Pascal Gielen voert een traditioneel intellectueel pleidooi voor de zondag, de dag van het nietsdoen, de luiheid. Je wordt wel doorbetaald, maar zonder dat je iets doet.
Daarmee volgt Gielen het spoor van Agamben die in Il regno e il gloria de economie eveneens probeerde te laten uitlopen op een zevende dag. De schepping moeten we niet bezien vanuit de arbeid maar vanuit zijn schijnbare tegendeel, de rust.
Toch zet Gielen andere accenten. Hij gelooft in creativiteit en vindt het erg jammer dat die totaal verpest wordt door het kapitalisme in zijn huidige neoliberale gedaante. Dat neoliberalisme is bang voor creativiteit die controle en meetbaarheid verstoort. Het is erin geslaagd de kunst te verbannen van het betaalde werk naar de linkse hobbysfeer.
Gielen trekt de lijn van de Frankfurter Schule door. Die zag nog wel iets in de hogere kunst als uitwijkplaats voor de commerciële cultuur. Maar nu is het nog erger geworden. Alles wordt gemanaged, of het nu André Hazes is of de symfonieën van Hans Werner Henze. De regels gaan het spel vooruit, en daarom is de creativiteit bij voorbaat geprogrammeerd en ingeperkt. Alles wordt in de richting van conventionaliteit gedreven. Buiten en in de kunst bijvoorbeeld door professionalisering en teamwork, ook in het onderwijs geen onbekende.
Het geliefkoosde model van Gielen is dat we eruit stappen, de eenzaamheid zoeken (check) en daarna met een frisse duik (uncheck) er weer in kunnen springen. Typisch zo'n metafoor van Sloterdijk. Erin springen, in de gehorizontaliseerde sfeer van het water, kan weer als je van buiten komt, als je voor je zwemt eerst springt.
Daartegenover staat dan toch weer Agamben, In zijn beschouwing over zijn leven, zijn 'Zelfportret' (Autoritratto nello studio) neemt Agamben de pose over van Hölderlin, Walser en Kafka die zich geheel buiten het openbare leven stellen. Ze worden een soort plant, omdat de samenleving is doorgedraaid en deelnemen hun niets meer te bieden heeft. Agamben besluit met een blik op een grasveld in plaats van de traditionele blik op de sterrenhemel. God is gras, alle soorten, alle groenvarianten en bloemetjes ertussen.
Is Agamben niet gevlucht voor het kapitalisme, dat de grasvelden rond de dorpen allang heeft gehomogeniseerd tot een volstrekt monochroom groen? Geert Mak bezocht enkele maanden geleden Jorwerd, en vooral het gras liet hem zien dat God er nu echt vertrokken was. Als God dus gras is, dan is Hij nu echt weg.
Vluchten is ook een kunst. Bij Gielen komen al mijn helden langs, ook Zygmunt Bauman die de vlucht ziet als bijeffect van het onvermogen van mondiale autoriteiten om de grote problemen op te lossen. Het gevolg is dat ze denkbeeldig worden opgelost op lokaal niveau en zelfs door individuen. Die gaan op jacht, koopjes, doelen, resultaten, spektakel.
Gielen betoont zich loyaal aan de kritische traditie en wil repolitiseren. Mooi, hulde. Agamben lijkt zich terug te trekken uit de rebellie, we zien in zijn zelfportret bijna niets terug van de Italiaanse rebellen Hardt en Negri (en anderen) die Gielen bijlichten op zijn herformulering van creativiteit.
Bijna niets... het niets van de zondag, de gereformeerde zondag voordat ook deze voor de bijl ging van de koopverslaving en het werk. Voor Agamben is creativiteit de eerste en tweede creatie. Je maakt iets, maar wat je maakt is een mogelijkheid, en die mogelijkheid blijkt iets te zijn wat kan worden gerealiseerd en niet gerealiseerd. Zie Melville's Bartleby op Wall Street. Het eindigt met het niets, maar wel van alle mogelijkheden.
Het wordt me langzaam duidelijk dat de zondag van Agamben die is van de poëzie. Poëzie is de kunst van je inhouden, terughouden. Bijna al Agambens vrienden waren dichters. Bij Gielen gaat het om de beeldende kunst, de kunstenaar die eigenlijk al vervangen is door de spektakelheld die levende koeien doormidden zaagt omdat daar aan valt te verdienen.
Daar zitten ze dan, de dichters en de beeldende kunstenaars, op onze zondag. We weten niet wat we ermee aanmoeten. Moeten we hen het werk in slepen, weg van de zondag? Of moeten we een soort narren van hen maken, die we toestaan om op zondag hun beledigingen naar ons te spugen?
Een licht spookachtig effect, dat is wat ik erbij merk. We palmen de kunst in, maar er blijft een vaag effect dat misschien meer kunst is, creatiever, dan al ons geflirt met creativiteit en kunst. Inclusief, zou ik zeggen, de levenskunst, die inlijving van de creativiteit binnen de ergst denkbare conventionaliteit...
Pascal Gielen, Creativity and Other Fundamentalisms, 2013
Giorgio Agamben, Autoritratto nello studio, 2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten