De naam van Spinoza spreekt tot de verbeelding. Ga zo door en je zult Spinoza heten - dat moet haast wel iets met spinazie te maken hebben. De Ethica is inderdaad krachtvoer, wat alleen al blijkt wanneer je ziet hoe Spinoza met zijn deugdenbegrip niet alleen verwijst naar de deugdzaamheid maar ook naar de mannelijkheid die het begrip deugd bij Machiavelli herkregen had. Ook het etymologische spoor leidt naar uitzicht. De tekst van Spinoza is moeilijk doordringbaar, het bevat vele stekels. Toen ik ermee kennismaakte als student begreep ik er zo goed als niets van.
Het zijn Agamben en Deleuze die me weer bij Spinoza doen belanden, en enkele boekenbonnen die me over de drempel hielpen om de mooie Boom-vertaling van Corinna Vermeulen te bemachtigen. Ik begon maar eens met het vijfde deel, over God en de moraal. Ik viel om van verbazing toen ik las dat God niet van de mens houdt, maar omgekeerd wel. Ik keek in de Amsterdamse tram naar buiten en zag op de gevel in grote neonletters JESUS LOVES YOU! Hetgeen dus simpelweg niet waar is. Wel is het waar dat we net als Jezus van God houden... ofwel de natuur...
Hier kon ik weer makkelijk een lijntje leggen naar het door mij laatstgelezen boek, dat van Carse over de cultuur als spel, waarin deze de natuur beschrijft als onverschillig en unspeakable. Daar moet dus wel iets spinozistisch in zitten. Je zou die natuur kunnen opvatten als natura naturans en de cultuur als natura naturata. Je bent dan al dicht bij de aanwijzing van Han van Ruler in zijn nawoord bij de Boom-vertaling die de natuur eigenlijk gewoon in het spoor van Aristoteles als substantie opvat. Dan glijd je meteen van de natuurwetenschap in de metafysica. Echter zonder dat je per se vastzit aan oppositionele differenties. Vat je de natuur op als substantie, dan brengt die zelf het denken voort. Je zet dan al meteen een stap voorbij de wetenschap, die altijd met het probleem zit hoe de natuur zich verhoudt tot de ervaring: is die ervaring zelf natuur of juist niet? Wel, zegt Spinoza.
De psychologie, zelfs de Spinozistisch geïnspireerde psychologie, wordt het dan te machtig, zegt Van Ruler. Het heeft immers geen zin om allerlei afsplitsingen voort te brengen waarmee we meer grip op de natuur kunnen krijgen, zoals prettige emoties of sublimaties. Je hebt wel te maken met handelingen, maar die moet je eigenlijk opvatten als contemplaties. Zodat ik zelfs zonder Deleuzes Spinoza-studie te hebben gelezen nu al beter begrijp waarom die bij de contemplaties uitkomt.
Nog lastiger is de moraal. Ik snap best dat Žižek Spinoza (en met hem Deleuze) wil neerzetten als moralist, want als goed Lacaniaan moet je nu eenmaal geloven in een moraal die op geen enkele manier uit de natuur te herleiden valt. Maar stel dat het je lukt een moraal wél uit de natuur af te leiden, zoals Spinoza toch voor ogen stond, dan mag je het moralisme best bekritiseren, want dan doe je dat op grond van een fundamentele bevestiging. Je hoeft het dan alleen nog maar even uit te leggen.
Van Ruler legt uit dat de moralistische interpretatie van Spinoza al geblokkeerd raakt wanneer we afzien van psychologisering. Het gaat bij de liefde voor God niet erom de mens op te zwepen tot een gewenste emotie, maar om de rationaliteit van deze emotie aan te tonen en zodoende te laten zien dat we ons al in de richting ervan bewegen. Echter, weer niet als doeloorzaak. Met dat Aristotelische begrip heeft Spinoza afgerekend, minstens in zijn latere christelijke variant.
Langzaam, heel langzaam dringt tot me door dat ik à la Agamben en Deleuze Spinoza anders moet lezen dan ik had gedacht. Daarvoor hoef ik niets anders te doen dan af en toe in de Ethica te lezen. De conatus, het verlangen om in het zijn te volharden, moet ik anders opvatten dan als een doel dat ik voor ogen moet houden. Eerder integendeel, ik moet van dat doel afzien om uit te kunnen komen bij de rationaliteit ervan, een verlangen dat ik al ben.
Nog een paar stappen verder en ik stap uit de metafysica, zonder terug te vallen in de psychologie. Misschien voltrekt zich die exit al met het loslaten van de doeloorzaak. Een teken daarvan is ongetwijfeld Spinoza's argument dat het invoeren van doelen ten koste gaat van Gods volmaaktheid. God realiseert direct wat hij wil realiseren. Elke tussenstap maakt deze realisering onvolmaakter. Het heeft dus ook geen zin God gelijk te stellen met een hoogste zijnde dat we met ons denken kunnen natekenen, zoals de metafysica doet.
En zo belanden we automatisch in de differentiefilosofie. Als we God niet gelijk kunnen stellen met een hoogste zijnde, dan is de natuur geen hoogste zijnde dat we met God gelijkstellen. De juiste formule is niet 'God = natuur' maar 'God ofwel natuur'. De differentie waarin we belanden is geen oppositionele of aporetische. Het is dus evenmin een monisme, al begrijpen we wel waarom Spinoza zo intens het dualisme van Descartes bestreed.
Lezer, heb een beetje medelijden met me als ik hier uitglijders heb gemaakt, ik schrijf gewoon mijn gedachten op en hoop een beetje dat Spinoza gelijk heeft, dan zit er wellicht toch nog een hoop rationaliteit in mijn uitglijders. En u mag me die weer melden, daar kan ik alleen maar van leren. Althans in een opzicht voel ik nu al enige troost. Ik lees in het nawoord dat Spinoza's Latijn niet al te best was. Hij verwarde suus met eius. Sorry hoor, maar dat is stof van de derde klas, meneer Spinoza...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten