Geen wonder dat de opvoeding in de roman Bouvard et Pécuchet van Flaubert pas in het laatste hoofdstuk wordt behandeld. Ik had er overigens geen erg in dat het over opvoeding zou gaan. Ik ben het boek gaan lezen omdat het nu eenmaal in mijn kast stond. Eerder had ik Madame Bovary gelezen, en nu was dit boek aan de beurt. Maar ook deze aanleiding past wel bij dit boek. Bouvard en Pécuchet zijn twee kantoorklerken. Net als mijn vader vroeger was, overigens. Ze moeten alle documenten stuk voor stuk afhandelen.
Dat is - even tussendoor gezegd - ook de belangrijkste reden waarvoor al die leraren gisteren gingen staken. Waar ze het minst in zien is al dat administreren. Dat is wat ze met de hoge werkdruk bedoelen. Ik had toevallig een vrije dag, en had geen zin om in mijn eentje in die massa in de modder te gaan staan. Bovendien moest ik een enorm lange toets Latijn in elkaar zetten. Er schuilt dus in types zoals ik en misschien wel in iedereen een Bouvard of Pécuchet. Je zit maar door te werken, en ineens kom je door een ontmoeting ofzo op het idee om de zaken totaal anders aan te pakken.
Om een goede beschouwing over deze roman te lezen kun je terecht bij Jacq Firmin Vogelaar. Ik kan die beschouwing hier wel letterlijk gaan overschrijven, maar daarmee zou ik alleen maar herhalen wat Bouvard en Pécuchet ook doen, overschrijven. Het is tegenwoordig veel eenvoudiger om dat op te lossen met een link zoals ik nu dus heb gedaan bij de naam Jacq Firmin Vogelaar hierboven. Dat bewijst ook maar weer eens hoezeer we met de digitalisering zijn beland in het universum van Bouvard en Pécuchet.
Wat is er voor mij nog over, hier in deze blog? Ik kan natuurlijk zoals ik altijd doe een link leggen met de filosofie van Agamben. Dat is in dit geval helemaal niet moeilijk. Het kopieergedrag, het beroep en de benadering van Bouvard en Pécuchet passen naadloos op dat van de klerk Bartleby in het verhaal van Melville, dat door Deleuze en Agamben aan beschouwing is onderworpen, onder de titel 'scheppingsformule'. Wil je creatief zijn in de burgerlijke tijd, dan volstaat het om het kopiëren op een of andere manier te gaan zien als een 'I would prefer not to'. Je stopt met het uitvoeren van opdrachten, wat kan betekenen dat je ermee doorgaat, maar dan een beetje anders, met ietsje meer of minder overtuiging bijvoorbeeld. Het kan ook betekenen dat je, zoals Bouvard en Pécuchet, en Bartleby, echt stopt. Maar ook dat is een bepaalde manier van doorgaan. Bartleby blijft zitten achter zijn bureau en laat het kantoor in de soep lopen. Maar dat werk loopt op een of andere manier altijd al in de soep, dus what's new?
Bouvard en Pécuchet trekken naar het platteland, alwaar ze zich in boeken verdiepen, allerlei experimenten uitvoeren om de wereld te verkennen en zo mogelijk te verbeteren. Het zijn dus echt moderne mensen, net als ik, die elke mislukking onmiddellijk laten volgen door een nieuw experiment. Uiteindelijk is de schrijver Flaubert erin gebleven. Hij heeft zijn boek niet kunnen afschrijven. Uit aantekeningen blijkt dat Bouvard en Pécuchet onder druk van de dorpsgemeenschap weer vertrekken en ergens een bureau in elkaar gaan zetten om hun beroep weer op te pakken.
Het is dus allemaal weinig zinvol wat al die klerken doen, het 'terugschrijven' zoals Vogelaar dat noemt. Je creëert een soort tegenwereld, een vomitorium van de echte wereld die je bij nader inzien als een kopie van die wereld moet beschouwen. Zo lijkt het of die wereld in zichzelf terugkotst waardoor de circulatie op gang blijft. Want de romans van Flaubert vonden en vinden gretig aftrek. We herkennen er blijkbaar iets in van hoe we werken en leven. Bovendien kan die man goed schrijven, zo goed dat we ook bereid zijn ons door zo'n encyclopedisch boek als Bouvard en Pécuchet heen te worstelen.
Goed, misschien is er toch een punt waarop we iets nuttigs kunnen ontdekken. Ik denk aan de opvoeding, hoofdstuk 10 van de roman, het laatste. Kinderen opvoeden is zo moeilijk dat het de culminatie is van alle voorgaande ondernemingen, en ook het moment van de opgave en zelfs de dood van de auteur. Nu zijn de 'wezen' Victor en Victorine niet de makkelijkste kinderen. Maar het probleem zit ook in de opvoeders zelf, die alles gaandeweg moeten ontdekken via hun mislukkingen. Belonen maakt de kinderen verwend, straffen maakt hen al even onhandelbaar. Ook kan een benadering juist weer te veel succes hebben, zoals wanneer Victorine op catechesatie wordt gestuurd en supervroom wordt. Totdat ze weer door een jongen wordt aangetrokken en een draai aan de liefde geeft die door de catechese-onderwijzeres niet wordt getolereerd. Het nut zou je dus misschien voortschrijdend inzicht moeten noemen.
Dat inzicht wordt door beide vrienden als volgt verwoord:
Pécuchet: 'Il y a des natures dénuées de sens moral, et l'éducation n'y peut rien.'
Bouvard: 'Ah! Oui, c'est beau, l'éducation!'
Het is dus niet meer dan de ervaring dat de opvoeding ondanks alles mooi is. Dat hoor je ook terug bij alle protesten en commentaren rondom de onderwijsstaking gisteren. Het mooiste vak, dat blijft staan. 'Ik heb er nooit een seconde spijt van gehad dat ik dit vak gekozen heb!' Het gaat kortom om een esthetische ervaring, iets dat ondanks alle werkdruk, lage salariëring en vervlakking door alle hervormingen gewoon heel mooi wordt gevonden, althans door de docenten.
Ik kan dat deels beamen, al was het alleen maar om de buitenwereld duidelijk te maken dat ze zich geen oordeel moet aanmeten over waar wij docenten zoveel moeite voor doen.
Moeten we Flaubert dan toch beschouwen als een estheticist, kind van zijn tijd? Zou kunnen, maar daarvoor vind ik de roman Bouvard en Pécuchet net niet mooi genoeg. Het is vooral het gezwoeg dat overkomt. De clou heb je na hoofdstuk 1 heus wel door, maar alle gebieden moeten een voor een worden afgewerkt, en als ze klaar zijn beginnen ze weer van voren af aan. Er zit een andere drive achter deze roman, en misschien ook wel achter de opvoeding en alles wat erin geïnvolveerd is, de wetenschap, politiek, kunst en wat al niet.
Mijn drive had ik u al verteld, ik ben kind van mijn vader, en die was administrateur. Mijn dna regelt mijn leven doordat ik lessen geef volgens een programma, en in mijn vrije tijd boeken bespreek, als administrateur, ik werk ze een voor een af. Terugschrijven (Vogelaar) klinkt me te mooi, ik heb niet het idee dat ik antwoord op een vraag die me wordt gesteld. Eeuwige wederkeer zou toepasselijker zijn, inclusief Benjamins opmerking dat je dit idee van Nietzsche het beste kunt opvatten als strafwerk, oneindig overschrijven van wat al geschreven is, en wat je zelf al hebt geschreven.
Volgen we deze lijn, dan komen we, zoals in eerdere blogs, uit bij de passages en bij Don Quichot, bij Don Quichot als passage, van droefheid naar moed. Beweging houdt niet in dat je rondjes draait, maar dat je in vrijheid beweegt tussen twee polen die elk op zich genomen onleefbaar zijn. Aan de ene kant is er het Leven in maximale zin, het ideale leven waarnaar we niet ophouden te verlangen. Aan de andere kant is er het leven als overleven, de depressie, het leven van iemand die eigenlijk al dood is. Deze vrijheid vraagt volgens Agamben om een suspensie van het verschil, de moed om zich op de drempel te blijven ophouden en jezelf ervan weerhouden om alleen de ene of de andere kant te kiezen.
Het lijkt me wel passend om deze blog af te sluiten met een citaat, een kopie dus, en wel van het al gelinkte essay van Vogelaar, zodat ik zeker weet dat de lezer de link met Don Quichot niet ontgaat. Ik heb wel mijn twijfels of Flaubert een verbetering is ten opzichte van Cervantes, hoe dan ook staat hij dichter bij ons, en kan ons dus terugleiden naar de ridder met het droevige gezicht. En voor alle duidelijkheid: de genoemde Antonius is noch de auteur van deze blog noch zijn patroonheilige, het is de Antonius van de verleidingen en van Foucaults bibliotheek, de Antonius die ons nog steeds, voorbij Flaubert en Cervantes, in contact met de oudheid kan brengen:
De twee helden verslinden alle boeken die ze in handen kunnen krijgen. Wat voor Antonius één boek was, het Boek, de bijbel, is voor Bouvard en Pécuchet de hele bibliotheek. Op het vlak van het schrijven kun je zeggen dat het Boek (Bouvard et Pécuchet) alle vorige werken van Flaubert verzwelgt. Consequenter nog dan Don Quichot - waarvan Flaubert ooit gezegd heeft dat hij het van buiten kende nog voordat hij kon lezen - wordt hier het principe van de parodie doorgevoerd tot aan de zelf-parodie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten