zaterdag 17 augustus 2013

De mens zonder inhoud

Giorgio Agamben heeft in een studie van weer enige tijd geleden de kunst proberen te doordenken met eenzelfde intensiteit als Heideggers Oorsprong van het kunstwerk (hoewel deze tekst slechts marginaal figureert in Agambens boekje). Er is namelijk iets aan de hand met de kunst. Die is dood. Maar ze wil maar niet sterven.

Als we de lijntjes terug volgen komen we vroeg of laat bij de Grieken. Maar eerder nog bij Diderot die in Le neveu de Rameau eigenlijk al laat zien dat er een tegenstelling bestaat tussen esthetiek van de smaak en het genius met zijn scheppingskracht. De goede smaak levert geen kunst op, die maakt alleen het genie. En je kunt nog zo beschikken over goede smaak, er zit iets in de smaak waardoor die in zijn tegendeel verkeert. Maar helaas, we kunnen niet zomaar overstappen naar het creatieve genie, en blijven bevangen in die esthetica. Het is de lucht die we ademen.

Denk niet dat het probleem alleen speelt bij museumbezoek of bij de waardering van hoge cultuur. Wat de mens überhaupt onderscheidt van het dier is de 'Gattung', de universele soort, zoals Marx zou zeggen. Maar als je Marx' praxisbegrip volgt kom je uit bij een leven dat meer is. Misschien wel bij het leven als kunst, dus bij Nietzsche. De universele soort is alleen te ontdekken via de kunst, via het leven als kunst, zoals Nietzsche zou zeggen. We weten ons daarom verplicht tot de originele kunst, de kunst die blijft bij zijn oorsprong. Het lijkt of de wil die oorsprong is (zie Nietzsche), maar het is de wil die als verlangen vorm aanneemt in het werk en daar zijn parcours doorloopt. In Griekse termen is het niet zozeer de praxis of ervaring die ons in verbinding stelt met die hogere wil, maar de poièsis. Daar is altijd de waarheid in het spel, de plaats die we innemen in de wereld, in het gevecht tussen verleden en toekomst.

Uiteindelijk levert Aristoteles dus de sleutel met zijn onderscheid praxis-poièsis, waarbij uiteindelijk ook een praxis de menselijke soort niet kan redden wanneer ze niet wordt gedacht binnen de poièsis. We hebben die Grieken dus nog steeds nodig. De Romeinen onttrekken het verschil tussen beide termen al aan het oog met 'operari': poièsis lijkt dan restloos opgegaan in praxis.

De poièsis blijft echter ondergronds doorwoekeren. Ze krijgt een historische toespitsing via Benjamin. Die gaat door op Nietzsches actieve nihilisme door te laten zien dat verzamelaars samenhangen onttrekken, ze halen hun voorwerp uit de context en maken daarmee de traditie-overdracht onmogelijk. Daarmee bereiden ze een nieuwe tijd voor, een andere poièsis en verhouding tot de waarheid. Kunstwerken leggen verband met eerdere tradities maar weten zich niet meer te positioneren in een heden zoals dat vroeger wel kon.

En zo kan het gebeuren dat de hedendaagse mens de kunst uitsluitend beleeft als een esthetische ervaring. Dat moeten we niet opvatten als het einde van de kunst. Ook nu nog ballen de tradities en betekenissen zich samen en bieden zo - met de kitsch van Duchamp en popart - nog steeds een substituut voor de waarheid. Het stelt mensen in staat hun plaats tussen verleden en toekomst in te nemen. Men ziet: het nihilisme heeft positieve betekenis, Agamben is optimistisch, ook en vooral over 'de mens zonder inhoud', de esthetische mens.

Zijn optimisme geldt niet, zoals je tegenwoordig, veertig jaar later, wel vaker ziet, de terugkeer van het ambacht zonder meer (Sloterdijk, Sennet). De praxis op zichzelf gaat ons niet redden. Ook van een morele omslag valt niets te verwachten, omdat die ons geen mythe zal opleveren. Een mythe, echte inhoud, zullen we pas vinden wanneer we de lineaire tijd verlaten met zijn illusoire bemiddelingen tussen verleden en komst. De kunst kan dat niet in zijn eentje doen omdat die juist is ontstaan door zich aan de greep van de mythe te onttrekken. Het heil zal dus moeten komen van het grootste gevaar, de esthetische houding waarin de mens in de kitsch zijn liefde tot de 'Tradierbarkeit' bekent en langs deze weg de opening naar de mythe vrijhoudt.


Giorgio Agamben, L'uomo senza contenuto (1970), vert. in het Duits: Der Mensch ohne Inhalt, Suhrkamp 2012.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten