donderdag 14 juli 2016

Wat is waarheid - De crux van twee Xegeses van Jezus en Pilatus

Langzaam begin ik te ontdekken dat er twee engelen volgens een strak plan werken. Steeds wanneer ik eraan toe ben bezorgen ze me allebei een tekst. Ik wil niet zeggen dat ik een Mozes ben die de geboden in twee tafelen aangereikt kreeg, en wellicht moeten we eerder denken aan zoiets als een ontologische structuur: het univoke (eenstemmige) zijn verschijnt voor ons in differentie.

En zo hebben we dan te maken met Jezus, maar ook met de Vader. Met de God en met de mens. Met Jezus en met Pilatus. Enzovoort.
Het verhaal van Jezus en Pilatus kwam tot mij via een bijbelexegese van mijn vriend Marc van der Post, die het in het Spaans schreef voor het Centro Biblico in Argentinië. Een tijdje later drong het verhaal zich opnieuw aan me op via het boekje Pilatus & Jezus van Agamben. Ja, in omgekeerde volgorde, zodat tussen beide exegeses de stijlfiguur van het chiasme verschijnt, de X die in het Grieks de letter Chi is, en met zijn figuur de herhaling in omgekeerde volgorde weergeeft: Jezus en Pilatus, Pilatus en Jezus.

In het Latijn zouden we kunnen spreken van een crux. Nu stuurde Marc me in de mail waarin zijn exegese als bijlage zat ook een beschouwing over een gedicht van classica Ida Gerhardt. In dat gedicht, dat begint met het woord 'crux', zal een classicus al snel het chiasme onderkennen:

Bij Plato's Phaedrus

Crux in de tekst. – Ik faalde als tolk.
Een zoon van Schoklands poldervolk,
die steevast, uren voor óns uur,
bij dauw zijn vaders koeien molk,
vond een brillante conjectuur:
de strakke woorden schoten vuur.
Het opgetogen koor ving aan
een roffel op de bank te slaan.

En het wás of wij daarginds hem zagen,
bij de Ilissus in het gras;
die Eroos in het hart bleef dragen,
die wist wat een efebe was,
en nooit één veder zou ontwijden
van wie de vleugels tracht te spreiden.
Die zelf onaangerand ontkwam
toen hij de bittere scheerling nam.
Het falen in de eerste regel correspondeert met de bittere scheerling in de laatste. In het midden zien we tweemaal een wij, het opgetogen koor en de wij die de Sokrates van Faidros in het vizier heeft. Tussendoor vinden we tweemaal de verwijzing naar de leerling, eerst die van lerares Gerhardt, later de leerling van Sokrates.

Bij de christelijke Gerhardt hoef je niet ver te gaan om behalve het punt waar het om gaat aan het kruis te denken, het Latijnse woord crux betekent kruis. En zo hopen de impliciete en expliciete relaties zich op: leraar-leerling, Gerhardt-Sokrates, leerling van Gerhardt - leerling van Sokrates, Sokrates-Jezus, gymnasiumklas en tragisch koor.

Ook de conjectuur in regel 5 kun je zien als een woord met extra betekenis. In de tekstkritiek betekent het een gissing waarop een tekstverbetering gebaseerd wordt als de bron corrupt, verminkt of onleesbaar is. Om welke conjectuur het hier gaat is mij niet helder, maar ik heb genoeg van en over de Faidros gelezen om te denken aan de problematiek van het schrift die Sokrates er op de korrel neemt. De geschreven tekst is een farmakon, 'genesmiddel', een schijnbaar nuttig technisch middel om betekenis over te brengen, maar in werkelijkheid (tweede betekenis van farmakon) een vergif dat de mondelinge communicatie om zeep helpt. Lees hiervoor bijvoorbeeld Derrida's La Pharmacie de Platon. Een derde betekenis van conjectuur kun je vinden bij de Middeleeuwse filosoof Nicholaas van Cusa, die onder meer een verhandeling over het balspel schreef. Hij zag de theologie als een gissing naar het wezen van God, waarbij God van de andere kant ook gist naar de mens. De twee ballen kunnen elkaar uiteraard raken, maar niet zonder die gissing. Cruijff: als je niet schiet, kun je ook niet scoren.

In het gedicht van Gerhardt kan het onderwijs slagen wanneer een leerling onverwacht met een tekstuitleg komt die zijn klasgenoten tot hun roffel beweegt. Wij zijn geneigd dit te interpreteren als echt contact tussen leraar en leerling, het bewijs dat de les geslaagd is. Maar de tweede strofe geeft op dat punt toch te denken. Het gaat om een contact waarbij de leerling ongedeerd blijft, en de leraar ervoor zorgt dat hij dat blijft, in al zijn eros. We kunnen daarop vertrouwen omdat hijzelf ook ongedeerd bleef door het farmakon, de scheerling, waarmee hij het leven na de dood binnenging.

Het gaat waarschijnlijk om een uiterst riskant en fragiel evenwicht tussen contact en afstand. Dat het ook fout kan aflopen, suggereert de Icarusverwijzing in de tweede strofe. Ik denk dan aan Ovidius, die in zijn vertelling de zoon de vleugels laat aanraken wanneer ze nog in productie zijn, wat later zijn noodlottige val tot gevolg heeft.

Het lijkt alsof we weer ver bij Jezus en Pilatus vandaan zijn. Toch is het mogelijk dat twee waarheidsspelen elkaar raken of schampen. De crux van Marcs interpretatie is dat Pilatus Jezus in zijn macht probeert te krijgen, maar dat het hem niet lukt. Je zou kunnen zeggen: net als de Sokrates van Gerhardt ontkomt Jezus aan het kruis (crux, X) ongedeerd. Want zijn rijk is niet van deze wereld.

We zouden kunnen zeggen dat Jezus in Marcs exegese de leraar is en Pilatus de leerling. Jezus weet wat de waarheid is, en zegt tegen Pilatus dat hij is gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid (Joh.18,37). Pilatus lijkt echter niet onder de indruk en volgens Marc wil hij de discussie besluiten met zijn beroemde vraag 'Wat is waarheid?' Hij realiseert zich dat Jezus een ander type macht en waarheid nastreeft dan hij en het is niet de moeite waard er verder op in te gaan.

Is de les daarmee gelukt? Kunnen we hier spreken van een eros zoals in Faidros, met Jezus als Sokrates en Pilatus als Faidros zelf? Nee, de leerling doet hier zijn best om de leraar in zijn macht te krijgen, en heeft niet eens door dat het zijn leraar is. Pilatus heeft hoogstwaarschijnlijk niet begrepen dat hij Jezus niet in zijn macht heeft gekregen, hij is eerder van een lastig probleem verlost.

Het lijkt er dus op dat niet alleen Jezus maar ook Pilatus ongedeerd ontkomt. Volgen we deze conclusie, dan wordt het weer raadselachtig waarin precies beide visies elkaar raken, of hadden kunnen raken.

We kunnen naar dat raakpunt alleen maar gissen, een gissen dat - of een conjectuur die - we zelf moeten opvatten als een kritisch bronnenonderzoek of vanuit een heel andersoortige waarheidsvisie, die van het geloof in Gods redding. Zou het kunnen, vraagt Agamben zich af, dat ook Jezus vanuit zijn waarheidsvisie met een probleem zit? Hier en nu in de geschiedenis getuigen van de andere waarheid betekent dat je je onderwerpt aan de wetten die hier gelden, en dat de wereldse macht over je oordeelt. Maar die wereldse macht is niet in staat te oordelen over zoiets ongrijpbaars als Jezus' waarheid.

Pilatus zit ook met een probleem, maar dat was al min of meer helder. Hij heeft zich alleen van het probleem Jezus kunnen afmaken door hem over te geven aan de Joden, hoezeer hij zelf ook de bevoegdheid had om Jezus zelf ter dood te brengen. Met zijn overdracht riskeert hij het Joodse vuur aan te wakkeren en de macht te vergroten van een voor de Romeinen toch al lastige bevolkingsgroep.

Om dichter het confrontatiepunt te naderen vestigt Agamben de aandacht op het woord 'overdragen', 'verraden', paradidonai, het kernwoord van het hele passieverhaal. Jezus wordt 'verraden' (hoe frequent deze vertaling ook is, en zelfs past bij de intenties van de evangelisten, het is geen juiste vertaling van paradidonai) door Judas, de Joden geven Jezus door aan Pilatus en die geeft hem weer terug. Agamben suggereert en passant dat Jezus zelf is overgegeven door God aan de wereld, in de termen van het Johannes-evangelie, en bij Paulus vinden we het woord paradidonai inderdaad om deze gave aan te duiden (bijv. Romeinen 8,32). Er vindt geen clash plaats, alleen maar overdracht.

Geen oordeel, geen redding mogelijk. Conclusie: we leven in een proces zonder oordeel, zonder redding.

We bevinden ons in een X-structuur, een chiasme. We zijn er dus nog niet wanneer we Pilatus en Jezus tegenover elkaar hebben geplaatst, in beide volgordes en hun raakpunt hebben gevonden. Het lijkt of we daarmee de eros van leraar en leerling hebben verlaten. In werkelijkheid heb ik Marcs didactische visie ontzenuwd met behulp van Agamben, en daarmee Agamben op de plaats van de leraar gezet. Onderwijzen heeft nu nog steeds de betekenis dat je iemand een waarheid voorhoudt, en mij kunt u in dit gebaar beschouwen als iemand die Marc overdraagt aan Agamben.Geen verraad, want verraad is geen juiste vertaling van paradidonai, maar het zit me toch niet lekker.

We kunnen het chiasme voltooien door in Marcs uitleg een conjectuur te ontdekken die ons iets leert over ons probleem, het probleem wat de crux is van het verhaal over Jezus en Pilatus, zeg maar de factor X. Die conjectuur zouden we misschien kunnen zien, als ik Marcs leraar was, maar in werkelijkheid is hij de mijne, in de zin waarmee hij het joodse protest tegen het opschrift op het kruis weergeeft. Pilatus had geschreven: 'Jezus, de Nazoreeër, de koning van de Joden'. De hogepriesters protesteren: "Ge moest er niet op zetten: 'de koning van de Joden', maar: 'Hij heeft gezegd: Ik ben de koning van de Joden.' Waarop Pilatus zijn laatste zin toevoegt: 'Wat ik geschreven heb, heb ik geschreven.'

Marc parafraseert het protest van de Joden als volgt: "Ese hombre pretendía ser rey, nosotros nunca lo veíamos así", '"Deze man pretendeert koning te zijn, maar wij hebben het nooit zo gezien." Marc voegt eraan toe: 'El rey de los judíos es eliminado. Aparentemente, por insistencia propia, los judíos crucificaron en la persona de Jesús de Nazaret su aspiración a un mesías.' 'De koning van de Joden is geëlimineerd. Blijkbaar hebben de Joden, door zelf aan te dringen, in de persoon van Jezus van Nazaret diens Messias-aspiratie gekruisigd.'

Enkele opmerkingen om te peilen wat hier gebeurt:

1.
Parafrase, conjectuur, interpretatie, conclusie. Al deze figuren liggen dicht bij elkaar in de exegese van Marc. Wanneer hij zelf zegt dat de koning van de Joden geëlimineerd is, is onhelder of dit een weergave is van wat Pilatus en de Joden denken, wat Johannes denkt, of dat Marc het zelf denkt en wij worden uitgenodigd deze conclusie mee te voltrekken.

2.
Je zou kunnen zeggen dat we hier, bij Marcs exegese, te maken hebben met paradosis, wat je kunt vertalen met uitlevering maar ook met onderwijs, informatie. Paradidonai is in de Septuagint ook een vertaling van het Hebreeuwse 'masor', 'informeren'. Het is niet moeilijk om de strijd om het bord boven Jezus' hoofd op te vatten als een strijd om juiste informatie. Pilatus schrijft 'de koning van de Joden', de Joden willen met hun conjectuur benadrukken dat Jezus dat zelf gezegd heeft, met iets wat lijkt op een ego eimi- uitspraak (in het Grieks staat geen ego, maar toch...), die weer prima past bij Johannes. En Marc informeert ons dat de Joden Jezus zelf nooit als koning hebben gezien, maar in de directe rede, ook weer als conjectuur waarbij de tekst van Johannes ongenoemd wordt gelaten, vervangen.

3.
Wat kan het betekenen dat de Joden 'in de persoon van Jezus zijn Messias-aspiratie hebben gekruisigd'? Wordt niet precies het kruis opgevat als de plaats waar deze Messias-aspiraties in vervulling gaan, waar de X van het kruis samenvalt met de X, de Chi van Christos, de Griekse vertaling van het Hebreeuwse Masjiach, gezalfde, koning? Zegt Marc hier bedoeld of onbedoeld dat de Joden op hun manier, die anders is dan die van Pilatus, Jezus tot hun Messias maken?

4.
Als we deze lijn, de lijn van Marcs conjectuur, volgen, komt de nadruk te liggen op dramatische ironie. Pilatus en de Joden weten niet wat zij doen, maar doordat ze de dingen op hun manier doen en zelfs ontkennen, realiseren ze het plan van God. Dit is een gebruikelijke visie in de theologie. Minder gebruikelijk is het om deze ironie ook door te trekken naar de Christenen zelf. Ook Marc lijkt daarvoor terug te deinzen, wanneer hij de crux van zijn betoog presenteert in het met andere ogen kijken naar de dood van Jezus, door Johannes opnieuw verwoord met paradidonai: 'Daarop boog hij het hoofd en gaf (paredôken) de geest.' Hebben we bij Marc hier niet evengoed met dramatische ironie te maken? We kunnen met andere ogen kijken (ver con otros ojos) naar Jezus' dood, maar bij Pilatus en de Joden doet dat er niet toe. Zij vervullen Gods plan terwijl ze vasthouden aan hun visie, niet met andere ogen kijken. Het lijkt dus niet nodig om met andere ogen te kijken, het plan wordt hoe dan ook uitgevoerd.

We zitten, als ik het goed zie (maar misschien ook wanneer ik het niet zie), in nog weer een andere retorische figuur, de dubbele ontkenning. Marc kijkt met andere ogen naar de dood van Jezus, en geeft met zijn conjectuur aan dat de Romeinen en Joden het niet zien. Wij zien niet dat de Romeinen en Joden het niet zien. Zou het kunnen dat we ons precies door onze blindheid bevinden in een superieur inzicht, een waarheid die te maken heeft met de eros van Plato voor Faidros en met de agapè van God voor ons?

Een aanwijzing daarvoor vind ik in Marcs uitleg van de conjectuur die de 'brillante' leerling van Ida Gerhardt aanbracht in de tekst van Plato. Marc in een mail aan mij, waarbij hij me hopelijk niet kwalijk neemt dat ik die citeer:
'In de toelichting lees ik dat het om de vertaling van het zinnetje Ός оυδέν фημι άλλο επίστασται η τά ερωτικά ging. 'Ik die graag wil verklaren dat ik/enkel versta wat van Eroos is', vertaalt Gerhardt, en ze zegt dat die leerling van zestien jaar haar de weg wees ten aanzien van оυδέν άλλο η ('enkel, alleen maar').'
De dubbele ontkenning kunnen we opvatten als een versterkte bewering, een 'litotes', 'niets anders dan'. We kunnen met andere ogen kijken, moeten we dan misschien opvatten als: we kunnen niet niet met andere ogen kijken, ook als we Romein of Jood zijn, we kunnen alleen maar naar de dood van Jezus kijken als de voltooiing van de Incarnatie van het Woord.

Met dit blinde inzicht verrijkt, kunnen we de tekst van Agamben weer opnieuw lezen. Die filosoof wordt vaak gezien als voorstander van de negatieve instantie, iets waartoe hij zelf alle aanleiding lijkt te geven met titels als 'De taal en de dood', en zijn radicale kritiek op de politieke economie. Ook zijn conclusie in Pilatus & Jezus klinkt negatief: geen oordeel, geen redding.

Kijken we echter naar Agambens commentaar op de laatste uitspraak van Pilatus, dan lijkt daar ook sprake te zijn van een dubbele ontkenning:
'De dubbelzinnigheid van de inscriptie ontgaat de leden van het Sanhedrin niet, want zij vragen Pilatus om die te veranderen: 'Niet schrijven "Koning der Judeeërs", maar dat hij gezegd heeft dat hij Koning der Judeeërs is.' Nu doet Pilatus zijn tweede uitspraak, die die andere, even beroemde uitspraak van hem, over de waarheid, lijkt te logenstraffen, en daarmee zijn eerdere uitvluchten en vermeende scepsis: 'Wat ik geschreven heb, heb ik geschreven' (Johannes 19, 21-22)
Ook Pilatus brengt dus een conjectuur aan, maar precies door vast te houden aan wat hij heeft geschreven. Hij houdt vast aan zijn dubbelzinnigheid en laat daarmee alle ruimte voor zowat alles: de Joodse rebellie, de Romeinse vernietiging van de tempel, de historische triomf van het Christendom en de geestelijke triomf van Jezus.

Zouden we ook deze conjectuur kunnen opvatten, zo niet als een kritiek op Agamben, dan toch als getuigenis van zijn geloof?

In dit bestek is het te lastig om alle ins en outs te behandelen van de vraag of Agamben gelovig is of niet. Die vraag zou hier de vorm kunnen krijgen of het proces zonder oordeel, het proces van Jezus en bijvoorbeeld dat van Joseph K. in Der Prozess, reddend is. Het lijkt erop dat Agamben de kwestie onoplosbaar vindt. Wordt het proces niet gevolgd door een oordeel, dan is het eigenlijk geen proces. Maar het gevolg kan ook zijn dat het oordeel voortdurend plaatsvindt, en zich vanuit het einde van de geschiedenis verspreidt over alle momenten. Onderhuids, en ineens uitmondend in een katastrofe, zoals bij Pilatus.

Het lijkt opnieuw de blindheid, maar nu een weloverwogen blindheid, die ons volgens Agamben kan redden. Zelf spreekt hij in ander verband van ononderscheidbaarheid, indiscernibilità. Het is precies de crux van de crux, het midden van de letter X, begrepen als de X van crux of de Chi van Christos, of als de kruising van de I van Ioudaios en van Ièsous, die de ononderscheidbaarheid het treffendst symboliseert.

En Marc, die ontkomt zoals altijd onaangerand.


Afbeeldingsresultaat voor scheerling

Geen opmerkingen:

Een reactie posten