Het wordt allemaal minder. Daar helpt ook de economische groei niets aan. Je kunt je hele huis volhangen met dure schilderijen. Je kunt trots zijn op wat je allemaal bereikt hebt. Maar zolang je leeft wil je toch ergens naartoe leven, ergens voor leven. Dat vindt regisseur Pedro Almodóvar. Zijn lichaam valt langzaam uit elkaar, zijn geest ook.
Zo bezien lijkt het niet al te verstandig om nog aan heroïne te beginnen, als je zestig bent. Houd het lekker bij drank en een snuifje, zou je hem toeroepen. Ik heb dan ook niet zijn rugpijn en mijn depressies vallen tegenwoordig ook wel mee. Of zou zijn heroïne-experiment een keerpunt zijn, brengt het hem genezing, zij het in een andere richting als waarin het leek te wijzen?
Kijk je zo naar Dolor y gloria, dan geloof je ten diepste dat het leven een ziekte is met, zoals Reve zei, een ongunstige prognose. Eigenlijk bedrieg je jezelf alleen maar als je aan genezing werkt. De heroïne is een farmakon met de dubbele betekenis van medicijn en vergif. Een paar keer zie je de hoofdpersoon (alter ego van de regisseur) een glas met gestampte pillen drinken, en dan denk ik aan Socrates, die zijn gifbeker als farmakon bestempelde. Het lichaam, legt hij op de valreep aan zijn vrienden uit, was altijd al een kerker, en de naderende dood brengt je tot dit inzicht. We hoeven de schijn niet meer op te houden.
Maar is het leven werkelijk een ziekte, en moeten we de film van Almodóvar als therapie opvatten? Ik denk het niet. Als ik het interview van Bor Beekman met de regisseur lees, staat niet de tragiek voorop, maar de melancholie. Wat is het verschil? Bij tragiek moet ik denken aan het samengaan van lijden en roes. Je verandert even in het gefragmenteerde lichaam van Dionysos en herrijst met hem uit de dood. Die betovering werkt zolang de vorm er is, het toneelstuk of het feest. Daarna volgt de ontnuchtering. Dat was ook de gang van Plato, die op jonge leeftijd tragedies schreef en na de ontmoeting met Socrates overging op zijn beroemde proza. Een en al ontnuchtering.
En toch... dat proza kan je brengen bij de herinnering aan je verlangen, je 'eerste verlangen', zoals de regisseur in de film zijn nieuwe film noemt. Hij denkt terug aan de eerste keer dat hij opgewonden raakte, in zijn geval bij het zien van een mooie blote jongen die de verf van zich stond af te spoelen. Almodóvar bekent dat hij trots is op deze scène, ook al is hij bang dat de jonge acteur hem over tien jaar boos komt opzoeken als hij ontdekt dat hij als gay is uitgebeeld. (Natuurlijk zien we ook hier de overeenkomst met Socrates...)
Nu dan die melancholie. Het is niet alleen iets voor ouderen. Almodóvar wordt als oudere man melancholisch, maar realiseert zich dat die melancholie al in zijn hele leven zat. Het is dus geen roes die ons even het leven doet vergeten, maar ons juist brengt bij het leven, waarvan we zo lang ten onrechte dachten dat het niet melancholisch was. Via de melancholie maken we dus contact met ons leven en onszelf. De herinnering is - behalve het opduiken van beelden uit het verleden - ook de zelfaffectie van het leven als melancholisch.
Een mooie scène is ook wanneer een minnaar uit het verleden weer opduikt bij de regisseur. Ze praten met elkaar over hun leven. Wanneer de minnaar naar buiten loopt, kussen ze elkaar. Gaan ze de nacht samen doorbrengen? Nee, het is voldoende, zegt de regisseur, dat de ander heeft laten merken dat hij nog opgewonden raakte van hem. Dan stuurt hij hem weg. Platonischer kun je het niet hebben. Het eerste verlangen is weer opgedoken, en net als toen neemt dat verlangen de vorm aan van een afscheid, een kus, een schilderij. Het geeft voldoende kracht om een nieuwe film te maken.
Hoe te handelen bij zwakte, dan draait het niet om therapie, maar om ethiek. We willen ons niet tegen het leven beschermen maar het leven leiden. De film helpt ons om van dat leven te houden zoals het is, inclusief ons steeds meer tegenvallende lichaam, de spijt en schaamte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten