De tegenstelling tussen Plato en Aristoteles is behalve in de metafysica ook zichtbaar in hun politieke ideeën. Aristoteles is de man van de vriendschap, de gezamenlijke actie met mannen die iets anders willen dan jij. Plato is de man die voor het uiterste gaat, nog liever verliest dan verwatert. Is een wachter die de adviezen van zijn filosofische vriend niet kan realiseren wel geschikt?
In de werkelijke politiek lijkt de aristotelische opvatting het te hebben gewonnen. Het is ondenkbaar dat we niet gericht zijn op gezamenlijke actie met andersdenkenden. Het alternatief is depolitisering, die volgens Hannah Arendt zowel de vorm van 'making' als van 'labour' kan aannemen. De platoonse politeia is daarmee ondenkbaar geworden.
Misschien moet je zeggen: het platonisme is een spook van de politiek geworden. Vanochtend herinnerde Zijderveld eraan dat de verzorgingsstaat een uitvinding van de Engelse liberalen is, niet van de socialisten. De particulieren moeten met hun fondsen voorkomen dat de verzorging de staat uit zijn voegen laat groeien. Allemaal erg redelijk en doelgericht. De socialistische overname heeft volgens Zijderveld op den duur geleid tot het 'afschudden van de ideologische veren' en vermarkting. De staat, zo kun je Zijdervelds visie misschien samenvatten, blijkt een spook dat opduikt en wegduikt.
Ander voorbeeld. De verzuiling (die in Nederland garant stond voor de verzorgingsstaat) presenteerde zich als religieuze grootheid. Het overleg tussen de zuilen zou je als aristotelische actie (praxis) kunnen zien. Ze riep daardoor steeds zijn platoonse tegenhangers over zich af, vooral de kerken.
De platoonse politiek is nog zwanger van raadsels. Hoe verhouden zich de filosofen en andere wachters tot elkaar? Hoe filosofisch zijn die leiders, en hoe ver kunnen de echte filosofen opgaan in de politiek zonder hun gerichtheid op de ideeën kwijt te raken? Als voorbeeld kun je denken aan de totalitaristen. Ze nemen geleidelijk steeds meer pragmatische en opportunistische beslissingen. De echte filosofen worden dan gedwongen deze transformatie als cynisme of 'Realpolitik' in hun beschouwingen te verdisconteren. Met andere woorden: de realistische leiders kunnen steeds meer zelf als filosofen worden getypeerd, of ze nu ideologen zijn of niet.
De aristoteliaan of hegeliaan zal het platonisme zonder veel moeite horizontaliseren. De platonist bergt daarentegen een zekere weerstand in zich. Zijn verticalisme loopt uit op een fiasco, maar zijn werkelijke invloed bestaat in de uitvinding van meervoudige virtuele verticaliteit. Het echte platonisme volgt Foucault in zijn microfysica van de macht, maar houdt halt voor de suggestie van horizontalisering die erin schuilt. Het raadsel van de meervoudige verticaliteit blijft daarmee recht overeind.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten