten we in staat zijn uit de wereld te stappen. Dat kan precies via het 'zodanig', de sicceitas van de dingen. Dat dingen 'zodanig' zijn is onherstelbaar, het is zoals het is. Daardoor kunnen we het beschouwen van buitenaf, van buiten de wereld. Tussen haakjes voegt Agamben toe:
'(The innermost character of salvation is that we are saved only at the point when we no longer want to be. At this point, there is salvation - but not for us.)' (TCC p.102)
Met deze toevoeging verwijst Agamben naar Kafka, die door Benjamin wordt geciteerd: 'Es gibt Hoffnung - Nur nicht für uns.' Deze uitspraak vond ik al geinig in de jaren tachtig, toen ik mijn eerste opstel in mijn studie voor het hoofdvak 'normatieve filosofie' schreef. Je voelt aan dat het hier om redding gaat, en dat het geen cynische, negatieve uitspraak is. Er vindt werkelijk redding plaats, die erin bestaat dat we die redding niet meer nodig hebben. Dingen zijn zoals ze zijn, en als mensen zijn wij in staat om dit 'zoals' te beschouwen.
Later haalde ik Benjamin er weer bij toen ik mijn proefschrift over Michail Bachtin afsloot. De carnavalslach, zegt Bachtin, moeten we opvatten als affirmatie van de wereld in wording. Ik vatte dat zo op dat je de wereld door erom te lachen niet meer ziet als iets vaststaands, en dat dingen altijd weer kunnen veranderen. Zo bezien ontstaat er toch weer een tegenstelling tussen de wereld zoals zij is en de wereld die anders is, doordat ze anders wordt, onderweg is naar iets anders. Dat is denkelijk een kantiaanse uitleg. Via het denken kunnen we de wereld herleiden tot vooronderstellingen, met name tijd en ruimte, en zo kunnen we er met ons verstand en handelen toe bijdragen dat de wereld kan worden gezien als een proces op weg naar een doel.
Agamben neemt afstand van de kantiaanse gerichtheid op vooronderstellingen. De wereld kunnen we begrijpen zonder haar te herleiden tot vooronderstellingen. Die manier van begrijpen kunnen we openleggen door het 'als zodanig'. Het zo-zijn van de wereld heeft geen vooronderstellingen, en is eeuwig. Altijd zullen de dingen 'zo zijn'.
Zonder van mystiek te spreken, gebruikt Agamben wel het woord 'spiritualiteit'. Daarmee bedoelt hij het 'niet-ding-achtige' dat de mens kan ervaren in contact met de dingen. Dat niet-ding-achtige is het zo-zijn van de dingen. Het is niet een bepaalde andere wereld of een ander gebied dat buiten de wereld zou liggen, of het 'rijk van de geest'. Het is het zo-zijn van de dingen dat zelf geen ding is, en ons weer 'toewijst' aan de dingen, en wel irreparably. We komen dus nooit los van de dingen en het ding-achtige. Integendeel, onze spiritualiteit of ons mens-zijn zorgt ervoor dat we de dingen 'als zodanig' zien, en daardoor zijn we toch weer verbonden met de dingen.
Het 'als zodanig' is dus precies datgene wat ons redt. Het is niet echt een paradox, geen schijnbare tegenstelling, als ik het goed begrijp. Er is geen tegenstelling tussen het zo-zijn van de dingen en de dingen.
Wel kun je je afvragen of redding niet ook verkeerd begrepen kan worden, volgens Agamben. Dat lijkt het geval te zijn wanneer hij zijn beschouwing al meteen opent vanuit de tegenstelling tussen het sacrale en het profane. 'Revelation does not mean revelation of the sacredness of the world, but only revelation of its irreparably profane character.' (p.90) Moeten we hieruit concluderen dat het heilige ons alsnog bij de dingen vandaan brengt, in een (quasi-)andere wereld? Ik denk van niet. Ook degenen die de wereld weer heilig proberen te maken zijn 'toegewezen' aan de profane wereld. De protestantse theologie (waaraan Kant schatplichtig is) heeft dit deels goed begrepen, zegt Agamben. De wereld hoort tot de profane sfeer, niet tot de sacrale. Wat de protestanten dan weer niet goed begrijpen is dat de wereld alleen kan worden gered 'insofar as it is profane'. We moeten de wereld dus niet sacraal, maar juist profaan maken. Alleen zo krijgen we toegang tot het 'als zodanig', en daarin schuilt de redding.
Blijft de vraag die ik als prikkelende titel boven mijn blog zet, waarom nog redden als alles onherstelbaar is, dat wil zeggen 'zoals ze is'? De vraag lijkt verkeerd geformuleerd te zijn, als ik Agamben goed begrijp. Als de dingen onherstelbaar zijn, en dat zijn ze, dan worden ze gered. Ook het omgekeerde lijkt het geval te zijn. Redding houdt in dat we de dingen beschouwen zoals ze zijn, als zodanig. Uit het eerste essay van Agamben in The coming community, over het quodlibet, maak ik op dat het hier niet om een koud, abstract weten gaat, maar om liefde. We houden van de dingen als zodanig.
Gnostisch, neo-platoons, dat zijn de verder terugliggende inspiraties van Agamben. Plato, maar dan de Plato zoals hij door gnostici wordt gelezen. Geen 'tweewereldsheid', zoals Bachtin dacht, maar de ene wereld die we kunnen bevatten door te letten op de ideeën, dat wil zeggen 'de dingen zelf', de dingen zoals ze zijn. Niet opgevat volgens een identiteit (bijvoorbeeld van dingen met hun predicaten) maar volgens het zo-zijn.
Wat mij ten slotte helpt om Agamben beter te kunnen volgen is zijn gebruik van het woord 'limiet'. Het gaat om de limiet waarop we stuiten wanneer we de dingen beschouwen 'als zodanig'. We moeten dit 'als zodanig' opvatten als een limiet waarop we stuiten wanneer we de dingen zien zoals ze zijn:
'It is not the identity of the thing and yet it is nothing other than the thing (it is none-other). The existence of the idea is, in other words, a paradigmatic existence: the manifesting beside itself of each thing (paradeigma). [het Griekse voorzetsel of voorvoegsel para betekent onder meer 'naast', as] But this showing beside itself is a limit - or rather, it is the unraveling, the indetermination of a limit: a halo.' (p.101)
Het dat-zijn van de wereld, dat de wereld er is, waarover Wittgenstein spreekt, kunnen we beter begrijpen via dit 'als zodanig'. De wereld is er: dit betekent niet dat we een willekeurige keuze maken tussen het wel of niet, dat de wereld er evengoed niet had kunnen zijn. Het is geen pure contingentie, maar een 'noodzakelijke contingentie'. Als de wereld er is 'als zodanig', dan is ze er 'veeleer dan' dat ze er niet is. Dit 'veeleer' schuift tussen de alternatieven zijn en niet-zijn, de wereld als zodanig is niet in staat om niet te zijn, en is er in deze zin, als een zo-zijn dat het dat-zijn (dat de wereld er is) bepaalt.
Hierover doordenkend krijgen we misschien meer vat op de politieke filosofie van Agamben, wat er politiek is aan zijn filosofie. Politiek heeft als vanouds te maken met de redding van de wereld, zo simpel is het. Die wereld kunnen we alleen redden wanneer we afzien van alle vooronderstellingen, wanneer we eindelijk eens de dingen gaan zien zoals ze zijn.
We blijven in de buurt van Bachtin, zelfs in zijn neo-kantiaanse aspecten. Bij de jonge Bachtin en zijn studiegenoten ging het adagium rond dat 'de wereld niet gegeven is maar opgegeven.' (mir ne dan a zadan). Wanneer we dit opgeven opvatten volgens de term abbandonare, komen we weer uit bij Agamben: 'The existent, abandoned in the midst of being, is perfectly exposed.' (p.100) De mens is 'opgegeven', dat wil zeggen overgeleverd aan het zijn, het zijn dat niet bestaat, maar dat bestaande 'is', als limiet van het bestaande.
Halo |
Beste Anton, Ik heb de specifieke tekst comming communitiy van Agamben niet gelezen, dus ik tast nog een beetje in het duister als ik jou probeer te volgen, maar toch denk ik te weten waar je heen wilt. Ik zie jou een beweging maken naar de dingen zelf toe zonder terug te willen vallen op het identiteitsdenken of de ideeënleer van Plato. Het gaat om het zo zijn van de dingen, radicale immanentie dus. Het zo zijn van de dingen of het als zodanig kan niet in begrippen gevat worden, het onttrekt zich daaraan. Nu moet ik denken aan het nieuwe boek van Jan Warndorff, een vriend van mij en een bekende van jou. Jan heeft het altijd over de overgang van het "Het" naar het "Dit". Dit wat hier gebeurt en wat zich niet in begrippen laat vatten. Zie jij ook de link. Jan gelooft dat wij onszelf en de wereld kunnen redden als we ons radicaal naar de wereld toewenden. Dit lijkt best wel zweverig, natuurlijk denk ik aan het leven in het nu van Eckhart Tolle, maar ik weet niet of jullie zo onder een noemer mag brengen.
BeantwoordenVerwijderenHoe dan ook, voor mij is het een onmogelijkheid om het in u te leven. Het is juist kenmerkend voor mensen dat wij vooruit denken en terugdenken en lijnen willen zien tussen heden, verleden en toekomst. Moet je niet tegen je eigen mense[lijke natuur indenken om de wereld te redden? Nu maar hopen dat ik een beetje op jouw denkspoor zit.
Groet van Martien.
Beste Martien, bedankt alweer voor een mooie passende reactie, en ook nog zo'n goed nieuws van Jan Warndorff. Doe hem de groeten! Wel zeker zit je op mijn denkspoor. Toch denk ik dat we Agamben niet kunnen beperken tot die zen-achtige opdracht om in het hier en nu te leven (als dat al geen tautologie is). Agamben spreekt van spiritualiteit. Het is des menschen eigen om buiten de dingen te gaan staan als ze tussen de dingen leven. Maar dit is niet echt een gebied, het is meer een limiet. Het niet-ding-achtige bestaat wel degelijk, maar als limiet, halo, zone van indeterminatie. Ik moet wel denken aan zen, maar dan aan het verhaal van: voor zen zijn mensen mensen, bergen bergen en zeeën zeeën (of zoiets). Na zen zijn mensen mensen, bergen bergen en zeeën zeeën, alleen een klein beetje boven de grond. De mens is 'toegewezen aan de dingen', nooit zal hij werkelijk van de grond raken, en al helemaal niet in een klooster, in een ruimteschip of op de uvh.
VerwijderenHet nieuwe boek van Jan Warndorff heet: "Ik ben de wereld". Het kwam deze week in de boekhandels
BeantwoordenVerwijderen