woensdag 25 december 2024

De wereld trekt zich samen - Patočka en retrait

De negatie zit ons in de weg. We wilden denken in mogelijkheden, nee leven in mogelijkheden. Dit sprak onze Tsjechische held Jan Patočka aan in de filosofie van Heidegger. We lijken dan al in de kaders van Aristoteles te zitten, want het zijn is verdeeld in mogelijkheid en realisering, dunamis en energeia. Daarmee zadelen we ons wel weer met een nieuw probleem op. Hoe kunnen we het onderscheid begrijpen zonder terug te vallen op nietszeggendheden, open deuren die ons geruststellen maar de filosofie niet openleggen? Daarom grijpt Patočka niet graag terug op woorden die ons buiten de wereld brengen. Zoals existentie. Het feit dat we bestaan zegt hem niets, we willen graag weten wat het is, we vragen naar het zijn van de zijnden, naar de essentie.

Wellicht ook daarom blijft de term negatie ons in de weg zitten. En daarmee misschien ook de hele Aristoteles. We volgden een tijdje geleden Agamben, die ontevreden was over de uitleg van het begrip materie door Aristoteles (zie deze blog). Hij zegt vooral wat het niet is. Er is materie en vorm, we kunnen de tien categorieën onderscheiden. Materie is wat overblijft na de negatie van de vorm, materie is sterèsis, beroving. Daarbij komt dat Aristoteles zich daarmee de toegang versperd had om het moeilijke begrip chora van Plato juist te duiden. Chora wordt meegezogen in de negatie, het is iets vooral niet.

Ik wacht nog op de gedachten van Patočka over Plato, nu ik zijn boek over de natuurlijke wereld uit heb. Het is een Aristoteles-boek, het gaat over mouvement, κίνησις, een woord met een positieve klank, het is energeia, realisering, actie Als we goed kijken, buigt Patočka ook het begrip possibilité om naar actie. Lezen we nogmaals die intrigerende zin: 'Le fait de vivre dans une possibilité est ici aussi une saisie, une réalisation de cette possibilité et, partant, une modalité de la praxis.' (p.199) Mogelijkheid en actie schuiven in elkaar, leven in mogelijkheden wordt een greep, een realisering. Lees je verder, dan probeert Patočka een doorbraak te verwoorden naar de vrijheid, dus naar het openhouden van mogelijkheden. Er moeten dus in zijn filosofie op een of andere manier aanwijzingen schuilen voor een positieve invulling van mogelijkheden, waardoor we deze als iets primairs kunnen zien, en niet alleen als een verzwakte, genegeerde versie van de actie.

Al lezend in Patočka had ik vaker het idee dat je interessante gedachten niet altijd in het centrum van zijn argumentatie vindt, maar op een meer terloopse manier. Zo gaat Patočka met Heidegger mee in zijn kritiek op de reductie bij Husserl. In de fenomenologie start het zoeken naar de essentie van de dingen bij het verschijnsel. Maar het gaat niet om het verschijnsel als zodanig, als het object van waarneming. Reductie houdt in dat we het zijnde met ons denken terugbrengen tot een zodanige toestand dat we toegang krijgen tot de essentie van dat zijnde. Dit houdt in dat we dit zijnde 'uit de wereld' halen. Dat laat zijn sporen na wanneer we vervolgens dit zijnde weer in de wereld plaatsen. We begrijpen het dan (onbedoeld) als iets buitenwerelds in de wereld. Patočka wijst bijgevolg de husserliaanse reductie af omdat die hem in de weg staat bij het begrijpen van de wereld.

Tot zover de argumentatie. Mijn vermoeden is dat er in de marges, op een meer terloopse wijze, toch iets opduikt wat misschien geen reductie is, maar wel een terugtrekkende beweging. Lees bijvoorbeeld deze zin, in het slotessay 'Le tout du monde et le monde de l'homme':

'Bien qu'on n'y rencontre que des contingences, qu'on n'y puisse rien expérimenter réellement si ce n'est du contingent, le tout du monde n'est pas la "somme" des contingences singulières, mais celles-ci forment seulement en lui des "limitations" dont l'ensemble renvoit au tout préalable de l'ajointement du monde qui demeure en retrait dans tous les phénomènes.' (p.269)

Mij viel niet zozeer het door Patočka gecursiveerde préalable op, maar het onopvallende, terloopse en retrait. Er is wellicht een samenhang. Doordat de 'ajointement' (de orde van de wereld die bestaat uit aan elkaar grenzende zijnden) zich terugtrekt uit de verschijnselen kan elk zijnde zich tot het zijn verhouden, zonder dat we het zijn opvatten als iets buiten de wereld, en daardoor is deze orde ook denkbaar als iets 'prealabels', iets dat voorafgaat aan de verschijnselen. Het is geen reductie omdat de wereld zelf niet als iets buiten de wereld bestaat. Maar het is ook niet zonder meer een binnenwerelds zijnde, omdat we anders de wereld weer zouden opvatten als een som van alle afzonderlijke contingente zijnden.

De term retrait doet mij denken aan de verwijzing naar de joodse Kabbala, waar gezegd wordt dat het oneindige (Ein Sof) zich terugtrekt om ruimte voor de zijnden te laten ontstaan. In het recente boek van Agamben komt hij erop terug om een verband te leggen met het begrip rest (mijn bespreking van dat boek in deze blog). Wat me in deze context interesseert is dat Agamben de mystiek-expert Gershom Scholem volgt in zijn nadere bepaling van deze terugtrekking. We moeten deze niet zien als een vertrek naar een andere wereld, of iets buitenwerelds. Wat we terugtrekking noemen wordt door Scholem gezien als samentrekking in zichzelf. Het woord lijkt bijna een onomatopee: tsimtsoem. Het (de) oneindige trekt zich samen tot een niets, en de zijnden zijn wat overblijft.

Het gaat er hier niet om, de mystieke ervaring naar voren te schuiven als correctie op Patočka. Integendeel, ik volg hem graag in zijn beweging om na te denken over het in de wereld zijn. De vraag blijft hoe we dit in de wereld zijn kunnen opvatten als opening naar die wereld. Het verklaart mede waarom Patočka teruggrijpt op Kant. Hij maakt zelf in zijn filosofie een beweging door, zo lijkt het, van Descartes naar Kant, de filosoof die nadenkt over de grenzen en over de ervaring. Kant ziet de totaliteit van de ruimte als iets dat voorafgaat, préalable, aan zijn begrenzingen. We zijn op zoek naar een opvatting van de wereld waarin de oneindigheid samengedacht wordt met zijn begrenzingen. Blijven we Descartes volgen, zelfs in zijn zwaar gecorrigeerde vorm van de fenomenologie, dan vallen we steeds voor de verleiding om eerst buiten de wereld te stappen, alsof daar een andere, betere wereld op ons zit te wachten, of een panic room.

Misschien raken we nooit helemaal verlost van die verleiding, want de terloopse formule en retrait blijft moeilijk te onderscheiden van de bekritiseerde fenomenologische reductie. Buigen we deze formule terug tot de idee van samentrekking in zichzelf, dan kunnen we blijven vasthouden aan de idee of ervaring dat we in de wereld zijn. Bovendien lijken we dan tevens ook verlost van de verleiding door Heidegger, die verknocht bleef aan de mens, blijkens het verhaal van het Ereignis, het zijn dat zich op een geprivilegieerde wijze verknoopt met de mens. Zou je denken. Maar Patočka wil hier toch geen afstand van nemen, in zijn essay over de wereld.

Hij gaat een heel eind met zijn gedachte van een wereld die voorafgaat aan de zijnden, waarin de zijnden zich tot elkaar kunnen verhouden dankzij iets dat eraan voorafgaat, dat voor hen ruimte heeft gemaakt. Maar dit zou kunnen neerkomen op een wereld zonder centrum, of een wereld met alleen maar centra, wat op hetzelfde zou neerkomen. We zouden de wereld zien als iets dat dan misschien wel bestaat, maar waar we geen boodschap aan hebben, een wereld waarvan we het belang niet zien.

Daarom is er een verschijning nodig, de wereld moet aan mij verschijnen. Het is dan misschien niet de exclusieve manier van de wereld om te bestaan, maar voor mij wel van het hoogste belang. Anders, zo zegt Patočka het, 'manque la clarté de l'intéressement à soi-même, le se-rapporter intérieurement à soi et à l'autre.' (p.269). Het is dus een bepaald begrip van negativiteit, het ontbreken, gebrek, manque, dat Patočka wil vermijden. De wereld is er, niet alleen voor ons, maar zeker ook voor ons.

We zouden deze beweging op twee manieren kunnen opvatten. Enerzijds als een beweging van het menselijk denken. We willen best nadenken over de wereld, maar dan moet die wereld wel aan ons verschijnen, anders zien we er het belang niet van. Anderzijds, en dat is wat Patočka hier probeert, kun je deze beweging ook zien als een beweging van de wereld zelf. De wereld transformeert in een monde environnant, een milieu, waarin de mens zich centrum kan voelen.

Misschien, met wat goede wil en een beetje fantasie, zou je deze transformatie van de wereld kunnen zien als een zichtbare, waarneembare vorm van de samentrekking van de wereld, een tsimtsoem waar voor de mens ruimte ontstaat. Iets van deze beweging hadden we eerder al gezien, in het essay over Aristoteles, waarin we aan de wereld als geheel een eigen beweging toeschrijven. Dankzij de beweging van de wereld zijn we in staat om verder te kijken dan onze omgeving, of om de wereld te zien als onze omgeving, ons milieu.

Blijf ik toch zitten met een ontevreden gevoel. We startten met de wens om de wereld te begrijpen zonder gebruik te maken van de negatie. Als we samentrekking zien als iets positiefs, het oneindige dat zozeer verlangt naar een begrensde wereld dat het zich samentrekt, dan hebben we in principe toegang tot een verlangen dat geen manque is, maar pure positiviteit. Patočka wil verder dan Heidegger, verder dan het verhaal dat dicht in de buurt van de mens blijft. Maar bij de grens van zijn denken beland, lijkt hij terug te schrikken voor een koud heelal, een heelal waarin de mens er niet toe doet.

Ik wil niet kritisch worden, niet negatief. Misschien moeten we deze terugschrikkende beweging zelf ook wel opvatten als tsimtsoem, als onvermogen om van de wereld echt te houden, zonder reserve. We eisen van de wereld dat die aan ons verschijnt, in zijn schijnbare oneindigheid, zijn oneindige schijn. Hoe dan ook, de positie van Patočka is in beweging, ze is natuurlijk en menselijk voorzover ze in beweging is. Daarachter gaat misschien een rustpunt schuil, iets wat de beweging in stand houdt en terugvoert naar wat eraan voorafgaat, het 'prealabele', de grenzen van ons bestaan, geboorte, dood, en de grenzen van de wereld.

Zo komen we wellicht weer bij Plato en Timaeus, het gedachtenexperiment waar we het ontwerp van de wereld delegeren aan een demiurg. Opdat we zelf even rust hebben, ofzo. Ben benieuwd of Patočka hierover iets te melden heeft.

Free Cosmic Face Emerges Image | Download at StockCake



Geen opmerkingen:

Een reactie posten