Nu we allemaal binnen gaan zitten, overkomt u wat mij al zo vaak
overkomt. U gaat uw gedachten de vrije loop laten, zonder dat ze nog
worden gehinderd door externe afleidingen. We gaan rondjes draaien, maar
die kunnen kleiner en groter zijn. Dan schuiven er associaties binnen
in de keten waarvan we ons verbeelden dat ze aansluiten, of we checken
het gewoon in google.
Welaan, laat ik starten met
Wilfred Kemp, die de quarantaine verbond met de veertigdagentijd. Eitje,
want google bevestigt dat quarantaine het Italiaanse quaranta bevat.
Misschien kunnen we dan meteen concluderen dat we Jezus imiteren die
veertig dagen in de woestijn verbleef (dit check ik niet), en waarmee
hij in miniatuur de exodus van Israel uit Egypte herhaalde, veertig jaar
woestijn. En zo zitten we dus ook in een soort loofhuttenfeest, al
zitten we in ons eigen huis. Zeg ik daar eitje? Ja, dat zit ik toevallig
met Inez te eten, het ei is een miniatuurvorm van voorgeboortelijke
quarantaine.
Vrijdag was ik bij de promotie van
Josephien van Kessel, over de Russische filosoof Boelgakov (niet te
verwarren met de beroemde romanschrijver). De vragen van de corona (nee,
niet die, maar wie weet ook weer een beetje wel) gingen vooral over Max
Weber, want die kenden ze beter. Zo sloot de corona zich op in wat ze
kende. We leven in een wereld van doorgeschoten rationalisering, alles
slaat voortdurend op hol, waarbij we vergeten waar het allemaal om gaat.
Oplossing: innerweltliche Askese. Juist, je trekt je terug in je
wereldje. Zo sluit de cirkel van de corona langs andere weg
opnieuw, en misschien kunnen we de hele protestantse reflex wel duiden als
quarantaine.
Vermoeiend allemaal, dat soort ketens. In
de corona zat een theoloog die twintig jaar geleden tegen me zei dat ik
aan oververhitting leed. Van die waarschuwing heb ik me weinig
aangetrokken. Ik zie het creëren van dit soort ketens vooral als een
spelletje. Soms kun je er ook nog wat van leren. Maar een van de dingen
die ik ervan heb geleerd is dat je de tijd moet nemen om je terug te
trekken. Daarbij helpt het zeker wanneer je ziet dat de hele wereld dat
eigenlijk aan het doen is. Zo waren we als docenten onder elkaar aan het
appen dat het eigenlijk onverantwoordelijk is dat we morgen weer naar
school zouden gaan. Een halfuur later appte mijn overste dat ze vandaag
ging overleggen met haar collega-managers en weer even later dat het
kabinet ('kamertje', ook een soort structurele quarantaine-metafoor) dat
ook zou doen.
Josephien sprak onder andere over de
verhouding tussen economie en politiek. In haar kringen (ze noemde theologe Barbara Hallensleben) wordt de naam Agamben genoemd. Nu spits ik mijn oren, want hier ligt mogelijk een opening van Agamben met de Russische oververhitte filosofen die de mens willen lanceren in een overgangsproces naar vergoddelijking. Lange tijd heb ik die Russen afgeschreven, omdat ik niets zie in grootse ondernemingen waarbij de hele wereldbevolking nog eens extra aan het werk wordt gezet, wat welbeschouwd een Russische roulette oplevert, die ook eigenlijk weer achter onze rug ligt.
Maar stel dat we doorkrijgen hoezeer de politiek zijn oververhitting steeds opnieuw organiseert vanuit de oikos ('huis') zoals Agamben met zijwaartse blik naar Aristoteles zegt. Dan kunnen we de politiek inderdaad zien als een steeds perfectere energeia, het neologisme van Aristoteles voor het 'in werking brengen' van de zijnden die daarbuiten worden gedacht als 'mogelijkheid' of 'macht' (dunamis). Heeft die hele oppositie nog zin? Heeft het nog zin om over het zijn als mogelijkheid te denken wanneer dat bij voorbaat en steeds sneller in werking wordt gebracht, als energie, actie, oververhitte economische politiek etc.? Agamben denkt van wel. Als we in staat zijn iets te doen, dan zijn we ook in staat om het niet te doen, zegt hij Aristoteles na.
Er lijken twee manieren te bestaan om de overgang van werk naar mogelijkheid te overdenken. De ene is het op de spits drijven. Het moet allemaal nog veel erger worden. Om weer een beetje lucht te krijgen moeten we helemaal mee in die economie. De Russen helpen ons door de eisen op te schroeven, de doelen nog verder te maximaliseren. De 'aleenheid' der mensen moeten we nastreven. Een bekendere variant van dit op de spits drijven is de Verelendung van Marx. We worden pas wakker als het wc-papier op is.
Het is overigens niet erg waarschijnlijk dat we van dat op de spits drijven echt wakker worden. Kijk naar de politieke filosofie van Agamben zelf. In navolging van Walter Benjamin (en Carl Schmitt) ziet Agamben dat we geleidelijk terecht komen in een stato di eccezione, een toestand waarin we alle wetten buiten werking stellen. Misschien is dat hier al een beetje zichtbaar, wanneer ineens ons recht op voetbal wordt afgepakt. Maar al langer zien we de uitzonderingstoestand op Lesbos, waar mensen al langer in een bizar soort quarantaine zitten. Nu dreigt de corona daar de zaak nog eens extra te laten ontploffen, maar het enige wat we tot dusverre doen is schieten op bootjes en Erdogan nog meer geld beloven.
Daarom is er denk ik nog een ander model nodig, en ik weet zeker dat ik Agamben ook daarin mee heb. De hoofdvraag is hoe we de relatie tussen mogelijkheid en in-werking-stelling weer kunnen herstellen, zodat ook mogelijkheden weer betekenis krijgen die ze nu verliezen omdat ze automatisch (en door automatisering) in werking worden gebracht. Het op de spits drijven is dan zelf een mogelijkheid, waarvan we dan ook eventueel kunnen afzien. Agamben grijpt terug op een term die Aristoteles spaarzaam gebruikte, maar die voor ons van betekenis kan zijn, het 'gebruik' (chrèsis). Gebruiken is iets wat je altijd al doet, nog voor je wc-papier gebruikt, gebruik je je lichaam door te poepen, net zoals het virus ons lichaam gebruikt. Door dingen te gebruiken veranderen die dingen en verandert onze verhouding tot die dingen. Ze hoeven geen eigendom meer te zijn, het eigendom wordt van binnenuit uitgehold.
Als ik Josephien ga lezen ben ik benieuwd of ze, via Agamben of niet, via het begrip 'gebruik' of niet, openingen biedt voor een overgang van de oververhitting naar het buiten-werking-stellen. Een aanwijzing daarvoor zag ik in de manier waarop ze praatte in termen van 'tendensen'. Middelen en doelen zijn geen zaken die vastliggen, zodat je de overgang moet zien als een keuze. Het gaat Boelgakov, volgens Josephien, om tendensen die dominant zijn, zoals de rationalisering, waartegenover een andere tendens kan worden geactiveerd. Een tendens impliceert een bepaalde dominantie en een keuze, maar is zeker ook een zone van indifferentie waarin kansen kunnen opduiken om dingen anders te ervaren.
Maar goed, ik ben nog niet eens begonnen met lezen. Dat zie ik overigens niet als een nadeel. Wat is er mooier dan een cadeautje dat nog ingepakt ligt. Je legt het op tafel. Je kijkt ernaar, fantaseert erover. Wat zou het mooi zijn als we het bestaan konden zien als zo'n cadeautje, het zijn als mogelijkheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten