Even tussendoor maar niet onbelangrijk: ik ben Martien Schreurs dankbaar dat ik het boek van hem mocht lenen en Jan Warndorff dankbaar dat hij het geschreven heeft. Ik wil elke lezer van deze blog aanraden dit prachtige en belangrijke boek te lezen. Goed, en dan nu over naar de verheldering.
De vluchtheuvel vindt Warndorff in zijn mantra 'Dit is wat hier gebeurt'. Daarmee wil hij vermijden dat het leven verglijdt in ideeën waarin we verstrikt raken. Daar gaat het om een 'het'. Maar het leven dat ons interesseert en dat we leven is niet een 'het' maar een 'dit'.
Onmiddellijk belandt Warndorff - overigens zonder hem te noemen - in het spoor van Aristoteles die over de eerste, belangrijkste essentie van dingen sprak met een aanwijzend voornaamwoord, in combinatie met een onbepaald voornaamwoord: 'dit iets', τόδε τι. Het onbepaalde voornaamwoord lijkt bij Warndorff te ontbreken maar zit wellicht in 'wat hier gebeurt'. Het spoor loopt gemakkelijk naar Hegel met zijn inleiding tot de Phänomenologie des Geistes, met alle offerlogica vandien.
Ook lijkt Warndorff Aristoteles te volgen in zijn onderscheid tussen het eerste en het tweede, het belangrijkste en het secundaire. Aristoteles rekende de soorten tot de tweede essenties. En bij Warnsdorff vinden we een soort bijstelling van zijn mantra op p.197: 'Eerst Dit, dan pas Het.' En zo krijgen we een type dubbelzinnigheid in de filosofie dat wellicht kenmerkend is voor elke metafysica. Het onbetwijfelbare uitgangspunt wordt als uitsluitend positief opgevat (bijv. God of het hoogste zijnde) en in het denken worden de andere zaken in het verlengde hiervan opgevat en tegelijk als negatie.
Zo is het in principe mogelijk het boek van Warndorff op twee moeilijk verenigbare manieren te lezen. Enerzijds is het een volle beaming van het leven die we al voortdurend praktiseren, alleen al door te ademen en versterkt door de mantra. We lezen het boek als een weldadig medicijn voor alle vormen van geweld en lijden door steeds weer - concentrisch - terug te keren naar waar het allemaal om draait, het leven in zijn onmiddellijke transparantie.
Anderzijds kunnen we het boek ook lezen als een oorlog tegen Plato en alles wat eruit voortvloeit, onze westerse civilisatie die ons dwingt sociaal, politiek en economisch te functioneren. De oorlog van Warndorff is nietsontziend. Hij tekent zijn levenscultuur uit als een soort guerilla waarbij we zorgvuldig onze ramen moeten lappen, niet maar half, en geen kerstbomen zomaar op straat moeten zetten.
De oorlog van Warndorff vindt vooral maar misschien ook wel uitsluitend plaats in de taal. Op het eind zoekt hij aansluiting bij Foucaults teruggrijpen op de Oudgriekse parrèsia, het vrijmoedig of openhartig spreken tegen de macht in. Het gaat dus zeker niet alleen, en misschien wel helemaal niet, om een mantra. Een mantra zou ik eerder zien als 'een smoes om te vertragen' (199) zoals Warndorff de meditatietechnieken zo mooi omschrijft. In parrèsia gaat het hoogstwaarschijnlijk om de macht, de macht tegen de macht in.
Ook hiermee bevindt Warndorff zich nog in de wereld van Aristoteles, die het zijn opvat als samengaan van dunamis (macht, vermogen) en energeia (realisering, in werking stellen). Maar door Foucault te volgen zit Warndorff minstens evenveel binnen de denkwereld van Sokrates en Plato. Het gaat bij het uitspreken van de formule om zorg voor zichzelf waarbij de spreker zichzelf op het spel zet. Waar Aristoteles de macht zelf deconstrueert door die te onderscheiden van de realisering, gaat het bij de parrèsia om een performatief spreken, een spreken dat actie is en dat uitsluitend bestaat in dit spreken.
Uiteraard realiseert Warndorff zich dat hij met zijn formule het risico loopt dat het een uiterlijke, technische herhaling blijft. Daarom laat hij de uitweg naar de spiritualiteit open, niet alleen in de meditatie maar ook in het sociale leven dat gedragen wordt door 'een geest die op ons neerdaalt', het mysterie en de absolute zekerheid dat we de grond van het leven niet kunnen kennen. Zo creëert Warndorff in de filosofie een binnenwereld die betekenis geeft aan zijn formule. De formule moeten we niet alleen opvatten als uitdrukking van het leven maar ook als speech act die het leven genereert op momenten dat dit voor ons niet meer evident is, of wanneer het leven in zijn evidentie wordt bedreigd.
En zo kunnen we misschien ook begrijpen waarom de dood ongenoemd blijft. Dit lijkt in tegenspraak met de zorg voor zichzelf bij Plato die hij zo imposant schetst met het sterven van Sokrates. Maar je hebt geen trucs nodig om op praktisch elke bladzijde de levensbeaming van Warndorff tevens op te vatten als een zorg voor de eigen dood. Denk bijvoorbeeld aan het gemak waarmee hij de transcendentie van de ander belijdt of het op het spel zetten van zichzelf.
Wanneer we deze Platoonse geste bij Warndorff herkennen, tot en met zijn weerzin tegen duister en technisch taalgebruik, hebben we alleen nog de kwestie op te lossen hoe we de idee moeten opvatten, volgens Plato en volgens Warndorff. Deze laatste gebruikt de grotvergelijking om zijn uitleg van de Platoonse idee te illustreren:
Maar omdat zij (de vastgeketende mensen in de grot) geen weet hebben van wat zich achter hun rug afspeelt, zien zij die schaduwen aan voor de werkelijkheid zelf (en zij voeren daarover ook uitgebreide filosofische discussies). De suggestie is vervolgens dat de ware filosoof iemand is die aan de grot weet te ontsnappen, om bovengronds de ware werkelijkheid te ontdekken. (123)Opnieuw dus dit thema ontsnapping. Ik lees dit bij Plato niet terug, tenzij je het gewelddadige meesleuren door de bewakers als zodanig opvat. Ook over de filosofische discussies door de vastgebonden mensen lees ik bij Plato niets, maar is het niet kenmerkend voor een mythe dat ze elke keer weer anders verteld wordt?
Ook Plato's uitleg van de idee wordt steeds anders verteld, door andere stemmen in wisselende contexten. Een spoor daarvan vinden we terug in het voetnootje waarin de idee terecht wordt aangeduid met de termen eidos (vorm, 'weten') en idea (idee) die beide verband houden met het Griekse woord voor zien (idein). Warndorff vat dit op als een illustratie dat de werkelijkheid wordt begrepen als een object op een afstand, tegenover de kijkende ofwel denkende mens. Zou deze illustratie passend zijn, dan begrijpen we opnieuw weer beter waarom de werkelijkheid zoals Plato die benoemt steeds veranderlijk is en de vraag oproept hoe het nu echt zit.
Warndorff beantwoordt die vraag met zijn formule, een zinnetje dat juist wel identiek blijft en herhaald wordt. Daarmee overtreft hij de idee van Plato althans in dit opzicht, dat de werkelijkheid overeenkomt met de onveranderlijke taal. We hebben ook gezien dat de formule van Warndorff andere vormen kan aannemen en dat de ideologie daarbinnen een plaats heeft, al is die secundair en al is niet evident of de ideologie iets te maken heeft met de Platoonse idee en kunnen we deze laatste dus misschien eerder situeren aan de kant van het primaire zijn.
Misschien moet ik niet zo filosofisch blijven kissebissen, het gaat natuurlijk helemaal niet om Plato en al helemaal niet om de idee. Geen idee, weet u nog? In plaats daarvan spring ik met mijn aandacht over naar het ei van Columbus. Het verhaal hierover vertelt Warndorff niet, maar met Google kom je een heel eind. Ik wil u mijn zoekresultaat niet onthouden. Het verhaal is waarschijnlijk niet echt gebeurd, maar wel leerzaam, en vinden we in 1565 bij Girolamo Benzoni:
Christoffel Columbus werd na zijn terugkeer uit Amerika (waarvan men toen nog aannam dat het Indië was) bij een diner bij kardinaal Mendoza in 1493 door Spaanse edellieden voorgehouden dat het niet zo moeilijk was geweest om Indië te ontdekken, andere kundige mensen hadden dat ook wel gekund. Columbus antwoordde niet direct, maar vroeg om een ei en wedde met de aanwezigen dat het hen niet zou lukken het ei zonder enige hulp rechtop te laten staan. Ze probeerden het allemaal zonder succes. Columbus pakte toen het ei en maakte één kant plat door het op tafel te tikken. Het ei bleef nu rechtop staan. De aanwezigen begrepen wat Columbus bedoelde: als iemand eenmaal heeft laten zien hoe iets gedaan moet worden, weet iedereen hoe het moet.Kunnen we dit verhaal inpassen in de filosofie van Warndorff? Mij leert het verhaal dat het onnodig is om te denken. Het is voldoende om iets eenmaal te bedenken en vervolgens kun je de bedenker nadoen. En zelfs dit is onnodig, want het was niet Columbus die het ei van Columbus uitvond, maar bouwmeester Filippo Brunelleschi. En Columbus kwam niet terug uit Indië maar uit Amerika. En niet Columbus heeft Amerika ontdekt maar de natives of hun voorgangers. Overal waar je kijkt is herhaling, herhaling in steeds andere termen. Herhaling is het dit wat gebeurt.
Zouden we met deze bijgestelde formule de idee van Plato weer kunnen overdenken, en nu dus volgens de idee van Geen idee? Is die idee niet precies de herhaalbaarheid van wat er gebeurt, een herhaalbaarheid die alleen kan worden ontdekt door te denken en te beschouwen?
Nu begin ik te begrijpen dat Jan Warndorff helemaal niet wil dat ik ophoud met denken, hij wil dat ik hem volg en zijn formule zo vaak mogelijk herhaal en die formule is niet alleen die mantra maar ook de ideologie, zijn boek, het narrengebaar en zijn plaats is de vluchtheuvel waar we kunnen stilstaan terwijl verder alles blijft bewegen.
De idee van Plato is ook wel omschreven met de formule 'de verschijnselen redden' (σῳζειν τα φαινομενα). De cirkel, een 'kind van de gekke vrouw in huis' (Ortega y Gasset), is de onveranderlijke vorm die het ons makkelijker maakt de verschijnselen te begrijpen. En wat is er mooier dan de cirkel, de concentrische vorm die Warndorff tot model van zijn filosofie neemt om de lineaire tijdmodellen in te transformeren? Of om het gebaar van Columbus mee te begrijpen, het platslaan van zijn ei?
Duidelijk verhaal. Was erg blij met het erbij betrekken van Aristoteles.
BeantwoordenVerwijderen