Het probleem dient zich dan wel meteen aan hoe je moet omgaan met de filosofie, die bij Agamben toch erg domineert. Reeling Brouwer kiest naast de heerlijkheid voor de eerlijkheid. In belijdenisstijl verklapt hij al op pagina 8 zijn drievoudige binding aan schrift, liturgie en dogma. Om in één adem door deze binding te binden aan de werkelijkheid, 'de actus purus et singularis van de zending van de Messias Jezus'. Daartegenover stelt hij de benauwdheid van Agamben voor 'elke pretentie van werkelijkheid'.
Nu hoeft benauwdheid niet per se in tegenspraak te zijn met de zending van de Messias. Ze keert bij Reeling Brouwer terug op p.58, en wel wanneer hij ingaat op Heideggers behandeling van de parousia bij Paulus. Deze wereld gaat echt in benauwdheid en barensweeën ten onder om plaats te maken voor een andere wereld. En - spoiler alert - het is volgens Reeling Brouwer (en Walter Benjamin) alleen de Messias die deze overgang naar de nieuwe wereld kan voltrekken.
Zo lijkt Agamben, indien nodig zelfs tegen zijn Heidegger in, terug te vallen op een filosofie waarin de bevestiging van de bestaande wereld voorop staat. Reeling Brouwer vindt het niet nodig alle filosofieën te bespreken die aan deze (minstens schijnbare) relativering van het messianisme bij Agamben ten grondslag liggen, Plato, Aristoteles en Nietzsche, en beperkt zich tot Leibniz en Spinoza. Uiteindelijk staat hij dus bij Agamben voor een raadsel dat hem noopt tot distantiëring. Deze was achteraf bezien al voorgetekend in zijn belijdenis op p.8. Een andere troef die hij uitspeelt is de bewondering voor de schrijver-dichter Agamben. Dit past weer mooi bij een motief dat hij oppakt om via Karl Barth met Agamben in discussie te gaan. Agamben wantrouwt de uitleg van heerlijkheid als schoonheid, waarmee hij Benjamin volgt in zijn politieke kritiek op de esthetisering van de politiek. Het wonderlijke antwoord van Reeling Brouwer wil ik u niet onthouden:
Ik vind namelijk de teksten, en die teksten ook als een vorm van een denken, van Agamben zelf uitermate fraai, ja heerlijk om te lezen, en ik wil graag weten waar ik mijn respons op deze heerlijkheid van hem kwijt kan. (p.40)Zo lijkt het stempel van de nuchterheid van de theologie, het overlaten van de redding aan de Messias, van meet af aan in het teken van een verheerlijkende belijdenis te staan. De benauwdheid van Agamben verdwijnt uit het messiaanse perspectief en wordt weggeschreven naar de filosofie.
Zo bezien is er misschien een logisch verband tussen beide distantiëringen van Reeling Brouwer. Filosofie is wat benauwd wordt van de Messias als de reddende ander. En benauwdheid is hooguit een voorstadium van de echte verlossing, de echte sabbat, eerder die van Exodus 20 (voltooiing van de schepping) dan van Deuteronomium 5 (onderbreking van alle arbeid).
Agamben is de man van de drempels, de soglie die hij door zijn teksten strooit. Hier raakt hij onmiddellijk aan de poort van Kafka's verhaal Vor dem Gesetz en aan Derrida. Het is alleen moeilijk te vatten (zoals ik zelf heb ondervonden) hoe je de poort naar de wet zodanig kunt duiden dat hij gesloten is maar tevens duidt op een beslissing. Daarmee zou Agamben een alternatief formuleren voor het eeuwige uitstel van de verlossing waartoe Derrida zich volgens hem zou hebben bekend. Reeling Brouwer geeft die oplossing weer in de vorm van een (al dan niet retorische) vraag:
Zou de man vóór de poort, met zijn eindeloze onderhandelen en zijn quasi uitzichtloze wachten, bij uitstek op het sluiten van de poort uit zijn geweest? (48)Welk antwoord we op deze vraag ook zouden kunnen geven, Reeling Brouwer valt hoe dan ook terug op Paulus, die in een bepaald opzicht niet zat te wachten op een Messias die pas komt na zijn komst. De Messias is gekomen en de tijd die rest vullen we met wachten op zijn wederkomst. In een ander opzicht is die poort dus ook bij Paulus gesloten. Het hangt er maar vanaf of we Paulus volgen in zijn opvatting dat Christus de wet vervult, dat hij hem buiten werking heeft gesteld, of dat hij hem heeft vervuld door hem buiten werking te stellen.
Het bestaan na het sluiten van de poort is het 'eeuwige leven', het leven van K. in het dorp bij het slot, het leven van de mens die altijd zogezegd op de drempel staat, in uitsluiting en insluiting, in insluiting van de uitgeslotenen (kamp) en uitsluiting van de verbanning, in de politieke orde die een einde wil maken aan elke verbanning.
Agamben schuift zo een heel eind op richting Derrida, de Derrida die zijn opstel over Kafka's verhaal niet voor niets had getiteld 'Préjugés, devant la loi'. Je kunt volgens Derrida niet elke beslissing uitstellen, want die beslissing wordt voortdurend geveld, bijvoorbeeld in de beslissing van de Mann vom Lande om te wachten. Of, zou je kunnen zeggen, in de beslissing van Reeling Brouwer om zijn nuchtere denken via zijn belijdenis aan te spreken, en niet via de filosofie.
Misschien is het ook dan heel goed mogelijk om op de drempel te verblijven, in benauwdheid. Ook via de actus purus is dat mogelijk, en via de theologie. Daarvoor is het wel nodig dat we uitzoeken wat de logos vermag, waartoe de theologie zich evenzeer bekent als tot de schrift, liturgie en dogma.
Reeling Brouwer komt zo tot mooie uitzichten. Zo wijst hij Agamben herhaalde malen op een vernauwing van de theologie. De theologie heeft meer en diversere antwoorden te bieden dan Agamben laat blijken. Logisch, zou ik denken, want de logos kan alleen maar verzamelen wanneer er een veelvoud is. Daarom moeten we evenzeer spreken van theologieën als van 'de theologie'. De theologie kan de schrift steeds anders lezen en zo haar dispositief veranderen (p.23).
Andersom legt Reeling Brouwer diversiteit in Agambens theologie bloot waar deze zijn denkrichtingen onbereflecteerd naast elkaar laat bestaan. Met name in Opus Dei volgt Agamben de katholieke theologie in haar sacramentenleer, ook als hij daarvoor Luther opzij moet zetten, dezelfde Luther die hij in zijn Paulusboek juist nodig had voor de verbinding met de hegeliaanse Aufhebung. Hier springt Reeling Brouwer tussenbeide en opent voor de lezer zodoende de mogelijkheid vanuit de theologie zelfs de politieke betekenis van Agamben aan te scherpen.
Helaas gaat Reeling Brouwer ons daarin niet voor. Nog niet of niet meer. Deels misschien omdat hij meer houdt van belijdenis en kritiek dan van het uitwerken van interessante gedachten. Het kan ook zijn dat hij zijn politieke visies voor ons achterhoudt vanwege bescheidenheid of andere overwegingen. Stel dat we de redding aan de Messias overlaten, hoe kunnen we dit dan in de politiek voor onze rekening nemen? Betekent het automatisch dat we de redding zelf ook overlaten aan de heersende macht, zolang die niet is aufgehoben door Christus? Of moeten we aannemen dat we via de belijdenis of anderszins in een concrete levensvorm terecht kunnen komen waarin de redding zich hier en nu al voltrekt (p.68)? Ik word van zoiets wel nieuwsgierig, temeer als ik her en der verneem dat Reeling Brouwer geen politieke naïeveling is.
Los daarvan kan de belijdenis van Reeling Brouwer ons helpen de zaken scherper te zien. Stel dat de belijdenis meer gezocht moet worden aan de kant van Augustinus, de meesterlijke vormgever van zijn bekering, bij wie we het 'tolle lege' zeker ook kunnen lezen als reclame voor mooi schrijven en lezen. In dat geval schaar ik Reeling Brouwer en een bepaalde Agamben aan deze 'protestantse' kant, de kant van de mooie, ontroerende, eerlijke en heerlijke belijdenis (Bach en Barth). Misschien moeten we de andere Agamben dan eerder zoeken aan de kant van Ticonius, de vierde-eeuwse ketter die betoogde dat de bestaande Kerk in feite een vermenging was van een donkere en een lichte kerk. Je kunt je wel tot die Kerk bekennen, maar toch altijd in strijd, onder voorbehoud, in 'ononderscheidbaarheid' (indiscernibilità). Augustinus wist Ticonius te incorporeren in zijn politieke theologie, maar vond de idee van een donkere kerk toch onacceptabel.
Hier stuiten we op de ketter Agamben. Ook deze Agamben is theoloog, maar misschien begrijpen we dan vanuit de theologie iets beter waarom hij niet gauw de belijdenis van Reeling Brouwer zal onderschrijven. Bij de Kerk bevinden we ons bij voorkeur op de drempel, plaats van twijfel en gastvrijheid, plaats van heiliging en profanatie. Misschien moeten we de oecumene dan ook volgens deze drempel herschrijven en ruimhartig plaats bieden aan denkers die geen belijdenis uitspreken, de nihilisten, apostaten, ketters, duisteren, lauwen en homines sacri.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten