Er kwamen twee leerlingen op me af om me iets te vragen. Ik liep even weg bij de klas en liet op de gang de leerlingen hun vraag stellen. Of ik nog argumenten had voor filosofieonderwijs op school. Die argumenten hadden ze nodig voor een debatwedstrijd.
Wat doe je in zo'n geval? Kies je voor een lijst van argumenten, kies je voor de kern van de zaak, voor een socratisch gesprek met tegenvragen?
Een ding weet je zeker. Je hebt heel weinig tijd. Daarin moet je je punt scoren. Filosofie is belangrijk omdat...
De situatie is dus uiterst krachtig, vanuit de vraagkant. De filosoof laat zich overweldigen.
We kunnen concluderen dat filosofie niet almachtig is. Wil ze overleven, dan moet ze zich begeven in de economie van argumenten: beperking, listen, ruil, prijzing.
Maar mijn mond was me weer eens te snel af. Ik had gezegd wat ik niet had mogen zeggen: filosofie is totaal onbelangrijk, en dat is maar goed ook. Daarna ging ik hakkelen en vervallen in tegenspraken.
De mond van de dood, dat is mijn filosofie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten