vrijdag 16 februari 2018

Zwart ben ik en mooi - Kuster over onderwijs

Harry Kuster is historicus en mij bekend als collega-docent aan het Lingecollege. Eigenlijk leerde ik hem pas kennen toen wij afscheid van hem namen. Sindsdien werd Harry door ziekte geveld. Toen hij weer enigszins opkrabbelde schreef hij deel drie over het onderwijs van de dertiende eeuw Onderwijzen is een kunst. Een eerder deel heb ik in deze serie besproken (voor de digibeten onder u: om die blog te lezen moet u wel even de link aanklikken). De centrale gedachten van De magistro komen in deel drie weer terug. Alles draait om de leraar en de vraag wat hij ons via de geschiedenis te geven heeft, hoe het onderwijs van de dertiende eeuw ons kan stimuleren.

De les van Kuster lijkt op die van Gert Biesta (die verder ongenoemd blijft). De leraar moet weer lesgeven in plaats van uitvoerder zijn van de ambtelijke machinaties. Hij kan dat, zegt Harry, het beste doen door het goede voorbeeld te geven. Onderwijzen is een kunst voorzover die leraar erin slaagt dat voorbeeld dat hij zelf is te geven aan de leerling, het is zelfgave. Opnieuw blijft de leerling binnen dit frame hoofdzakelijk passief:
'De leerling luistert, kijkt, observeert hem, wordt enthousiast of niet en is bereid zich in te spannen of niet.' (p.30)
De invalshoek van Harry moge dan niet nieuw zijn, zijn boek biedt me een nieuwe kans mijn voordeel met hem te doen. Misschien helpt voorgaande formulering me beter op weg dan wat ook. Het gaat om ingeoefende indifferentie. Of de leerling zich inspant of niet, doet er in wezen niet toe. De zekerheid van het leren wordt immers gered door de natuur en bovennatuur. Leren is een antropinum, het hoort bij de mens. Tegelijk wordt de kunst door God aan de leraar gegeven. Daarom kunnen we rustig, in alle rust, van bezit spreken. De leraar beschikt over de kunst te onderwijzen en wil uiteraard niets liever dan deze kunst beoefenen.

Het moge duidelijk zijn dat de historicus Harry Kuster evengoed een filosoof of theoloog had kunnen zijn. Zijn zekerheden zijn die van Thomas, dus dubbel gedekt, door natuur en openbaring. Toch schrijft Harry vooral als historicus. De dertiende eeuw wordt breed uitgemeten, Harry noemt het historisme van Von Ranke, het 'bloss zeigen wie es gewesen ist' (p. 131n.), en legt me in een persoonlijke reactie uit dat hij die optie niet deelt, dat hij gewoon geniet van het werk, labor ipse voluptas. Welke les ligt hierin voor mij verborgen? Ik moet de les wel leren, ondanks mijn indifferente positie van leerling. In eerdere blogs heb ik me ertoe verplicht met de geschiedwetenschap het moeras der feiten in te lopen. Ik had me ermee verzoend dat de historicus ons wil geruststellen in het zicht van de gevaren die ons bedreigen. (Nu komt er 'labor ipse voluptas' bij. Ik moet in de beschrijvingen een manier vinden om de liefde en het zelfoffer te onderscheiden van het genot.)

Er is veel bij Harry dat past bij de bezwering met geruststellende werking. Er dreigt een groot gevaar, het gevaar dat het onderwijzen niet meer als kunst wordt gezien maar als kunstje, als techniek. Dat gevaar moet worden bezworen door ons de schoonheid te laten zien van het onderwijs in de dertiende eeuw. Als we ons daaraan spiegelen kunnen we onze eigen schoonheid ontdekken, de schoonheid van de kunst van het onderwijzen. De geruststelling draait in feite om het argument dat er ook in tijden van vervlakking nog schoonheid mogelijk is, mits we het maar willen zien.

Inmiddels zijn we zo verwend met schoonheid, ook en vooral de schoonheid van het lopen in het moeras (Erlkönig), dat er weer een nieuw gevaar dreigt: immunisering voor de schoonheid van de kunst zoals Harry die bedoelt. Dat is mijn probleem. Maar misschien schuilt in dat probleem ook weer een kans, een kans die we als het ware tussen de regels kunnen zien glinsteren en met een pincet kunnen oppakken. Niet ondanks maar eerder dankzij onze immuniteit, dankzij de decadentie, onze behoefte aan sterke prikkels die door de indifferentie alleen maar intenser wordt.

Het is misschien dit verlangen waartoe Harry me wil verleiden, naar de schoonheid van de duisternis.

De magistro, het boek van Harry dat verwijst naar de titels van Augustinus en Thomas, las ik als de beschrijving van de transitie van het illuminatiemodel naar het rationalisme, de machinerie die wordt georganiseerd rond oorzaken en gevolgen. Ze mondt uit in een soort negatieve illuminatio, de overrationalisering van de moderne bureaucratie die het onderwijs in zijn greep houdt. Deze is al aangekondigd in de middeleeuwse angelologie, waarin engelen worden opgevat volgens de identiteit van potentie en act, maar zonder materialiteit (Kuster, p.127-28). Ik heb geen idee of ik Harry ermee overtuig, maar de bureaucratie is - zo lezen we bij Agamben - met de angelologie van zijn theologen ontworpen.

Nu ontwaar ik bij Harry een fascinatie voor het model Tyconius, zeg maar het dualisme. Ook binnen de Kerk bestaat er een duistere kant, gesymboliseerd met een regel uit het Hooglied 'Zwart ben ik en mooi'. Hier vinden we de essentie van de kunst van het onderwijzen in zijn puurste vorm terug. De middeleeuwse mens was gevoelig voor dit dualisme, maar kon zeker sinds Augustinus maar eigenlijk sinds Plato nooit afstand doen van het illuminatiedenken. Donker en licht vormen een soort mist die met de verlichting van boven moet worden beschenen en opgelost. Hieruit wordt het doel van het onderwijs afgeleid, dat Harry formuleert op p.98:
'Wie niet meewerkt met wat geïntendeerd is, frustreert het essentiële doel, te weten het goede, God of de Ene te leren kennen. Dit is wat sinds de 12de eeuw geldt als de onomstotelijke waarheid: de intentie (innerlijke beweegreden) bij handeling of optreden geeft de doorslag voor een beoordeling ervan, want goed of slecht, vechten en feesten, kennen een dunne scheidslijn, niet voor ieder even zichtbaar.'
Er is dus wel een scheidslijn, en deze vormt het eigenlijke gevaar. Ze staat door haar schemerachtige karakter het kennen van God in de weg. Tegelijk is deze scheidslijn de redding. Als we er in het ondermaanse al in slagen die lijn te zien, inclusief de dunheid ervan, kunnen we God kennen en weten we of de intenties onze handelingen inderdaad goed maken. Of omgekeerd, of onze intenties goed zijn en bijgevolg ook onze handelingen.

Dat betekent zeker niet dat er een indifferentie ontstaat tussen de illuminatie en de kritische rationaliteit. Zou dat zo zijn, dan zouden we ons uiteindelijk overleveren aan het rationalisme en glijden we mee in de bureaucratisering. In die zin blijft het de duisternis die ons de garantie geeft dat we weerstand kunnen bieden. Nu niet meer de rationeel overdachte duisternis maar de duisternis zoals die bestaat nadat de rationaliteit zichzelf steeds meer als illuminatie ging verstaan, de duisternis als fascinatie.

En zo lopen er nog een paar meikevers rond,  de engelen van een generatie terug, onzichtbaar. Ze zijn er nog altijd, maar ze zijn er ook niet meer, ze zijn er even contingent als de engelen van Thomas. We kunnen er geen voorbeeld meer van noemen. De iPad is evengoed en evenmin een engel als de blonde wiskundelerares, de academicus evengoed en evenmin als de gedreven gymnastiekleraar die de nieuwe mavo opricht. Onze fascinatie voor die onzichtbare meikevers bewijst niettemin dat hun werking als exemplum niet verdwenen is. Er is simpelweg teveel licht, dat is het probleem, zoveel licht dat we de mist en de duisternis niet meer kunnen zien en we dus ook geen doel meer kunnen formuleren voor het onderwijs. We zijn verwikkeld in een proces zonder einde. Alle liefde, genot en verstand gaan zonder onderscheid in deze fatale molen.

Via deze benadering kunnen we het onderwijs opvatten als Bildung. Niet in de zin waarin dat meestal wordt bedoeld, als het neerzetten voor de klas van mooie mensen en de inzet van mooie mensen als doeloorzaak van het leren. We kunnen beter terug naar de uitvinders van de Bildung, Goethe zoals die gelezen wordt door Walter Benjamin. De voorbeelden zijn de stenen, of de vallende ster die er wel was maar we kijken net te laat. Ottilie van Die Wahlverwandtschaften die het kind laat vallen in de aangelegde vijver, de vader en zijn zoon in Erlkönig.

Afbeeldingsresultaat voor zwarte school




Geen opmerkingen:

Een reactie posten