Centraal staat de gedachte van de komma of cesuur. Bij de gerichtheid op betekenis moet je af en toe even adem scheppen. Er is een minieme onderbreking, en dat is de tijd van de filosofie. Maar ook in de literatuur doet die onderbreking zich voor. In de poëzie breekt de regel af, wat je het beste kunt zien aan het enjambement. En in het proza (pro-vorsa), waar de regel wel doorgaat, keert hij om, zoals je ooit kon zien in de 'boestrofedische' notatie, het volgen van de slingerbeweging.
De filosofie van Agamben die ook al naar voren kwam in zijn colleges van een paar jaar eerder, Il linguaggio e la morte, laat zich het beste omschrijven als taalfilosofie, een benadering van de taal niet in zijn bestaande varianten, niet als het wat van de taal, maar als zijn dat. Het beste ervaart het kind dat dat, wanneer het de taal leert, en daarmee in contact met de wereld treedt. Later wordt dat voor de opgegroeide mens bijkans onmogelijk. De mens kan zijn verhouding tot de taal alleen nog binnen de taal verwoorden, en kan dus per definitie niet meer begrijpen wat hij doet en wat hij zegt.
Toch verwoorden we in al het zegbare het onzegbare, ziedaar de paradox die ons nog enige hoop biedt het contact met de wereld aan te gaan. We hoeven daarvoor alleen maar te doen wat we altijd al doen, spreken, interpreteren. Eigenlijk zijn we dan ook al aan het denken, en denken wordt in dit boek apodictisch gelijkgesteld met politiek.
Daarom kun je zonder moeite deze ideeën van Agamben lezen als politieke filosofie. Via zijn analyse van Aristoteles' begrip vermogen (dunamis) kun je dit vroege boek koppelen aan de latere Homo sacer-serie. Dunamis kun je evengoed vertalen met 'macht'. De tekst van Agamben over macht is zo kort dat ik het laatste stuk gewoon kan citeren:
Overal - ook in onszelf - heersen krachten die het vermogen dwingen om bij zichzelf te blijven. Op deze krachten berust de macht: ze is de scheiding van het mogelijke van zijn realisering, van waaruit het vermogen wordt bestuurd. De macht verzamelt de pijn, daarop is zijn autoriteit gebaseerd: ze laat de lust van de mens letterlijk onvervuld.
Wat op deze manier verloren gaat is echter niet alleen de lust, maar de echte betekenis van het vermogen en zijn pijn zelf. Doordat het zijn realisering uitstelt, is het blootgesteld aan de heerschappij van de dromen en geeft het aanleiding tot de ergste misverstanden over zichzelf en over de lust. Het draait de relatie tussen middel en doel, onderzoek en presentatie om in hun tegendeel en verwisselt de culminatie van de pijn - de almacht - met hoogste voltooiing. Maar alleen als einde van macht en vermogen, als absolute onmacht, is de lust menselijk en zonder schuld; en alleen als spanning, die een donker vermoeden heeft van haar krisis, het verlossende oordeel, is de pijn aanvaardbaar. In het werk en in de lust geniet de mens, uiteindelijk, van zijn eigen onmacht.O ja, de link met Plato, deel van mijn format, het format van deze blogserie ideeën. Agamben knoopt aan bij de Platoonse formulering τὰ φαινόμενα σῴζειν (de verschijnselen bewaren). Dit was de reden waarom Plato vasthield aan een hypothese, bijvoorbeeld dat hemellichamen zich in cirkels bewegen. Hij geloofde niet dat dit een waarheid uitdrukte, maar dat het een hypothese was die de verschijnselen kon redden of bewaren. Waarvoor of waarvan redde Plato de verschijnselen? Tegen het dwalen, de onrust en negativiteit van de schijn. Dankzij de hypothese kon de schijn als zodanig worden bevestigd, zoals hij uitgedrukt is in de taal (en niet in de taal verondersteld is):
De schijn die niet meer op de hypothese maar op zichzelf berust, het ding, dat niet meer van zijn intelligibiliteit gescheiden is, maar in zijn midden rust, is de idee, de zaak zelf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten