maandag 21 december 2015

Weer op de grond gezet door Fanon

Les damnés de la terre van Frantz Fanon dateert uit 1961, en is moeilijk los te zien van de Algerijnse strijd tegen de kolonisatie. Een halve eeuw later heeft de wereld vele gezichten getoond en is ook het denken al vele malen door de molen van de kolonisatie gegaan. Ik werd onlangs (opnieuw) op het spoor van Fanon gezet door Angela Roothaan en Lewis Gordon. De redenen om Fanon te lezen zijn veranderd. Destijds werden we gedreven door solidariteit met de onderdrukten en waren we bereid te geloven in de onmiddellijk heilzame effecten van politieke bevrijding.

Diverse keren schrokken de Europese intellectuelen wakker. Eerst vanwege de kritiek op hun selectieve humanisme, daarna vanwege de misdaden van de postkoloniale regimes, en daarna weer van de terreur van de islamisten. Nu overheerst een tragisch levensgevoel. We kunnen hooguit 'onderhandelen' met de ander, en zelfs daarvan weten we niet of we er al klaar voor zijn (Roothaan). Het denken is verstrikt geraakt in de netten van dominante disciplines waardoor we opnieuw gedwongen zijn na te denken over de epistemische voorwaarden van de rede (Gordon). En nog steeds ligt de opgave om te dekoloniseren nog voor ons.

Lees je Fanon door die hedendaagse brillen, dan valt op dat hij voortdurend meer te melden heeft dan je zou verwachten. Ik kende hem vooral via dat beroemde citaat 'met het uit de weg ruimen van een Europeaan sla je twee vliegen in één klap, je rekent af met een onderdrukker en met een onderdrukte'. Sartre hoopte dat die ander een mens van betere kwaliteit werd. Fanon omarmt inderdaad het geweld, en heeft Sartre zelfs ooit in Rome opgezocht om hem tot nog radicalere standpunten te bewegen. Maar Fanon was zich wel degelijk bewust van de tragiek van de situatie. Hij was bezeten van de dood, vond de Beauvoir bij die gelegenheid in Rome (David Macey).

Ook schetst Fanon in zijn boek een complex beeld van de sociale mechanismen voor en na de koloniale bevrijding. De koloniale bourgeoisie maakt plaats voor een nieuwe Algerijnse bourgeoisie, en er zijn intellectuelen van buitenaf nodig die bovendien de boeren weten in te schakelen. Anders dan de stedelijke bourgeoisie weten zij wat honger is en bewaren zij hun zelfstandigheid door hun verhouding met de aarde en de landbewerking. Maar goed, daarmee sluit Fanon ook weer heel goed aan bij de marxismen van de twintigste eeuw, het leninisme en het maoïsme. Dat geldt evenzeer voor zijn overtuiging dat een bovennationaal Afrikaans bewustzijn pas tot stand kan komen vanuit de acceptatie van een nationale cultuur.

Fanon volgt in al zijn uiteenzettingen strikt de dialectiek. Het kan zijn dat de bourgeoisie de macht grijpt en overgaat tot zelfverrijking, maar dat maakt weer plaats voor een volgende fase. Er kunnen wel leiders opduiken, er vinden manifestaties plaats met toespraken, maar het volk ('de massa's') begrijpt dat het die leiders op zijn beurt weer onder controle heeft.

Minder gangbaar is de interpretatie van de koloniale strijd in psychiatrische termen. Fanon was zelf psychiater en gebruikte zijn ervaringen bij het begrijpen van wat er in Algerije gebeurt. Hij legt een direct verband tussen de geestesstoornissen en het kolonialisme:
Omdat het kolonialisme een systematische ontkenning van de ander is, een driftige vastberadenheid om de ander iedere menselijke trek te ontzeggen, daarom drijft het kolonialisme het overheerste volk er toe zich constant de vraag te stellen: 'Wie ben ik eigenlijk?' (191)
In dit citaat wordt ook helder hoezeer de kolonisatie leidt tot een gevoel van niet-identiteit, niet-zijn. In de woorden van Lewis Gordon kun je zelfs zeggen: de gekoloniseerde 'verschijnt' niet, zijn bestaan doet er niet toe, het heeft geen impact op het sociale leven.

Het is dus allerminst evident dat de bevrijding een nieuwe, betere mens oplevert, zoals Sartre geloofde. Het lijkt er eerder op dat die nieuwe mens getraumatiseerd is, op een diepere manier dan de Europeaan. De bevrijding lost dat probleem niet op voorzover die heeft geleid tot nieuwe onderdrukking, maar vooral ook omdat de gekoloniseerde zijn niet-zijn volledig heeft verinnerlijkt.
Lees je de indrukwekkende verslagen van stoornissen en martelingen, dan kun je die moeiteloos lezen als iets dat zich na de bevrijding heeft voortgezet.

Het is dan ook maar de vraag of het humanisme de belangrijkste bijdrage van Fanon aan de ethiek is. We kunnen niet meer terug naar het onbekommerde verlichtingshumanisme, maar ook niet meer naar het marxistische humanisme van het type Sartre waar Fanon nog in lijkt te geloven, waarin de mens zelf in staat is zijn bewustzijn gelijk op te laten gaan met de geschiedenis en zich zodoende te ontdoen van alles wat hem stoort.

Komen we daarmee automatische terecht in die andere kant van Fanon, zijn bezetenheid door de dood, zijn gevoel voor tragiek? Het lijkt er sterk op, ook wanneer we Lewis Gordon lezen. Hij legt een verband tussen het woord damnés (damnatio) uit de titel van Fanon en het Hebreeuwse adamah, grond. Iemand die verdoemd is, wordt op de grond gedrukt. Moeilijker te volgen is Gordon wanneer hij vanuit deze etymologie terechtkomt bij het inferno. Het is duidelijk dat de grond een hel wordt wanneer de mens wordt gedehumaniseerd zoals in de (post)kolonisatie. Maar in welke zin kun je in zo'n hel nog van aarde of grond spreken? Zijn het niet vooral het  (gemartelde) lichaam en de taal die hier spreken, zoals bijvoorbeeld Dante, wiens poëtische inslag herkenbaar is in Fanons indrukwekkende stijl?

Het is zeker mogelijk de grond op een politieke manier te interpreteren, als de plaats waar de mens wordt geboren als natie (Arendt, Fanon). 'De verworpenen der aarde' zou dan zoiets als een tautologie zijn, de 'geaarden der aarde'. Met de bezetenheid door de geboorte (van mens, volk, nieuwe mens) correspondeert de bezetenheid door de dood. We komen bijna vanzelf terecht in het thema van de 'geworpenheid' van Heidegger waarmee Gordon op zijn manier met het besef van contingentie zijn artikel over Fanon besluit.

Die contigentie is politiek, zo maakt Gordon duidelijk, doordat - in een racistische context - de ene groep aan de andere duidelijk maakt dat ze allebei contingent zijn, maar de ene wat meer dan de andere, hun levens zijn iets minder waard dan de andere. Het gevolg van dit inzicht kan geen vreedzame acceptatie zijn, omdat alleen al het verschijnen van de uitgeslotene wordt gezien als een overtreding, een onacceptabele daad.

Laat je deze lessen tot je doordringen, dan is het te kort door de bocht om Fanon te reduceren tot zijn psychiatrische kant, en hem te ontdoen van zijn marxistische dialectisme. Via Fanon krijgen we de kans allerlei filosofische vragen vanuit een minder vertrouwde, verontrustende context opnieuw te stellen en te doordenken.

http://www.africafilms.tv/medias/0/35/40/@/3540_full_1062_frantz_fanon_memoire_d_asile___copie.jpg

Geen opmerkingen:

Een reactie posten