Steeds weer verbaas ik me over mijn tegenstrijdigheid. Ik gooi mijn schrijfsels in de openbaarheid maar weer niet zo dat ik in het volle licht wil staan. Als ik dan mijn publiek niet wil opzoeken of wil dienen, waarom hecht ik dan zo aan de openbaarheid, aan mijn aanwezigheid hier? Ik kan dan beter een dagboek schrijven, of een kladblaadje dat ik meteen weggooi. Of het feit accepteren dat schrijven me niet zal helpen mijn naderende dood te voorkomen.
Het meest waarschijnlijk is de optie van Seneca dat ik bezig ben met leren sterven, of in termen van Plato met de zorg voor mijn dood. Geleidelijk hoop ik los te komen van mijn narcistische verlangen mijn naam voor uw ogen in de lucht te gooien in de hoop dat die daar even blijft hangen voordat hij valt of door de wind wordt meegenomen. Soms merk ik al enige vooruitgang. Vroeger was ik teleurgesteld als een redactie mijn tekst weigerde. Later beet ik me vast in mijn authenticiteit, hoe ik schreef was wie ik ben, vooral niets veranderen. Nu voel ik de mogelijkheid opkomen gewoon te schrijven. Geaccepteerd of niet, authentiek of niet.
Later komt de mogelijkheid op om niet meer te schrijven. Een tussenfase zal zijn om wel nog te schrijven maar op een kladje of een leuk boekje met een touwtje eromheen. Dan kan ik mijn puberteit omarmen toen ik mijn stukjes schreef in een schrift. Die schriften heb ik nog wel bewaard maar ik voel geen enkele behoefte om er nog in te kijken. Er is dus wel degelijk vooruitgang.
Er is nog een ander motief dat mogelijk meespeelt in mijn gedrag. Bij Hannah Arendt lees ik dat onderwijs gediend is met de bescherming van kinderen tegen de wereld. Tere plantjes hebben gedempt licht nodig om te kunnen groeien. Anderzijds moet ook de wereld worden beschermd tegen de aanstormende jeugd. Bescherming dus naar twee kanten, en wat Arendt zelf doet kun je ook opvatten als bescherming van die dubbele bescherming. Wellicht steunt dit motief op de liefde voor de wereld. Een van mijn taakjes vandaag is uitzoeken hoe die liefde werkt. Maar het punt van de bescherming houden we even vast.
Plato en Seneca hadden geen bescherming nodig. Hun ziel bleef toch wel bestaan. Wat er uitzag als (zelf)doding was in feite een les in onsterfelijkheid. De ziel schudt het lichaam af en treedt een volgende fase binnen. Het leren sterven was in feite voorbereiding op een volgende les. Later vind je bij het christendom en de levensfilosofie een voortzetting van deze invulling van de zorg en het onderwijs.
Bescherming wordt nodig wanneer niet alleen het lichaam maar ook de ziel kan worden gedood. Wanneer niet het leven maar de dood bepalend wordt voor de betekenis van het zelf, zoals bij Kierkegaard, Heidegger en dus ook Arendt. Ons lichaam is niet slechts een omhulsel dat we afpellen, het is de plaats waar het zelf zich moet verwerkelijken. Dat lukt niet vanzelf, niet altijd. Het kan mislukken, vooral doordat het zelf zich uitwist in de massacultuur. Daartegen moet het dus worden beschermd.
Die bescherming is een openbare taak. Je moet je best doen anderen op te voeden tot de taak hun zelf te beschermen tegen de uitwissing in de massa. Dat kan mislukken. Sterker nog, het moet wel mislukken, omdat de massa nu eenmaal een belangrijke rol speelt in de openbaarheid en voor een belangrijk deel de betekenis bepaalt van wat je zegt.
Misschien moeten we ons daarom niet alleen beschermen tegen de massa, maar ook tegen de openbaarheid. Mijn narcistische verlangen is begrijpelijk, het is prettig om de idee te hebben dat je in het openbaar je zelf toont en beschermt. Maar dit is een voorstadium voor een volgende les, een les die ironisch genoeg Narcissus zelf ons kan leren (hierover schrijf ik nog een aparte blog, naar aanleiding van de mooie thesis van kunstenaar Giorgos Tsiongas). Het zelf kan zich alleen ontdekken en beschermen door te veranderen.
Ziedaar wat nog moet worden overdacht: de betekenis van mijn verandering voor mijn zelfexpositie. Misschien heb ik uw blik, of de mogelijkheid daartoe, nodig om mezelf te veranderen en zo mezelf te kunnen zijn. Hoe hard die les kan zijn heb ik ondervonden toen de redactie van een tijdschrift me vroeg om een tekst te schrijven. Dat verzoek voelde heerlijk. Maar daarna kreeg ik bij elke versie zoveel commentaar dat ik nu al bij versie 11 ben beland. Ik ben veranderd in een ander persoon. Versie 11 is evengoed het product van de redactie als van mij. Ben ik in staat om mezelf ook te veranderen zonder die redactie? Moet ik mezelf niet beschermen tegen mezelf, het zelf dat zich beschermt tegen de verandering en zo zichzelf verliest? Dat is de les waarvoor ik nu nog niet klaar ben.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten