Ook aan die laatste Freud wordt nog wel gedacht, als voorloper van wat later beter door anderen is gedaan. Het is in dat geval juist de dominantie van de mythologie die zijn wetenschappelijke geloofwaardigheid in de weg staat.
Het in de weg staan en wellicht de ontsporing hebben zelf iets met de weg te maken. De weg is Bahnung, er baant zich iets een weg in onze dromen en in ons oordeel over Freud. Derrida wijst op de Latijnse etymologie van 'route', via rupta. Steeds zijn in onze psyche volgens (de vroege) Freud twee soorten neuronen aan het werk: doorlaatbare neuronen die geen weerstand bieden en geen spoor vasthouden van de indrukken die het ondergaat, en neuronen die daar contactroosters tegenover stellen waarmee ze het spoor van de indrukken wel vasthouden.
Later komt Freud op de proppen met zijn metafoor van het 'toverblok', een schrijfblok met een ondergrond van was, waaroverheen een wassen vel ligt. Schrijven doe je met een scherp voorwerp, een stilus. Na het schrijven haal je het vel weg en verdwijnt de inscriptie. Klaar voor de volgende.
Je doet bij schrijven dus steeds twee dingen tegelijk, zegt Derrida via Freud. Je bent met je ene hand volkomen ontvankelijk voor de indrukken, als een ideale lezer. Met je andere hand ben je al bezig met griffen waardoor je je contactroosters op de wassen ondergrond drukt, als een ideale schrijver. Nooit ben je het een zonder het ander.
Je bent dus ook geen ontcijferaar van mythes als je Freud leest. Er bestaat geen vaste sleutel, de mythes zijn ook maar contactroosters die verstoord worden door de nieuwe indrukken die de psyche opdoet. Evenmin is Freud de wetenschapper die eindelijk in alle openheid ziet wat er met de psyche gebeurt. Daarvoor is zijn beroep op het toverblok te technisch, het maakt de verbinding tussen machine en psyche tot meer dan het gebruik van een hulpapparaat door een subject dat alles onder controle heeft.
Deze beschouwing is terecht ondergebracht in een blog die gewijd is aan de ideeën van Plato. Derrida levert terloops even het bruggetje door te herinneren aan Phaidros met het onderscheid tussen het spontane schrijven 'in de ziel' (ἐν τῃ ψύχῃ) en als ὑπόμνησις, geheugensteun. Daarmee bevinden Freud en Plato zich zowel binnen het logocentrisme met zijn voorkeur voor de directe spontane uiting, als op de limiet van een nieuwe era waar de techniek niet slechts gebruik van hulpmiddelen is maar de verhouding tussen beide lagen van het schrijven regelt, als een scène van het schrijven, een historische scène waarin wordt geschreven en als het schrijven van die scène, als via rupta.
Dat iedereen (of ik alleen??) bij via rupta meteen denkt aan een coitus interruptus is best begrijpelijk. Ook Derrida denkt in die richting, als hij zijn essay eindigt met een mooi Freudcitaat: 'Lorsque l'écriture, qui consiste à faire couler d'une plume un liquide sur une feuille de papier blanc, a pris la signification symbolique du coit ou lorsque la marche est devenue le substitut du piétinement du corps de la terre mère, écriture et marche sont toutes deux abandonnées, parce qu'elles reviendraient à exécuter l'acte sexuel interdit.' (Derrida, L'écriture et la différence, p.338-39)
Ja, coitus interruptus, het is niet Freud of Derrida die daarover begint, maar het leek me wel een mooie term voor de substitutie van het toverblok door het schrijven met pen. Ook leek het me een mooie brug naar Melanie Klein, een brug die Derrida zelf als gewenst vervolg van zijn Freudexercitie ziet. Klein gebruikt Freud voor een soort genealogie van de moraal waarbij het schrijven zelf object is van waardeoordelen. Bijvoorbeeld op school: Role of the School in the Libidinal Development of the Child (1923). En waardeoordelen, dat gaat natuurlijk over excrement of opslokken. De coitus interruptus is dus een coitus, een samengaan dat doorgaat, maar wordt verplaatst van hand, penis, vagina naar mond en anus.
Het samengaan speelt zich intussen nog steeds af tussen de handen die dit toverblog typen. Klaar, enter, terugtrekken, ruimte maken voor de volgende.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten