Da Piacenza meende dat dansen niet de beweging van het lichaam is, maar iets dat gaat 'door fantasmata, door beelden. Agamben:
Domenico calls 'phantasm' (fantasma) a sudden arrest between two movements that virtually contracts within its internal tension the measure and the memory of the entire choreographic series. (p.8)Het gaat dus om interne spanning, het woord spanning komt op de plaats waar Hegel later de tegenstrijdigheid zal oplossen. Bij Hegel vind je twee of drie fasen die je kunt begrijpen vanuit de derde, en in die derde is niet echt sprake van spanning. Benjamins correctie komt er dus op neer dat de fasen worden onderscheiden door een tussenmoment, waarin beide fasen tegenwoordig zijn, en met elkaar in spanning verkeren. Het beeld verenigt het verleden en het heden in eenzelfde spanningsvol beeld.
In andere boeken zet Agamben uitvoeriger uiteen hoe hij vanuit Benjamin terechtkwam bij Aby Warburg met zijn beeldenverzameling, Ook die keert hier weer terug. En hier stuiten we ook op de nimf:
The history of the ambiguous relation between man and nymph is the history of the difficult relation between man and his images. (p.48)Beeldenverzameling (Warburg), geschiedenis... Maar geleidelijk wordt duidelijk dat in de dialectiek van het beeld niets minder dan ons begrip van de geschiedenis zelf op het spel staat:
The images are the remnant, the trace of what men who preceded us have wished and desired, feared and repressed. And because it is within the imagination that something like a (hi)story became possible, it is through imagination that, at every new juncture, history has to be decided. (p.61)Goed, maar nu die nimfen. Zou je de stelling van Agamben nog verder kunnen oprekken, zodat beelden alles te maken hebben met nimfen? Daarin is Agamben bijna onvolgbaar.
Nu scheelt het wel dat hij zijn hulpkrachten erbij haalt. Al in het motto stond de uitspraak van Boccaccio dat nimfen (of muzen) vrouwelijk zijn, met dat verschil dat ze niet kunnen pissen...
In een paar korte verwijzingen komen we erachter dat nimfen een centraal motief vormen bij de Italianen van de Renaissance, behalve bij Boccaccio ook bij Dante. Bij de nimf gaat het om het object van de liefde. De nimf is een liefdesobject, maar elk liefdesobject is een nimf. In het liefdesobject gaat het om een noodzakelijke communicatie tussen beeld en intellect:
Among love poets, the amorous object represents the point at which the image or phantasm communicates with the 'possible intellect'. The love object is therefore a limit concept, not only between lover and beloved, between subject and object, but also between the individual living being and the 'single intellect' (or thought or language). (p.50-51)Het is met andere woorden onmogelijk om het beeld te zien in termen van een begrip, zoals je volgens Hegel zou moeten doen. Het is eerder andersom. Het begrip ontstaat uit een verhouding tot het leven, en kan niet buiten het beeld, omdat het in wezen om een liefdesobject gaat.
Bij Boccaccio met zijn 'ze pissen niet' wordt de polariteit tussen realiteit en verbeelding weer aangescherpt. Deze polariteit werkt als het 'sublieme' en terloops zegt Agamben dat de hele Europese literatuur en de kantiaanse theorie van het sublieme zich in deze ruptuur nestelt. De nimf is datgene wat niet zozeer de kloof tussen verbeelding en het denken overbrugt, maar altijd tegelijk te levend en te levenloos is.
Sinds Dante en Boccaccio heeft de scene zich dus verplaatst naar de verbeelding, waar de beslissende zaken zich afspelen die Hegel heeft toegedicht aan de geschiedenis. Maar ook na Hegel blijft het uitermate lastig om de geschiedenis los te denken van de verbeelding. De muzen Cleo en Melpomene blijven (aldus een essay van Jolles uit 1925) ononderscheidbaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten