Toen ik met Merel Melchers en 29 andere leerlingen en twee docenten door Rome liep, moest ik denken aan de heilige Barbara. Zij werd rond 200 na Christus door haar heidense vader opgesloten in een toren om haar te vrijwaren tegen jongemannen die naar haar hand dongen. In de toren zaten twee ramen, maar Barbara bedong een derde raam om zodoende steeds te worden herinnerd aan de Drieëenheid van God.
Ik moest daaraan denken
omdat ik tussendoor het boek van Marcia Luyten over Zuid-Limburg van de vorige
eeuw las en daar het verhaal tegenkwam. Barbara was de schutspatrones van de
mijnwerkers. En Merel is geboren in Zuid-Limburg en wil er ooit terugkeren.
Ik publiceer deze blog –
als ik dat al doe – met terughoudendheid, afstandelijkheid en niet dan na
toestemming van Merel zelf. Ik ben een van haar leraren en besef terdege hoe
makkelijk je beschadigd kunt worden als je depressief bent, ook uit eigen
ervaring, ook wanneer de gever van complimenten het allemaal zo goed bedoelt.
Maar de gevaren wegen niet op tegen mijn wens om hier iets te laten oplichten
van de waarde voor mij van Merels boek, In
de toren – Leven met een depressie. Zo kan ik hopelijk ook iets terugdoen
voor het gegeven dat zij als een soort schutspatrones naast mijn blogs
verschijnt.
Barbara dus, met daarnaast
Plato. Ook al zo’n autoriteit van het ondergrondse, met zijn grotvergelijking.
Bij Merel verschijnt op bladzijde 155 iets wat je een KCV-presentatie zou
kunnen noemen, maar – los van de uitstekende presentatie over sterke vrouwen in
de Oudheid die ze in de klas gaf – van nog grotere waarde. Merel gidst me door
het verhaal van Plato dat ik na zoveel keer lezen helemaal dacht te kennen. Ze
zit op haar kamer te mediteren:
‘Ik voelde me rustig en vredig worden. Toen ik klaar was, was ik echter niet helemaal tevreden. Ik zou willen dat ik ook in die andere dimensies zou kunnen komen. Ik zou ook willen uittreden en een groter deel van het universum zien. Indien er meer is dan dit, uiteraard. Dit is toch Gods schepping? Maar hoe groot is de kans dat we niet alles van de schepping kunnen zien, net als dat verhaal van Plato dat we alleen schaduwen in een grot zien. In dat verhaal kom je ook op een dag uit de grot en zie je wat er werkelijk is, maar het is overweldigend en je vlucht terug de grot in. Je wil niks meer zien dan schaduwen. Zou ik meer willen zien of zou ik vluchten? Ik was bang voor de dingen die ik zag. Dat zouden geesten kunnen zijn. Daar zou ik er toch niet meer van willen zien? Of wel? En is het mogelijk om in dit aardse leven dichter bij God te komen staan en meer van Zijn creatie te kunnen begrijpen? Is het mogelijk om werkelijk verlicht te worden? Voor nu waren het mooie vragen waar ik graag over nadacht, maar het enige wat ik kon doen om een stapje dichter bij een nieuwe dimensie te komen, was mediteren. Ik vond het vaak ook lastig om langer dan tien minuten stil te zitten en na drie minuten stroomden er vaak al gedachtes binnen. Ik zou als eerste moeten leren om geduldig te zijn. Ik had er in ieder geval een nieuw doel bij, net als het schrijven. Het was iets om me aan vast te houden. Daarbij was mediteren fijn, of ik er spiritueel van groeide of niet. Compleet vredig stapte ik in bed en bedacht me hoe dankbaar ik was voor deze staat van zijn en mijn zachte lakens en kussen. Hier was ik waar en wie ik wilde zijn. Ik zette zachte tonen voor mijn hartchakra op en viel in slaap.’
De grot van Plato kent
slechts schaduwen, een buitenwereld en de weg ernaartoe. Daardoor zijn beide
opties, blijven in de grot en buiten blijven, onmogelijk. Binnen de grot zit je
vast in je comfort, buiten de grot ben je overgeleverd aan de pijn van het
zonlicht.
Maar je kunt ook binnen
verblijven met uitzicht naar buiten. Dat vertellen de verhalen van Barbara en van
Merel. Je hebt dan het comfort en het doel om te leren, te leren teneinde
verlicht te worden.
We tellen nu twee ramen,
het schrijverschap en de meditatie. Kent de toren van Merel nog een derde raam,
een raam dat haar net als de heilige Barbara herinnert aan de goddelijke
Drieëenheid, laten we zeggen aan redding hier en nu?
Met enige aarzeling kies
ik het motief van het stigma. Het verschijnt bij Merels boek op de achterflap:
‘Dit boek heeft ze geschreven om het stigma van eetproblemen en depressie te doen
afnemen.’ Bij heiligenverhalen duidt stigma op de wonden in handen en voeten die
je van God geschonken krijgt om te delen in de redding van de mensheid door
Christus via het kruis. Bij Barbara is ook sprake van wonden, het gevolg van
foltering door haar vader. De wonden genezen wonderbaarlijk.
Uiteraard lees je bij
Merel over een vader (haar vader, die me overigens een totaal ander mens lijkt
dan de wrede vader van Barbara), over zijn kind (zijzelf) en over geesten,
zoals in het citaat hierboven. Maar Drieëenheid? Daarvoor moeten we toch rare,
geforceerde sprongen in de interpretatie maken. Laat ik hier weer eens de gedaante van leraar
klassieke talen aannemen en het spoor van de taal volgen. Het Griekse woord
‘stigma’ of ‘stigmè’ betekent namelijk ‘punt’. Het kan een punt in de ruimte
zijn (de mediterende Merel) maar ook een punt in de tijd, het nu van
Aristoteles.
Aristoteles beschouwt het
‘nu’ als een stigmè, maar ook als een τοδε τι, een ‘dit
iets’. Hij bepaalt het ‘dit iets’ als het ‘eerste zijnde’ dat we kunnen
toekennen aan een mens of ding. Daar voorbij is geen preciezere definitie van
dat ding mogelijk. Tegelijk wordt nooit het verwijzingskarakter opgeheven, dat
in het ‘dit iets’ vervat ligt. Je kunt iets nog zo precies definiëren, als iets
dat er nu is en hoe het nu is, het is tegelijk ook al iets van het verleden.
Het stigma is het moment dat al voorbij is wanneer je het benoemt, maar tevens
wat nu gebeurt, nog voordat je het benoemt. Ondeelbaar maar (net als Gods
Drieëenheid) in verschillende gedaanten.
Even kortsluiten.
Het stigma van depressies
vermindert Merel door te schrijven en geduldig te leren, al mediterend. Maar er
is nog een derde weg, een derde raam dat zij laat aanbrengen in haar boek. Ze
verwijst naar niets minder dan de redding die vervat ligt in het nu, het nu van haar depressie. Dat nu is
tegelijk al verleden tijd, het is met andere woorden altijd al gesplitst tussen
verleden en nu. Daarmee is ook de verwijzing zelf gesplitst, tussen verhaal en
wat hier en nu gebeurt.
Zonder Aristoteles te
noemen geeft Merel een hartverscheurende maar ook voor mij verhelderende
beschrijving van het aristotelische stigma
die voor mij de kern van haar boek vormt. Ik laat haar zelf aan het woord:
Merel rekent hier voor mijn gevoel af met elke romantisering van de depressie als iets waar je in zou kunnen verblijven, en met de idee dat er een eenvoudige uitweg uit de depressie is. Het probleem met de beide andere ramen, het schrijverschap en het mediteren, is dat ze wel uitzicht bieden maar soms niet onmiddellijk helpen.‘Het voelde al weer eeuwen geleden dat ik met Anna had staan roken, terwijl ik daarna eigenlijk niet veel meer heb gedaan. Ik voelde niet dat ik nog verder kon. Ik wilde niet hier zijn, niet ergens anders. Ik wilde door tijd verscheurd worden en dan compleet verdwijnen. Op zo’n moment leef ik niet in minuten maar in Momenten. Dat is een tijdseenheid die niet te tellen is. Een Moment is de hoeveelheid tijd die passeert voordat ik voel dat er tijd voorbij is gegaan. In een Moment staat de tijd voor mijn gevoel stil. Dat zijn tijden waarop ik weg wil, omdat ik niet weet wat ik met het moment aanmoet. Het wordt ondraaglijk. Ik denk niet aan de gevolgen als ik zelfmoord moet plegen. Ik denk alleen: ik moet hier weg. Op zo’n moment is de pijn zo groot dat ik niet per se voor altijd wil stoppen met leven, maar dat ik op dat moment niet verder kan. Ik moet gewoon weg, de pijn doen stoppen. Er is maar één manier. (p.67)
Wat is dan die ene manier
die onmiddellijk redding biedt? Is dat het snijden en de zelfverachting waarmee
Merel steeds vooruitloopt op het stigma van de anderen? Vast wel. Maar het
stigma is bovenal het Moment zelf, het moment dat zich toont als onmacht. Alle oplossingen en uitwegen
worden als het ware buiten werking
gesteld. Dat moment – hoe verschrikkelijk ook – is reddend omdat precies
dan blijkt dat de depressie zelf onmogelijk is. Weggaan uit dit moment is
alleen mogelijk wanneer je weggaat uit de depressie. En dat is alleen mogelijk
wanneer je dit moment accepteert, ervaart, benoemt.
Ik ben geen therapeut, ik
probeer alleen de betekenis te peilen die het boek van Merel voor mij heeft en
wil dat delen met de lezer. Merel heeft me gezegd dat ze blij is met reacties
van lezers die in haar beschrijving iets herkennen van hun eigen depressie.
Opnieuw moet ik denken aan de heilige Barbara. Ze wordt in Zuid-Limburg
afgebeeld met een lamp. Barbara en Merel streven niet alleen naar verlichting,
ze brengen die ook.
Schelmentoren Heerlen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten