maandag 27 december 2021

Wat ik deel met mijn vrienden - Nietzsches tranen

De strijd met de dood kan ons geweldig oppeppen. Geef de dood een stem, en we ontdekken de zin van het leven. Eindelijk hebben we iets gemeenschappelijks met de mensen die zo geheimzinnig en ondoordringbaar leken. Om bij deze ervaring te komen moeten we vooral ontdekken wie onze echte vijand is. Misschien houdt diagnose - bijvoorbeeld in een therapie - wel in dat we zien hoe iemand zich vergist in deze identificatie van de vijand. De dood dus. In één klap zien we, dankzij diezelfde dood, ook wie onze vrienden zijn.

Hierin zit iets van een cirkelredenering. Dit soort ontdekkingen maak je namelijk zelden alleen, het zijn vaak vrienden die je erbij helpen. Om je vrienden te ontdekken heb je dus je vrienden nodig. Een goede vriend, die ik al heel lang ken, werd therapeut en las het beroemde boek Nietzsches tranen (1992) van psychiater Irvin D. Yalom. Diezelfde vriend hielp me toen ik zelf in een depressie belandde, in een tijd waarin ik met mijn blogs begon. Het is nog steeds onhelder welke rol mijn ziekte speelde als drijfveer voor dit schrijven, maar alleen al door in dit verband de naam Agamben te noemen beken ik mijn vertrouwen in de creatieve mogelijkheden die in depressie zelf liggen. Daarmee verbonden is het vermoeden dat in depressie zelf ook potenties geborgen liggen om te genezen. Zo wordt de depressie een soort gesprek met zichzelf, er maakt zich een stem uit los die herinnert aan de oorsprong van de taal in de muziek.

Een vraag die bij dit zoekproces vroeg of laat opduikt is hoe we ons kunnen openstellen voor onze vrienden. Merkwaardig genoeg duikt hier een herinnering op die ik kort geleden weer ophaalde. Wat ik toen niet vertelde is dat mijn moeder toen dacht dat die vriend (dezelfde die me bij het boek van Yalom bracht) me toen hypnotiseerde. Dat was niet alleen haar wat onhandige poging om mij te verontschuldigen en me te helpen bij het aanwijzen van mijn echte vijand, maar ook haar manier om haar zorg over de spiritistische seances in het spel te brengen, waar wij contact onderhielden met geesten. Overigens bleek bij die seances dat ik niet beschikte over 'mediamieke begaafdheid'. Wel heb ik gaandeweg ontdekt dat er een band bestaat tussen mijn filosofische interesses en de geesten die opduiken uit de onderwereld (of bovenwereld). Daar dacht ik in mijn studententijd anders over. Toen gebruikte ik de filosofie vooral als manier om een beetje innerlijke afstand te houden van het spiritisme.

Mijn blogs gebruik ik graag als theater van eenzaamheid. De stem die hier klinkt is mijn stem, en soms denk ik dat ikzelf ook de enige ben die deze stem hoort. Maar met 'theater' suggereer ik al de vierde wand, en wellicht heb ik de vierde wand nodig om mijn spel goed te kunnen spelen. Ik doe alsof u er niet bent, het 'u' is algemeen en retorisch, maar in werkelijkheid reken ik u onder mijn vrienden met wie ik mijn diepste interesses en zorgen deel. Die vierde wand ziet er in prozateksten zoals deze uit als een fantasie die misschien een soortgelijke functie kan vervullen als de hypnose in een therapie. De hypnose haalt ons uit de verkrampte concentratie op onszelf. Maar waarom zou dat met een fantasie niet ook kunnen? Of met een droom? Zo kunnen we onszelf neerzetten in een situatie waarin we keuzes maken zonder de desastreuze gevolgen van die keuze.

Deze situatie lijkt op een wetenschappelijk experiment. Je herhaalt een situatie die je in de natuur hebt waargenomen, maar dan in een 'gecontroleerde' omgeving, waar we de relatie tussen oorzaken en gevolgen beter kunnen vaststellen, maar ook in de zin dat de gevolgen niet nadelig uitpakken voor het werkelijke leven en de processen in de werkelijke wereld.

Misschien hebben we nu iets meer toegang tot de kwestie hoe we ons kunnen openstellen voor onze vrienden. Er kunnen situaties ontstaan waarin we onze vrienden als vijanden zien, en zo van de hulp verstoken blijven die we zo hard nodig hebben. In de fantasie verbreken we het contact met onze vermeende vijand, en ontdekken we dat we een vergissing hebben begaan. Daarna stappen we weer uit de fantasie en omhelzen opgelucht onze vijand, die nu een vriend blijkt te zijn.

Deze situatie kun je verhelderen met twee posities die er de grens van vormen. Aan de ene kant zet je Nietzsche neer, die vindt dat het leven keihard is en dat je alleen jezelf kunt vertrouwen. In potentie is iedereen dus een vijand, en aanvaard je het risico dat je aan je eenzaamheid ten onder gaat. Aan de andere kant zet je de wetenschap neer, die de fantasie wil weghalen uit het leven, en onderbrengen in de wereld van de techniek, waar gevolgen automatisch voortvloeien uit oorzaken. Dat is - ietwat grof geschetst - de positie van geneesheer Josef Breuer, de geestelijke vader van Freud, de psychoanalyse en de therapie.

Er kan dus altijd een moment komen dat vanuit beide posities de kwestie van de toegang tot vriendschap opkomt. Bij Nietzsche is het de aloude vraag van de ethiek hoe we ons leven kunnen leiden, waarbij de vriendschap een soort reservemogelijkheid blijft. Zijn eerste antwoord zal denkelijk zijn dat je zelfs voor jezelf een vijand zult blijven. Maar als je ineens merkt dat dit antwoord leidt tot verzwakking, kan het zijn dat termen als liefde opkomen: amor fati, de liefde voor je lot, er verschijnt dus iets wat niet je vijand is. Bij Breuer komt de vriendschap tevoorschijn vanuit zijn ervaring van het contract. Je kunt liefde bevestigen in een contract, waarmee je de controle vergroot. Maar ineens zie je jezelf op afstand drijven van het echte leven, het leven dat zich niets van jouw contract aantrekt. Je moet je relatie tot je geliefde weer opnieuw uitvinden, je vrouw moet nu je vriend worden, alsof je niet met haar bent getrouwd, alsof je in staat bent je relatie met haar te beëindigen.

Ik stel mezelf (en wie weet ook aan u) de vraag of de roman nog over voldoende potentie beschikt om het spel tussen beide posities uit te spelen. In een aantal blogs heb ik voorzichtig de betekenis van het proza gepeild, de term die is afgeleid van pro vorsa, naar voren gericht. De poëzie is de literatuur waar alles draait, en wel als vers, de draaiing van de metrische regel naar de volgende, en waar de taal de herinnering aan zijn muzikale oorsprong nog vasthoudt. De poëzie is lang geleden, in de oudheid al, omgeslagen naar het proza, gedraaid naar het proza, en sindsdien neemt de kracht van die draaiing geleidelijk af. Het lijkt er dus op dat de mogelijkheden van de roman beperkt zijn, doordat de taal er minder goed kan draaien, de taal volgt de taal van alledag, de praktische taal, de taal waarin we vastgestelde doelen realiseren en onze functies zo goed mogelijk willen vervullen.

Als er in de roman toch een draaiing optreedt, de draaiing naar de vriendschap bijvoorbeeld, dan is die zo in strijd met de grondbeweging van die taal dat we deze ervaren als sentimenteel. Vandaar wellicht dat een andere vriend, aan wie ik vertelde dat ik Nietzsches tranen aan het lezen was, me waarschuwde voor het einde: 'Om te huilen!', mailde hij me. Goed, dat zou wel weer goed passen bij de titel, When Nietzsche wept, die de schrijver, zoals we uit de laatste regel van het nawoord kunnen opmaken, is voorgesteld door zijn vrouw. Alsof Yalom wil zeggen: let wel op, ik ben Breuer, ik ben niet Nietzsche!

In mijn blogs heb ik vertrouwen in theater, zoals gezegd, een bepaald soort theater, waarin ik automatisch affiniteit voel met Nietzsche. De Nietzsche met name van Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik, de Nietzsche die de herinnering aan de muziek als oorsprong van de taal wil vasthouden. Daardoor loop ik op mijn beurt het risico me te vervreemden van mijn therapeutische vriend, die praktischer is ingesteld en zich - zo schat ik in - makkelijker met Breuer en Yalom zelf zal hebben geïdentificeerd. De roman zou dus evengoed een blokkade in onze vriendschap kunnen vormen als een hernieuwde toegang.

Nu zijn blokkades niet per se negatief. Zo gebruikt filosoof Agamben blokkades meestal als iets dat we moeten overwinnen, maar in zijn vroege werk ook als iets positiefs. Wat is een fantasie anders dan een blokkade die zelf ook iets is? Niet alleen een mislukkende verwijzing naar iets anders, het andere, de ander, maar ook een fetisj waarvan we kunnen houden. Het heeft dus niet altijd zin om alles te personificeren, we kunnen soms ook personen 'verdinglijken' en daardoor de weg naar liefde en vriendschap weer openleggen.

De roman Nietzsches tranen zou ik graag zien als zo'n fetisj, het ding dat ik deel met mijn vriend. Nog voordat we er onze betekenissen in projecteren ligt er dat ding. Een boek. Ruilbaar (in mijn geval namelijk een bibliotheekboek), dus verbonden met overdracht, verwisseling en verraad. Om de betekenis van zo'n ding binnen de vriendschap te begrijpen maak ik gebruik van Plato, van de idee die altijd in het spel is, en waarvan we via de taal en het denken gebruik maken. De idee van het boek is datgene in het boek wat we niet kunnen reduceren tot zijn conventionele betekenis, zijn materiële vorm of zijn definitie. Het lijkt of dat boek zelf geen betekenis heeft, terwijl het misschien juist daardoor het meest betekenisvolle is wat er is.

Ik moet dit verduidelijken en meteen ook concretiseren met een voorbeeld. Ik herinner me dat mijn vriend in de jaren tachtig enthousiast was over De woorden en de dingen van Foucault. Ik zag dat als een vriendschappelijk gebaar. Mijn vriend was niet erg geïnteresseerd in filosofie, hij las het boek volgens mij vooral als een tussenvorm van wetenschappelijk lef en spiritualiteit. We waren behalve met spiritisme ook bezig met oosterse mystiek, en Foucault paste bij een houding waarin je het hokjesdenken overstijgt, en alles met alles in verband brengt, met kennis van zaken en op een verrassende manier.

Ik had toen nog nooit iets van Foucault gelezen. Later keek ik terug op dit belangrijke moment dat ik dank aan mijn vriend, mijn initiatie in Foucault. Ik vond het toen maar raar dat hij geen waarde leek te hechten aan de hele Nietzscheaanse kant van Foucault, Foucault als een modernere Nietzsche, maar dan zonder tranen, een niet-sentimentele Nietzsche.

Nu zijn we weer een half mensenleven verder. Mijn vriend zie ik zelden nog, wat onze ontmoetingen niet minder betekenisvol maakt. Nog meer tijd om terug te kijken. Misschien, denk ik nu, was zijn schenking van Foucault een gebaar dat ook qua inhoud iets te maken heeft met De woorden en de dingen. Zouden we Foucault niet een beetje moeten losmaken van Nietzsche, van Surveiller et punir, en weer teruggaan, zo nu en dan, naar De woorden en de dingen, en De geboorte van de kliniek? Daar zien we een Foucault die het leven via de sociale praktijken en de wetenschap ontdekt, via het zicht op de dood, via het zien van de overleden persoon. De kliniek wordt geboren uit het centraal stellen van dit dode gezicht, deze persona, dit ding. Later zal Foucault spreken van biopolitiek, de levensvorm waarmee we allemaal in deze lockdown weer extra vertrouwd zijn, zonder overigens te begrijpen wat we meemaken.

Het boek is een ding met woorden. Het is niet lang zoeken voordat we in Nietzsches tranen ook dingen vinden die centraal staan in dit boek en verbonden zijn met woorden en sociale praktijken. Denk aan de titel die Yalom van zijn vrouw kreeg. Helaas moet ik nu een beetje spoilen, maar ik verraad niet alles als ik zeg dat Breuer Nietzsche vraagt om mee te doen met een experiment, te doen alsof zijn tranen bewustzijn hebben. We zitten hier niet alleen in de sociale praktijk van de therapie, maar ook in de fictie van de roman, en in de fictie binnen deze roman die niets geheims heeft, de fictie waarvan Nietzsche zich gedurende dit experiment ten volle bewust is, namelijk dat de tranen niet echt bewustzijn hebben, maar 'alsof'.

Ik kan niet anders dan terugdenken aan de tragedie, dat andere grootse experiment waarbij de tranen moesten vloeien met een louterend effect. De tragedie werd gevolgd door de komedie, en Nietzsche was zich daarvan sterk bewust. Misschien is er dus een experiment achter dit experiment van Breuer, het experiment van de tranen dat Nietzsche brengt bij zijn echte verdriet en zijn echte zelf. Ook dit echte zelf zouden we kunnen opvatten als een experiment, dat de komedie moet uitlokken. Het is maar de vraag of Yalom het zelf doorheeft, maar wie weet had zijn vrouw het wel door, waarom zouden we zijn sentiment niet kunnen zien als iets grappigs, iets dat de tranen weer een andere betekenis geeft?




Geen opmerkingen:

Een reactie posten