Blijkbaar ben ik afgelopen tijd op enige afstand geraakt van Agamben en Foucault. Anders was ik niet zo getriggerd door de reactie van Marcel Möring op het boek van Abou Jahjah vanochtend. Afstand niet in kritische zin, maar als wandelpauze om de afgelegde route te zien kronkelen door het landschap.
Waar ik vooral die kronkels zie, ziet Möring een rechte lijn op een kaart. De rechtlijnigheid van het marxisme van de intellectuelen van de jaren zeventig, die weer paradoxaal zichtbaar wordt in de jargoneske rookgordijnen.
En mijn schok was bijna een schok van herkenning, ik heb afgelopen weken toch vaak moeten denken aan het concept staat bij Foucault en Agamben, dat de economie omvat en waartegen de massa in stelling wordt gebracht, die je nu van Agamben inderdaad, zoals Möring zegt, multitude moet noemen.
Een staat die zeker ook alles te maken heeft met rookgordijnen, getuige het begrip 'gloria' bij Agamben, een schittering van dispositieven en apparaten die in werking worden gesteld, een Opus Dei dat Zijn wezenlijke inoperosità aan het zicht onttrekt. God viert Sjabbat, maar Hij weet het goed te verbergen achter de dienstwerken van Zijn niet aflatende zorg voor de wereld.
Agamben, realiseer ik me nu ook, nadat ik het kennelijk een tijd had verdrongen, is unzeitgemäss door nog zoveel te zien in die Foucault terwijl de karavaan al veel verder is. In diverse blogs heb ik filosofen aan die Foucault herinnerd, nauwelijks beseffend hoe belachelijk zo'n gebaar overkomt. Ben je unzeitgemäss, dan geeft dat niet als je de leeftijd van Agamben hebt, maar wel als je een naïeve buitenstaander bent die al lange tijd buiten het circuit staat. De aangesproken filosoof had je, als hij er tijd voor zou hebben gehad en veel om je had gegeven, fijntjes uitgelegd dat Foucault veel voor hem heeft betekend en hoe diens ideeën doorwerken in zijn nieuwe, zeitgemässe teksten.
Toch wil de kern van Mörings kritiek nog niet tot me doordringen. Is de marxistische oplossing echt zo simpel? Is het genoeg om de macht overal te zien en hem te ontwrichten zodat er vanzelf een rechtvaardigere wereld komt?
Misschien past mij meer bescheidenheid. Wat Möring en de hedendaagse filosofen kennelijk allang weten, is mij nog ontgaan. Ik zal dan ook niet gauw een pamflet schrijven zoals Aboe Jahjah. Ik vermoed dat zijn taal vooral een gebaar is. Iedereen denkt dat hij zwartwit denkt, antisemitisch en voor de Palestijns-arabische rebellie. Maar hij is marxist, zoveel wil hij duidelijk maken. Tegelijk beseft hij zonder enige twijfel dat hij onmiddellijk begrepen wordt, in de kampen waarin het debatklimaat zich voortdurend verdeelt. Hij gebruikt zijn taal niet alleen om de 'staat' te bevechten, maar ook om de 'zionisten' terug te duwen in het kamp van de rechtse populisten en de elites.
Möring speelt dit spel mee maar volgens de spelregels die hij met Abou gemeenschappelijk heeft. Hij doet alsof hij even netjes gewacht heeft, in tegenstelling tot Wieringa en familie De Winter, totdat hij Abou gelezen heeft. Hij wil daarmee vooral duidelijk maken dat hij beschikt over fatsoen, subtiliteit, en zijn tegenstander niet.
Het gaat dus om het gebaar, geheel volgens de definitie van politiek bij Agamben die daarmee weer Benjamin en Deleuze volgt, middelen zonder doel. Een gebaar heeft inderdaad altijd een simpele uitstraling. Politiek kan zo simpel zijn.
Nu wordt het weer tijd om geduldig te zijn. Wat heeft het gebaar te maken met de staat, de economie, de massa, de multitude en de apparaten?
Het lijkt erop dat Agamben in zijn politieke filosofie het gebaar ondergeschikt maakt aan de apparaten. De apparaten controleren de betekenis van gebaren. Denk in deze discussie tussen Möring en Abou aan de apparaten uitgeverij, televisie, krant. Maar daarmee is er nog niet meteen een subject gegeven dat in staat is het leven en de disciplinering op elkaar af te stemmen, in bijvoorbeeld een levenskunst. De apparaten werken namelijk evengoed desubjectiverend als subjectiverend. Precies daarom kunnen het boek van Abou en de kritiek van Möring nooit simpel zijn. Geen van beiden heeft de beschikking over de betekenis van het gebaar van de ander en zichzelf. Alleen al door te verschijnen bij de Bezige Bij, de VPRO en de Volkskrant zal geen van beiden met zijn interventie simpel kunnen slagen.
Een belangrijke categorie bij Agamben is de profanatie, waarmee hij Benjamin met zijn theologische interpretatie van het marxisme volgt. Het kapitalisme zondert de dingen af zodat ze niet gebruikt kunnen worden. Een subject kan alleen ontstaan wanneer die afzondering ongedaan wordt gemaakt, en de dingen weer beschikbaar komen voor iedereen. Het zal dus per definitie niet werken wanneer je in je politiek een bepaalde groep afzondert, bijvoorbeeld het zionisme, zoals Abou doet, of de antisemieten, zoals Möring. Er is enig denkwerk nodig om te zien hoe de afzondering werkt en hoe je die ongedaan kunt maken.
De wandelpauze gaat dus nog wel iets langer duren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten